[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen)

Eindtekst

Nummer: 2012D30752, datum: 2012-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z22308:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

14 juni 2012



	Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele
andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen
bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de
positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen
(plattelandswoningen) 







VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in
algemene zin de planologische status van gronden en opstallen, en niet
langer het feitelijk gebruik, bepalend te laten zijn voor de mate van
milieubescherming van die gronden en opstallen, en dat het daarnaast
wenselijk is de positie van agrarische bedrijfswoningen in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet geluidhinder, de Wet
milieubeheer en de Wet geurhinder en veehouderij aan te passen teneinde
de vitaliteit van het platteland te verhogen zonder de bedrijfsvoering
van omliggende agrarische ondernemingen onnodig te beperken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.1a

1. Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een
landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan, de
beheersverordening of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste
lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de
omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, wordt met
betrekking tot die inrichting voor de toepassing van deze wet en de
daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting,
tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder landbouwinrichting
verstaan: inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische
activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het
fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel
activiteiten die daarmee verband houden worden verricht.

B

Aan artikel 2.14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Bij de toepassing van het eerste lid worden gronden en bouwwerken in
de omgeving van de inrichting in aanmerking genomen overeenkomstig het
bestemmingsplan, de beheersverordening, of, indien met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de
beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 februari 2011 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van
diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van ... tot
wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de
geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet
geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium
geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet
geluidproductieplafonds) (32 625) tot wet is of wordt verheven en
artikel I, onderdeel A, van die wet in werking treedt, wordt artikel 1
van de Wet geluidhinder als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving van “ander geluidsgevoelig gebouw” komt te
luiden: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen
gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan
bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de
bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond
van het bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38
van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel
2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de
omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van
laatstgenoemde wet;.

2. De begripsomschrijving van “geluidsgevoelig terrein” komt te
luiden: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen
terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen
geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van
het gebruik dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de
beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke
ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de
beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in
artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet;.

3. De begripsomschrijving van “woning” komt te luiden: gebouw of
gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het
bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de
Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12,
eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de
omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van
laatstgenoemde wet;.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de
invoering van geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk
IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering
instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (32 252) tot wet
is of wordt verheven en in werking treedt, komt in artikel 11.1, eerste
lid, van de Wet milieubeheer de begripsomschrijving van
“geluidsgevoelig object” te luiden: bij algemene maatregel van
bestuur als zodanig aangewezen gebouw of terrein dat vanwege de
bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij
wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is
toegestaan op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van
de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel
3.26 of 3.28 van die wet daaronder mede begrepen, de beheersverordening,
bedoeld in artikel 3.38 van die wet, of, indien met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de
omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van
laatstgenoemde wet;.

ARTIKEL IV

De Wet geurhinder en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 wordt aan het slot van de begripsomschrijving van
“geurgevoelig object” toegevoegd: , waarbij onder “gebouw, bestemd
voor menselijk wonen of menselijk verblijf” wordt verstaan: gebouw dat
op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet
ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of
3.28 van die wet daaronder mede begrepen, de beheersverordening, bedoeld
in artikel 3.38 van die wet, of, indien met toepassing van artikel 2.12,
eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de
omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van
laatstgenoemde wet mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk
verblijf.

2. Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid is artikel 1.1a van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing op het nemen
van een beslissing als bedoeld in dat lid. De eerste volzin is niet van
toepassing op gevallen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, voor zover
het betreft een geurgevoelig object dat op of na 19 maart 2000 heeft
opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, en artikel 14,
tweede lid.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4