33426 Adv RvSt inzake Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaard pakket televisie- en radioprogrammakanalen
Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaard pakket televisie- en radioprogrammakanalen
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D36629, datum: 2012-10-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z16865:
- Indiener: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-10-09 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-10-11 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-11-01 10:00: Vaststelling van de minimale omvang van het standaard pakket televisie- en radioprogrammakanalen (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-04-25 10:00: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-06-04 19:45: Wijziging van de Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio-programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaard pakket televisie- en radioprogrammakanalen (33 426) (eerste termijn) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-11 16:20: Wijziging van de Mediawet 2008 i.v.m. de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en vaststelling van de minimale omvang van het standaard pakket televisie- en radioprogrammakanalen (33426) (re- en dupliek) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-18 16:13: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2013-07-02 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2013-07-04 13:05: Aanvang middagvergadering: STEMMINGEN (over de onderwerpen tot en met woensdag 3 juli behandeld) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W05.12.0217/I 's-Gravenhage, 23 augustus 2012 Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2012, no.12.001476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe om de programmaraden te laten vervallen en beoogt in plaats daarvan door middel van het voorschrijven van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen te garanderen dat mensen toegang houden tot een gevarieerd pakket van radio- en televisiezenders. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de uitbreiding van verplichte Vlaamse zenders, het overgangsrecht en de consultatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Uitbreiding verplichte doorgave Vlaamse zenders Ten opzichte van de huidige Mediawet wordt wat het digitale programmapakket betreft het aantal verplicht door te geven Vlaamse publieke zenders uitgebreid van twee tot alle drie de televisiezenders en van twee tot alle vijf de radiozenders van de Vlaamse publieke omroep. In de brief van 5 december 2011 over de wijziging van het Mediabeleid is geen sprake van deze uitbreiding; daar wordt nog gesproken van verplichte doorgave van twee Vlaamse publieke zenders en twee Vlaamse radiozenders. In de toelichting wordt niet ingegaan op de reden waarom gekozen is voor uitbreiding van het aantal verplicht door te geven televisie- en radiozenders van de Vlaamse publieke omroep. Daarmee is de wenselijkheid van deze uitbreiding niet duidelijk gemotiveerd. Omdat op grond van de Universeledienstenrichtlijn nationale doorgifteverplichtingen een duidelijk omschreven algemeen belang moeten dienen en tevens evenredig moeten zijn, moet elke nieuwe verplichting worden gemotiveerd. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de uitbreiding van het aantal verplicht door te geven Vlaamse zenders en het voorstel zo nodig aan te passen. 2. Overgangsrecht Artikel III staat toe dat een pakketaanbieder die reeds een programmapakket van een geringere omvang aanbiedt aan bepaalde abonnees dit nog vijf jaar mag blijven doen. Ziet de Afdeling het goed dan gaat het hier om pakketten die de aanbieder op grond van het huidige artikel 6.14, eerste lid, aanbiedt. Op grond van dit artikel mag de aanbieder afwijken van het huidige artikel 6.13, eerste lid, onderdelen a en b. Hij moet echter wel voldoen aan de onderdelen c, d en e. Artikel III van het voorstel verklaart echter alle eisen die aan de verplichte doorgave van zenders worden gesteld niet van toepassing op dit kleinere pakket, zonder dat in de toelichting wordt ingegaan op dit verschil met de huidige regeling. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag of het kleinere pakket dat nog vijf jaar mag worden aangeboden moet voldoen aan de eisen van het huidige artikel 6.13, eerste lid, onderdelen c, d en e, en zo nodig het voorstel aan te passen. 3. Consultaties In de toelichting wordt gemeld dat een aantal partijen is geraadpleegd over het wetsvoorstel. Hierbij wordt echter niet aangegeven wat de standpunten van deze partijen zijn en hoe hiermee is omgegaan. Tevens blijkt uit de toelichting niet dat het voorstel is voorgelegd voor advies aan de gemeenten door middel van raadpleging van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de standpunten van de diverse partijen voor wie het voorstel gevolgen heeft. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.12.0217/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. Nu de definities in het voorgestelde artikel 6.8a (artikel I, onderdeel C) zien op de inhoud van titel 6.3 en niet op de inhoud van titel 6.2 dit artikel opnemen in titel 6.3, Afdeling 6.3.1, paragraaf 6.3.1.1. voor artikel 6.10. Hierbij dient ook de verwijzing in artikel III, eerste lid, te worden aangepast. Artikel I, onderdeel G, tweede lid, wijzigen in: In het tweede lid vervalt "bedoeld in artikel 6.13, eerste lid". In artikel I, onderdeel H, het nieuwe artikel 6.14b als volgt redigeren: Het digitale standaardprogrammapakket dat een pakketaanbieder door middel van een satelliet verspreidt of laat verspreiden bevat in afwijking van artikel 6.13, derde en vierde lid, niet het programma-aanbod op programma- kanalen als bedoeld in de onderdelen b, c en d van artikel 6.13, derde lid, onderscheidenlijk de onderdelen b, c, en d van artikel 6.13, vierde lid. Artikel I, onderdeel I regelt dat paragraaf 6.3.1.3 vervalt. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005, kamerstukken 31412, wijzigt in artikel III, onderdeel B artikel 6.23 dat in deze paragraaf is opgenomen. Daarom bij dit wetsvoorstel een samenloopbepaling opnemen die als volgt luidt: 'Indien het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005, kamerstukken 31412 tot wet wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd: Artikel III, onderdeel B vervalt.' Toelichting, paragraaf 4.2, vierde alinea. Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Mediabeleid van 5 december 2011, Kamerstukken II 2011/12, 32 033, nr. 10, blz. 5. Zie artikel 31, eerste lid, van richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstenrichtlijn). Toelichting, paragraaf 1, vierde alinea. Zie ook de aanwijzingen 171a en 171b van de Aanwijzingen voor de regelgeving. PAGE PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........