33346 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D32045, datum: 2012-08-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z15037:
- Indiener: M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2012-09-19 10:29: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-10-03 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2012-11-01 12:00: Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2013-02-13 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2013-02-28 14:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-18 16:30: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2014-06-17 19:15: Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 i.v.m. het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs) (32859) + Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 i.v.m. een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (33346) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-06-24 15:20: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W14.11.0552/IV 's-Gravenhage, 17 februari 2012 Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2012, no.11.003208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten met drugs, drugsgerelateerde delicten en alcoholdelicten waarbij het alcoholgehalte onder de wettelijke grenswaarden ligt. Daarnaast wordt de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders verhoogd van 70 jaar naar 75 jaar. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt onder meer opmerkingen over de verschillende toetsingscriteria in het kader van de recidiveregeling en over de verhoging van de keuringsleeftijd. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Verschillende toetsingscriteria in het kader van de recidiveregeling De huidige recidiveregeling geldt alleen voor verkeersdelicten die zijn gerelateerd aan het gebruik van alcohol in het verkeer waarbij het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder boven de wettelijke grenswaarden ligt, te weten 0,5 promille (ervaren bestuurders) en 0,2 promille (beginnende bestuurders). Kern van de regeling is dat het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt indien de rijbewijshouder binnen vijf jaar na een eerdere onherroepelijke veroordeling opnieuw een ernstig alcoholgerelateerd verkeersdelict begaat en daarvoor onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld is. Betrokkene kan pas weer in het bezit van een rijbewijs komen, indien hij door het afleggen van een rijexamen opnieuw zijn geschiktheid en rijvaardigheid heeft aangetoond. Het wetsvoorstel beoogt het rijden onder invloed van drugs en daaraan gerelateerde verkeersdelicten ook onder de reikwijdte van de recidiveregeling te brengen. Hiertoe worden de artikelen 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994) toegevoegd aan artikel 123b WVW 1994. Artikel 8, eerste lid, van de WVW 1994 heeft niet alleen betrekking op het rijden onder invloed van drugs, maar is ook van toepassing op het rijden onder invloed van alcohol indien het alcoholgehalte in het bloed of van de adem onder de wettelijke grenswaarden ligt, maar de bestuurder vanwege zijn rijgedrag niettemin niet tot behoorlijk besturen in staat wordt geacht. De toelichting vermeldt in dit verband: "Het feit dat blijkens een rechterlijke beslissing wordt vastgesteld dat de betrokken bestuurder niet meer tot behoorlijk besturen in staat was, rechtvaardigt naar het oordeel van de regering de 'puntwaardigheid', ook als het alcoholpromillage in die gevallen 1,3 of lager was en daarmee afwijkt van de ondergrens die wordt gehanteerd voor andere alcoholdelicten bij het tweede punt." De Afdeling merkt hierover het volgende op. Naar het de Afdeling voorkomt, heeft het wetsvoorstel het gevolg dat er twee verschillende toetsingscriteria komen te gelden bij de toepassing van de recidiveregeling. Indien het alcoholgehalte boven de wettelijke grenswaarden ligt, geldt als toetsingscriterium een ondergrens van 1,3 promille bij een tweede veroordeling alvorens de geldigheid van het rijbewijs van rechtswege vervalt. Bij verkeersdelicten waarbij het alcoholgehalte onder de wettelijke grenswaarden ligt, te weten 0,5 promille (ervaren bestuurders) en 0,2 (beginnende bestuurders), is het toetsingscriterium of de bestuurder tot behoorlijk besturen in staat was alvorens de geldigheid van het rijbewijs van rechtswege vervalt. Dit kan in de praktijk tot het volgende onderscheid leiden: Op grond van het wetsvoorstel verliest een persoon na een tweede veroordeling zijn rijbewijs van rechtswege, indien de bestuurder niet tot behoorlijk besturen in staat was en het alcoholpromillage onder de wettelijke limiet lag (artikel 8, eerste lid, WVW 1994). Tegelijkertijd verliest een ander persoon, waarvan kan worden aangenomen dat deze ook niet tot behoorlijk besturen in staat was, zijn rijbewijs niet van rechtswege zolang het alcoholpromillage bij een tweede veroordeling boven de wettelijke limiet ligt (artikel 8, tweede of derde lid WVW 1994) maar niet hoger is dan 1,3 promille. Als toetsingscriterium voor de recidiveregeling geldt in dat geval een ondergrens van 1,3 promille en niet het toetsingscriterium of de bestuurder tot behoorlijk besturen in staat was. De Afdeling vraagt zich af of het de bedoeling is dat het toetsingscriterium of de bestuurder tot behoorlijk besturen in staat is, niet geldt in het geval het alcoholgehalte boven de wettelijke limiet ligt maar niet hoger is dan 1,3 promille. Mocht dit werkelijk de bedoeling zijn, dan acht zij dit niet in overeenstemming met de kern van de recidiveregeling. Uit de toelichting blijkt dat de regering van oordeel is dat de recidiveregeling van toepassing moet zijn op bestuurders die niet meer tot behoorlijk besturen in staat zijn en dien ten gevolge een ernstig alcoholgerelateerd verkeersdelict begaan. Dit komt in het wetsvoorstel niet tot uitdrukking nu het toetsingscriterium, te weten of de bestuurder tot behoorlijk besturen in staat was, op grond van het wetsvoorstel niet geldt voor een bestuurder die een alcoholgehalte boven de wettelijke limiet heeft. De Afdeling adviseert het wetsvoorstel aan te passen en in het kader van de recidiveregeling te voorzien in gelijke rechtsgevolgen (behoud/verlies van rechtswege rijbewijs) voor materieel dezelfde gedragingen. 