[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D38200, datum: 2012-10-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z17490:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W04.12.0161/I/K	's-Gravenhage, 6 juli 2012

Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2012, no.12.001124, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van
rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere
status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de
geldigheidsduur van het nationaal paspoort en de Nederlandse
identiteitskaart, een andere grondslag voor de heffing van rechten door
burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van
vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de
Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse
identiteitskaart), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt ertoe de geldigheidsduur van paspoorten en
identiteitskaarten te verlengen van vijf naar tien jaar. Kinderen tot 12
jaar zijn uitgezonderd van deze verlenging. Voorts wordt voorgesteld
niet langer vingerafdrukken op te nemen in de Nederlandse
identiteitskaart (NIK) en samenhangend daarmee de NIK niet langer aan te
merken als een reisdocument. Voorts worden de vingerafdrukken
uitgesloten van opname in de reisdocumentenadministratie. Het
wetsvoorstel introduceert ten slotte een nieuwe grondslag voor het
heffen van rechten wegens handelingen ten behoeve van de aanvraag van
paspoorten en reisdocumenten door de burgemeester van een gemeente of
gezaghebber van een openbaar lichaam. De voorgestelde wijzigingen
vloeien voort uit het regeerakkoord en toezeggingen van het kabinet aan
de Eerste en Tweede Kamer.

Bij brief van 25 juni 2012 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties de Afdeling gevraagd in het advies ook in te gaan op
een recent in de Tweede Kamer gerezen vraag naar de mogelijkheden om,
vooruitlopend op de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel,
niet langer vingerafdrukken in de NIK op te nemen. Tevens werd de vraag
gesteld of mensen zich vooruitlopend op de wetswijziging met een
verlopen paspoort of NIK kunnen identificeren.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is van
oordeel dat de geldigheidsduur van paspoorten alleen verlengd zou mogen
worden indien daardoor de betrouwbaarheid van het document niet wordt
aangetast. In dat licht bezien is de Afdeling er niet van overtuigd dat
een verlenging van de geldigheidsduur verantwoord is, nu niet vaststaat
dat eventuele problemen met de beveiliging gedurende de geldigheidsduur
zullen kunnen worden opgelost. Om die reden adviseert de Afdeling het
voorstel tot verlenging van de geldigheidsduur te heroverwegen.

Daarnaast gaat de Afdeling in op de motivering van de keuzes voor een
uitzondering op de verlengde geldigheidsduur en adviseert de Afdeling,
indien de regering de voorgestelde verlenging van de geldigheidsduur
handhaaft, de keuze voor 12 jaar als gehanteerde leeftijdsgrens voor de
verlengde geldigheidsduur te heroverwegen in het licht van de
betrouwbaarheid van de foto als identificatiemiddel. Ook adviseert zij
het te maken onderscheid in geldigheidsduur tussen het nationale
paspoort en de reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen met
een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd alsnog dragend te motiveren en
zo nodig het voorstel aan te passen. Verder maakt de Afdeling
opmerkingen over de noodzaak van het niet langer aanmerken van de NIK
als reisdocument en de consequenties van de veranderde status van de
NIK.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het voorstel
deels nader dient te worden overwogen. Tot slot gaat zij in op de in de
Tweede Kamer gerezen vragen over toepassing van dit wetsvoorstel
vooruitlopend op de inwerkingtreding ervan.

1.	Risico's bij verlenging van geldigheidsduur reisdocumenten

Het voorstel strekt er onder meer toe de geldigheidsduur van reguliere
paspoorten en identiteitskaarten te verlengen van 5 naar 10 jaar. De
toelichting verwijst als motivering voor die verlenging naar het
regeerakkoord en de daaraan ten grondslag liggende wens om de
administratieve lasten voor de burger te verminderen.

De keuze voor de huidige geldigheidsduur van 5 jaar is ingegeven door de
noodzaak om de aan reisdocumenten inherente risico’s zo veel mogelijk
te beperken. Deze hangen samen met de na verloop van tijd onvermijdelijk
verminderde betrouwbaarheid van reisdocumenten. Daarbij wees de regering
bij de totstandkoming van de Paspoortwet op twee elementen die hierbij
een rol spelen: enerzijds de gelijkenis van de houder met diens
gezichtsopname en anderzijds de fysieke bruikbaarheid van het document
zelf. Gelet op het belang van het paspoort en de NIK als
identificatiemiddel, dient naar het oordeel van de Afdeling bij de
bepaling van de geldigheidsduur ook thans de betrouwbaarheid van het
document voorop te staan.

