[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33192, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 13 juli 2012)

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2012D31069, datum: 2013-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z04115:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 17 (2e Nota van wijziging d.d. 29 januari 2013)



	33 192	Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de
uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de
vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de
identiteitsvaststelling van de vreemdeling







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
mogelijkheden voor het gebruik van biometrische kenmerken in de
vreemdelingenketen uit te breiden in verband met het verbeteren van de
identiteitsvaststelling van de vreemdeling; 

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd: 

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt door een puntkomma in
onderdeel w, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

x. Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische
gegevens:

1˚ Verordening (EG) 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000
betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van
vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de
Overeenkomst van Dublin (PbEU L316); 

2˚ Verordening (EG) 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van
9 juli 2008 betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de
uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa
voor kort verblijf (PbEU L218); 

3˚ Verordening (EG) 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Pb
EU L 243);

4˚ Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van
13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor
verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PbEU L157);

y. persoonsgegevens en verwerking van persoonsgegevens: hetgeen
daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming
persoonsgegevens.

B

In artikel 24, eerste lid, wordt onderdeel d geletterd tot onderdeel c.

C

In hoofdstuk 4 wordt het opschrift “AFDELING 3. BESTUURLIJKE BOETE”
vervangen door: AFDELING 2. BESTUURLIJKE BOETE.

D

In hoofdstuk 8 wordt, onder vernummering van paragraaf 1 tot paragraaf
1a, en wijziging van de titel van deze paragraaf in
‘Gegevensverstrekking en –verwerking’, een paragraaf ingevoegd,
luidende:

Paragraaf 1. Biometrie

Artikel 106a

1. Voor zover op grond van de Europese verordeningen die betrekking
hebben op biometrische gegevens, bedoeld in artikel 1, onder x, geen
gezichtsopname of vingerafdrukken kunnen worden afgenomen en verwerkt,
kunnen van een vreemdeling een gezichtsopname en tien vingerafdrukken
worden afgenomen en verwerkt voor het vaststellen van de identiteit met
het oog op de uitvoering van deze wet. De gezichtsopname en
vingerafdrukken worden vergeleken met de gezichtsopnames en
vingerafdrukken in de vreemdelingenadministratie. 

2. Voor het verifiëren van de authenticiteit van het document, bedoeld
in artikel 9, of de verificatie van de identiteit van een vreemdeling
kunnen voor zover dit niet mogelijk is op grond van de Europese
verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens, met het
oog op de uitvoering van deze wet vingerafdrukken worden afgenomen. Van
deze vingerafdrukken worden één of twee en indien dit geen resultaat
oplevert meer vingerafdrukken gebruikt voor vergelijking met de
vingerafdrukken op het document of in de vreemdelingenadministratie. 

3. Tot het afnemen en verwerken van een gezichtsopname en
vingerafdrukken ten behoeve van de in het eerste en tweede lid genoemde
doelen, zijn uitsluitend bevoegd Onze Minister, de ambtenaren belast met
de grensbewaking, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen
en Onze Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het gaat om het
vaststellen of het verifiëren van de identiteit. 

4. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. gemeenschapsonderdanen, en

b. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel aangewezen
categorie.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over:

a. de wijze van het afnemen en verwerken van de gezichtsopnames en de
vingerafdrukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, en

b. de maatregelen die kunnen worden getroffen in het geval geen
vingerafdrukken van de vreemdeling kunnen worden verkregen.

E

Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder lettering van de onderdelen a en b tot
b en c een onderdeel ingevoegd, luidende:

a. de gezichtsopnames en vingerafdrukken, bedoeld in artikel 106a,
eerste lid;. 

2. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw), wordt voor “persoons- en
verwijsgegevens” ingevoegd “andere” en wordt na “volgens”
ingevoegd: een.

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. De vreemdelingenadministratie heeft tot doel de verwerking van:

a. de in het eerste lid, onder a, bedoelde gegevens voor de uitvoering
van deze wet, de Rijkswet op het Nederlanderschap en de daarop
gebaseerde regelgeving;

b. de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde gegevens, voor zover dat
noodzakelijk is voor: 

1˚. het ter verificatie, controle en verwijzing beschikbaar stellen van
de identificatie- en verwijsgegevens van vreemdelingen;

2˚. de uitvoering van deze wet, de Rijkswet op het Nederlanderschap en
andere, bij regeling van Onze Minister aan te wijzen wettelijke
voorschriften;

3˚. de evaluatie van bestaand beleid en de voorbereiding van nieuw
beleid.

