Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) d.d. 24 juli 2012
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2012D33363, datum: 2012-09-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.W. Knops, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.T.A. van Haaster, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2012Z14759:
- Indiener: U. Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: H.P.M. Knapen, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2012-08-27 12:00: Informele Raad Algemene Zaken d.d. 30 augustus 2012 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2012-09-19 10:29: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-09-27 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld … augustus 2012 Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij drie fracties de behoefte om aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 juli 2012 (Kamerstuk 21501-02, nr. 1171) en de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken d.d. 30 augustus 2012 (2012Z15327). De minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van … augustus 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister en de staatssecretaris zijn hieronder afgedrukt. De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster Algemeen De leden van de fractie van de VVD kijken uit naar de uitkomsten van de discussies op basis van het issues-paper en zien graag de uiteindelijke resultaten in de nieuwste onderhandelingsbox tegemoet. De VVD-fractie wil het kabinet vragen een aantal punten extra aandacht te geven bij de onderhandelingen. De leden van de fractie van de Partij voor de Vrijheid zijn van mening dat Nederland uit de Europese Unie en uit de eurozone moet treden. Toch heeft de PVV-fractie enkele opmerkingen en kanttekeningen aangaande de meest opvallende, in het hiernavolgende verslag verwerkte punten. Meerjarig Financieel Kader 2014-2020 (MFK) Uitgavencategorieën De VVD-fractie is wat betreft hoofdstuk 1A van mening dat dit juist een sterke bijdrage kan leveren aan economische groei en werkgelegenheid in Europa. Daarom wil de VVD benadrukken dat het kabinet dient vast te houden aan de motie-Lucas c.s. (Kamerstuk 33 000-VIII, nr. 84) en de daarop voortbordurende motie-Pechtold c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 643) die beide pleiten voor het op peil houden van investeringen in innovatie en onderzoek. De VVD deelt dan ook niet de mening van het Cypriotisch voorzitterschap dat ook hier een bijdrage moet worden gevonden voor de reductiedoelstelling. Die bijdrage kan wat de VVD betreft het beste gevonden worden in de twee met voorsprong grootste posten op de EU-begroting, landbouw en cohesie. Op die manier kunnen investeringen in innovatie en onderzoek worden ontzien. Daarnaast is de VVD-fractie van mening dat de Connecting Europe Facility niet gebruikt moet worden als lapmiddel voor bezuinigingen op de cohesiefondsen. De VVD-fractie verzoekt het kabinet dan ook vast te houden aan het overbrengen van € 10 miljard uit de cohesiefondsen naar de Connecting Europe Facility. De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat er ingezet lijkt te worden op een verkleining van het cohesiebudget. Wat de VVD-fractie betreft mag dat een flinke verkleining zijn. Regionale subsidies en cohesie moeten volgens de VVD beperkt worden tot de armste regio’s in de armste landen. Is het kabinet van mening dat dit resultaat bereikt kan worden? Wat is daarnaast de stand van zaken met betrekking tot de conditionaliteiten bij de cohesiefondsen? De leden van de PVV-fractie stellen vast dat in de geannoteerde agenda wordt gesproken over de mogelijkheid en noodzakelijkheid van een besparing van € 100 miljard op het MFK. Hoe hard is deze eis voor het kabinet? Is het kabinet bereid zijn veto te gebruiken tegen een meerjarenbegroting die niet aan deze voorwaarde voldoet? De leden van de fractie van de SP steunen de inzet van het kabinet om een fikse besparing te realiseren bij de nu voorgestelde meerjarenbegroting. Echter, zij zouden graag zien dat het kabinet behalve bij de cohesiefondsen ook bij landbouw een fikse inspanning levert om daar te besparen en dat het voorstellen van andere lidstaten daartoe niet blokkeert. Daarnaast blijven deze leden aandringen op het belang van een eerlijke verdeling van de cohesiefondsen waarbij zij de toegang ervan wensen te beperken tot de minst welvarende lidstaten. Financiering en eigen middelen Met betrekking tot de financiering van de EU-begroting benadrukt de VVD-fractie nogmaals tegen nieuwe Europese belastingen als eigen middel van de EU te zijn. Dit geldt specifiek voor de financiële transactiebelasting zoals die voorgesteld is door de Europese Commissie, waar de Kamer met de aangenomen motie-Dijkhoff/Ormel (Kamerstuk 21 501-20, nr. 546) afstand van heeft genomen. Daarnaast is de VVD ook tegen andere vormen van nieuwe Europese belastingen. De Nederlandse burger heeft geen behoefte aan nog een blauwe envelop in de brievenbus, dit keer met gele sterren. De VVD-fractie vraagt het kabinet dan ook om zich hiertegen stevig uit te spreken tijdens de onderhandelingen. De leden van de PVV-fractie vragen hoe geloofwaardig de toezegging is dat het kabinet een financiële transactiebelasting (‘Financial Transaction Tax - FTT’) en mogelijk andere eigen middelen voor de Europese Unie niet zal accepteren. Aangezien het kabinet eerder aangaf dat Europese probleembanken niet direct uit het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) kunnen worden gesteund maar de premier tijdens de Europese top alsnog overstag ging, is de Partij voor de Vrijheid benieuwd naar de waarde en geloofwaardigheid van bovenstaande toezegging. De leden van de SP-fractie hebben altijd gepleit voor een financiële transactiebelasting, maar wensen de opbrengsten niet als inkomstenbron voor de EU te gebruiken. Nog minder kunnen zij zich iets voorstellen bij de optie die het kabinet aanhaalt in de geannoteerde agenda om ook wanneer maar een gedeelte van de lidstaten deze belasting invoert, deze alsnog als eigen middel te gebruiken. Is dit niet nog omslachtiger en maakt het een vergelijking tussen de afdracht van lidstaten niet nog omslachtiger, vragen deze leden zich af. Financiële verantwoording De VVD-fractie vraagt zich af hoe het staat met de onderhandelingen over verbeterde verantwoording van EU-middelen. Welke resultaten zijn hier bereikt en is de inzet van het kabinet hierop veranderd? De fractie van de Partij voor de Vrijheid mist de verbeterde verantwoording van EU-middelen in het issues-paper. Hoe belangrijk is dit aandachtspunt voor het kabinet? En is het kabinet van plan om op dit punt initiatieven in te brengen, zo ja welke? De leden van de SP-fractie missen een duidelijke inzet van het kabinet voor een betere verantwoording van de EU-uitgaven, zoals verzocht bij de destijds aangenomen motie-Luijben (Kamerstuk 31 335, nr. 11). Deze leden zien hierbij een duidelijke relatie met het verbeteren van de effectiviteit van deze fondsen. EU-uitbreiding De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet in het vorige verslag van het schriftelijk overleg in het kader van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 juli 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1169) stelde, dat de Europese Unie niet onbeperkt kan uitbreiden. Het kabinet geeft hierbij niet aan wat - behalve de toetredingscriteria - dan de beperkingen zijn. Klopt het dat, hypothetisch gezien, elk land dat voldoet aan de opgestelde toetredingscriteria alsnog toegelaten kan worden als lidstaat? En hoe wordt dit vervolgens ingecalculeerd in het toekomstige Meerjarig Financieel Kader?