 

In het licht van deze algemene overwegingen merkt de Afdeling op dat de
toelichting op de na verloop van tijd afnemende gelijkenis van de houder
met diens gezichtsopname in algemene zin niet ingaat. Weliswaar wordt in
het wetsvoorstel voor kinderen jonger dan 12 jaar vastgehouden aan de
geldigheidsduur van 5 jaar, maar daarmee wordt voorbijgegaan aan het
feit dat op elke andere leeftijd er talloze omstandigheden zijn waardoor
een gezichtsopname al na verloop van een betrekkelijk korte tijd een
minder goede gelijkenis kan vertonen met het gezicht van de houder. Nu
een vergelijking van de gezichtsopname met de houder het primaire
instrument is waarmee ‘lookalike’-fraude moet worden tegengegaan, is
het de vraag hoe deze fraude in het licht van de beoogde verlenging van
de geldigheidsduur effectief kan worden bestreden.

Met betrekking tot de fysieke bruikbaarheid van de reisdocumenten zelf
stelt de toelichting dat door middel van aanvullende versterkingen kan
worden gewaarborgd dat het paspoort en de NIK een geldigheidsduur van
tien jaar aan kunnen. Tegelijkertijd stelt de toelichting echter dat er
een kans bestaat dat lopende de geldigheidsduur van de documenten, de
elektronische beveiliging niet meer zal voldoen. Die kans zal
vermoedelijk alleen nog maar groter worden; volgens experts zal het
aantal kwetsbaarheden in de chips en het tempo waarin ze worden
gevonden, in de toekomst toenemen. Er dient rekening mee te worden
gehouden dat voor een geconstateerde kwetsbaarheid niet snel een
oplossing te vinden kan zijn, aldus de toelichting.  Op de wijze waarop
gerezen problemen zullen worden bestreden gaat de toelichting verder
niet in. 

In het licht van het bovenstaande is de Afdeling er niet van overtuigd
dat een verlenging van de geldigheidsduur verantwoord is, gegeven het
uitgangspunt dat bij de bepaling van die geldigheidsduur de
betrouwbaarheid van het document voorop dient te staan. Zij adviseert
het voorstel tot verlenging van de geldigheidsduur te heroverwegen.

 

Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.

2.	Reikwijdte van de voorgestelde verlenging

In het voorstel wordt de geldigheidsduur van reguliere paspoorten en
identiteitskaarten verlengd van 5 naar 10 jaar. Reisdocumenten voor
kinderen tot 12 jaar en reisdocumenten voor vluchtelingen en
vreemdelingen houden echter hun bestaande geldigheidsduur. De Afdeling
maakt over de voorgestelde uitzonderingen op de verlenging de volgende
opmerkingen.

a. Leeftijdsgrens van 12 jaar

De verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en
identiteitskaarten naar tien jaar geldt niet voor personen die de
leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt. Deze groep heeft
slechts recht op een reisdocument geldig voor vijf jaren. De toelichting
vermeldt over de keuze voor deze leeftijdsgrens dat de foto's van
jongere kinderen al snel geen goede gelijkenis meer vertonen met het
betreffende kind. Bij een verlenging van de geldigheidsduur naar tien
jaar neemt de gelijkenis dusdanig af dat dit een betrouwbaar gebruik van
het document in de weg staat, aldus de toelichting. Voorts heeft een rol
gespeeld dat kinderen vanaf twaalf jaar naar de middelbare school gaan
en voor allerlei voorzieningen een identiteitsdocument moeten kunnen
tonen. 