4. In het vierde lid wordt na “Uit de vreemdelingenadministratie
worden” ingevoegd: , met uitzondering van gezichtsopnames en de
vingerafdrukken, bedoeld in het eerste lid,.

5. Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot het
zevende tot en met elfde lid worden twee leden ingevoegd luidende:

5. Onverminderd het in het tweede lid, onder a, genoemde doel, en in
aanvulling op het bepaalde bij of krachtens artikel 107a, kunnen
gegevens als bedoeld in het eerste lid, onder a, uitsluitend beschikbaar
worden gesteld met het oog op:

a. het verstrekken van een reisdocument door een diplomatieke
vertegenwoordiging ten behoeve van terugkeer;

b. de identificatie van slachtoffers van rampen en ongevallen;

c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

d. de toepassing van artikel 55c van het Wetboek van Strafvordering, en

e. de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2002.

6. 6. De verstrekking van gegevens betreffende de vingerafdrukken van de
vreemdeling uit de vreemdelingenadministratie in de gevallen bedoeld in
het vijfde lid, onderdeel c, ten behoeve van de opsporing en vervolging
van strafbare feiten vindt slechts plaats in geval van een misdrijf
waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en na schriftelijke
machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van
justitie:

a. indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een
vreemdeling is, of 

b. in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een
dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de
opheldering van het misdrijf.

6. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden: 

7. Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd
verplicht Onze Minister de gegevens en inlichtingen te verstrekken die
Onze Minister behoeft voor de uitvoering van deze wet en voor de
uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Deze bestuursorganen
kunnen daarbij gebruik maken van het vreemdelingennummer, het
burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene
bepalingen burgerservicenummer, en van andere, bij regeling van Onze
Minister aangewezen, nummers.

7. In het achtste lid (nieuw) wordt “vierde en vijfde lid” vervangen
door: vierde tot en met zevende lid.

8. Het negende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd: 

1° Onderdeel a komt te luiden: 

a. de in de vreemdelingenadministratie op te nemen gegevens, de
vastlegging van die gegevens en de doorlevering van die gegevens;.

2° Na lettering van de onderdelen b en c tot c en d wordt een onderdeel
ingevoegd, luidende:

b. de vernietiging van de in de vreemdelingenadministratie opgenomen
gegevens, waarbij geldt dat gezichtsopnames en vingerafdrukken nooit
langer worden bewaard dan tien jaar nadat de aanvraag tot het verlenen
van een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen, of, in geval van
rechtmatig verblijf, de betrokken vreemdeling wiens rechtmatig verblijf
is geëindigd, Nederland aantoonbaar heeft verlaten, dan wel, indien
tegen de vreemdeling een inreisverbod is uitgevaardigd of de vreemdeling
ongewenst is verklaard, tien jaar na afloop van de geldigheidsduur van
het inreisverbod onderscheidenlijk de ongewenstverklaring, en deze
gegevens in ieder geval worden vernietigd zodra Onze Minister bekend is
dat de betrokkene niet langer behoort tot de categorie vreemdelingen
waarvan deze kunnen worden afgenomen;.

9. In het tiende lid (nieuw) wordt “vierde en vijfde lid” vervangen
door: vierde en zevende lid.

ARTIKEL II

1. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van deze wet in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de
wenselijkheid van gehele of gedeeltelijke voortdurende werking van deze
wet aan de beide kamers der Staten-Generaal.

2. Indien Onze Minister van oordeel is dat voortdurende werking van deze
wet gewenst is, doch dat, gelet op het ingevolge het tweede lid
uitgebrachte verslag wijzigingen gewenst zijn, of indien hij van oordeel
is dat de intrekking van deze wet gewenst is, bevordert hij dat een
daartoe strekkend voorstel van wet uiterlijk binnen negen maanden na het
uitbrengen van het verslag, bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal
wordt ingediend.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4