2. Verhoging keuringsleeftijd Het wetsvoorstel regelt dat de keuringsleeftijd met vijf jaar wordt verschoven van 70 naar 75 jaar. Deze verhoging kan aldus de toelichting feitelijk het effect hebben dat een rijbewijshouder pas een eerste rijbewijskeuring op 79 jarige leeftijd krijgt in plaats van op de huidige 74 jarige leeftijd. De verhoging wordt gemotiveerd door middel van een verwijzing naar de wens van de Tweede Kamer. Omdat mensen langer gezond blijven, zou dit een vertaling moeten hebben in een verhoging van de keuringsleeftijd van 70 naar 75 jaar. De toelichting vermeldt dat door de verhoging van de leeftijdslimiet, er jaarlijks één verkeersdode en circa zeven ernstig verkeersgewonden meer zullen zijn. Daar staat tegenover dat dit een aanzienlijke kosten- en tijdsbesparing voor burgers betekent, aldus de toelichting. De Afdeling merkt het volgende op over de motivering in de memorie van toelichting. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (hierna: SWOV) heeft opgemerkt dat gelet op het veelal oplopen van de prevalentie (de mate waarin een aandoening onder oudere automobilisten voorkomt) met de leeftijd, het argument discutabel is dat de ouderen van nu vitaler zijn dan de ouderen van vroeger en dat daarom de keuringsleeftijd verhoogd kan worden. Het is waar dat de manier van leven van elke generatie ouderen weer anders is, maar een verandering in de manier van leven impliceert niet automatisch dat de rijgeschiktheid verbetert, aldus de SWOV. De Afdeling wijst erop dat in de toelichting geen aandacht wordt geschonken aan de vraag hoe dit standpunt van de SWOV zich verhoudt tot de motivering van het wetsvoorstel. De toelichting vermeldt dat een aanzienlijk deel van de oudere bestuurders momenteel een hulpmiddel (zoals een bril) of een beperking (niet rijden in het donker) voorgeschreven krijgt naar aanleiding van een keuring. Tegelijkertijd blijkt dat de SWOV enkel een zeer ruwe schatting heeft kunnen geven van het effect van de leeftijdsverhoging op deze groep van automobilisten die verplicht wordt een hulpmiddel aan te schaffen of in het voertuig moet aanbrengen om het rijbewijs te vernieuwen. Het CBR kon op korte termijn geen gegevens verstrekken over de aandoening die men heeft en het hulpmiddel dat daarbij wordt voorgeschreven om het rijbewijs te kunnen vernieuwen. Gelet op de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel voor de verkeersveiligheid acht de Afdeling het van belang dat aan de motivering van het wetsvoorstel nauwkeurige onderzoeksresultaten ten grondslag liggen in plaats van de huidige ruwe schattingen van de SWOV op dit onderdeel. De SWOV gaf in 2010 aan dat onderzoek wordt verricht op het terrein van de rijgeschiktheid naar de relatie tussen functiestoornissen en ongevalsbetrokkenheid, naar de ontwikkeling van testen waarmee de rijgeschiktheid van automobilisten kan worden getoetst, en naar de ontwikkeling van compensatiestrategieën die het mogelijk maken om ondanks de aanwezigheid van functiestoornissen toch veilig aan het verkeer deel te nemen. Uit de toelichting blijkt niet of de resultaten inmiddels bekend zijn van bovenstaand onderzoek en of deze resultaten zijn betrokken bij de keuze om de keuringsleeftijd te verhogen. De Afdeling adviseert de memorie van toelichting in het licht van het vorenstaande aan te vullen. 3. Overgangsrecht Artikel II van het wetsvoorstel voorziet in overgangsrecht. De toelichting vermeldt dat alleen de drugsdelicten die na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden begaan, onder de werking van de recidiveregeling vallen. De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel niet alleen van toepassing is op drugsdelicten (artikel 8, eerste en vijfde lid, van de WVW1994), maar ook betrekking heeft op ernstige verkeersdelicten indien het alcoholgehalte in het bloed of van de adem onder de wettelijke grenswaarden ligt, maar de bestuurder vanwege zijn rijgedrag niettemin niet tot behoorlijk besturen in staat wordt geacht (artikel 8, eerste lid, van WVW 1994). Nu het wetsvoorstel een aanscherping bevat van de recidiveregeling ten nadele van de rijbewijshouder, adviseert de Afdeling ook alcoholdelicten op grond van artikel 8, eerste lid, van de WVW 1994, die zijn begaan voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet buiten de werking van de recidiveregeling te laten vallen. De Afdeling adviseert artikel II, onderdelen a en c, en de toelichting in het licht van het vorenstaande aan te passen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Artikel 123b, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 luidt: Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een nadere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht. Het voorgestelde artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 luidt: Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van een of meer van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen als bedoeld in het eerste lid, dat het gehalte in zijn bloed van de bij de stof vermelde meetbare stof, of in geval van gebruik van meer stoffen als bedoeld in het eerste lid die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zijn als groep, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen, bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan de daarbij vermelde grenswaarden (Kamerstukken II, 2010/11, 32859, nr. 2, blz. 1). Kamerstukken II 2010/11, 32859, nr. 3, blz. 9. Memorie van toelichting, paragraaf 4. Memorie van toelichting, paragraaf 4. Memorie van toelichting, paragraaf 5. Idem. SWOV, "Effect van verhoging van de keuringsleeftijd op de verkeersveiligheid", paragraaf 2.3. Memorie van toelichting, paragraaf 5. SWOV, "Effect van verhoging van de keuringsleeftijd op de verkeersveiligheid", paragraaf 4.2. SWOV-Factsheet, "ouderen in het verkeer", blz. 3. Toelichting bij artikel II. PAGE 2 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........