Naar het oordeel van de Afdeling stelt de regering voor de keuze van een
leeftijdsgrens terecht voorop dat de gelijkenis van de foto niet
dusdanig mag afnemen dat dit een betrouwbaar gebruik van het paspoort
als identiteitsdocument in de weg staat. De Vereniging Nederlandse
Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken merkten op basis
van dit uitgangspunt op dat het wenselijk zou zijn om te kiezen voor een
oudere leeftijd dan 12 jaar, nu ook gezichten van jongvolwassenen nog
ingrijpend kunnen veranderen. Beide verenigingen stellen voor de langere
geldigheidsduur pas te laten ingaan vanaf 18 jaar. De regering merkt
naar aanleiding daarvan op dat de veranderingen tussen het eerste en het
twaalfde levensjaar groter zijn dan de veranderingen na die leeftijd. De
Afdeling constateert dat daarmee nog niet het argument is weerlegd dat
de veranderingen in het gezicht zeker ook in de periode tussen 12 en 18
jaar vaak dusdanig zijn dat dit een betrouwbare identificatie in de weg
kan staan. Evenmin wordt daarmee een dragende motivering gegeven voor de
gekozen leeftijdsgrens van 12 jaar. De Afdeling merkt daarbij op dat,
hoewel er internationaal een grote verscheidenheid bestaat in de
gehanteerde leeftijdsgrens voor de bekorting van de geldigheidsduur, ook
in internationaal perspectief de voorgestelde leeftijdsgrens van 12 jaar
laag is. Het aanvullende argument, dat vanaf 12 jaar vaker een
identiteitsdocument zal moeten worden gebruikt, heeft naar het oordeel
van de Afdeling geen relatie met het uitgangspunt van
identificeerbaarheid en kan dan ook geen doorslaggevende rol spelen bij
de keuze voor een bepaalde leeftijdsgrens.

De Afdeling adviseert de keuze voor 12 jaar als gehanteerde
leeftijdsgrens voor de verlengde geldigheidsduur te heroverwegen in het
licht van de betrouwbaarheid van de foto als identificatiemiddel.

b. Reisdocumenten voor vluchtelingen en voor vreemdelingen

In de toelichting wordt zonder nadere motivering gesteld dat de
geldigheidsduur voor reisdocumenten voor vluchtelingen en voor
vreemdelingen maximaal vijf jaar zal blijven en afhankelijk blijft van
het verblijfsrecht van de houder.

De Afdeling merkt op dat voor de huidige maximale geldigheidsduur van
deze documenten is aangesloten bij de geldigheidsduur van het nationale
paspoort. Zonder motivering blijft onduidelijk waarom die aansluiting
thans wordt losgelaten. Op voorhand ziet de Afdeling geen
rechtvaardiging voor een onderscheid in de geldigheidsduur tussen het
nationale paspoort en een paspoort voor vluchtelingen en vreemdelingen
met een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd. 

De Afdeling adviseert het te maken onderscheid in geldigheidsduur tussen
het nationale paspoort en de reisdocumenten voor vluchtelingen en
vreemdelingen met een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd alsnog dragend
te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen.

3.	De identiteitskaart als reisdocument

a. Noodzaak van de voorgestelde aanpassing

Ingevolge het voorstel wordt de NIK niet langer aangemerkt als
reisdocument. Als motivering hiervoor wordt in de toelichting verwezen
naar de wens om vingerafdrukken niet langer op te nemen in de NIK.
Verordening (EG) 2252/2004 schrijft voor dat paspoorten en andere
reisdocumenten twee vingerafdrukken van de houder moeten bevatten. Door
de NIK niet langer aan te merken als reisdocument zou genoemd
voorschrift uit Verordening (EG) 2252/2004 niet langer op de NIK van
toepassing zijn en hierdoor het opnemen van vingerafdrukken in de NIK
kunnen worden beëindigd, aldus de regering .

De Afdeling vraagt nadere aandacht voor de Europeesrechtelijke aspecten.
Artikel 1, derde lid, van Verordening (EG) 2252/2004 bepaalt dat de
verordening van toepassing is op paspoorten en reisdocumenten, maar
zondert van het toepassingsbereik uit identiteitskaarten alsmede
paspoorten en reisdocumenten met een geldigheidsduur van 12 maanden of
minder. Deze bepaling kan zo worden gelezen dat de verordening ervan
uitgaat dat een identiteitskaart een bepaald soort reisdocument is waar
de verordening niet op van toepassing is. Dit ligt in het verlengde van
richtlijn 2004/38/EG, waarin is bepaald dat burgers van de Unie die
houder zijn van een identiteitskaart het recht hebben het grondgebied
van iedere lidstaat te verlaten en binnen te komen. Deze benadering
strookt eveneens met de status die de NIK, net als de identiteitskaart
van vele andere verdragspartijen, ingevolge de Europese Overeenkomst
nopens het verkeer van personen tussen de Lid-Staten van de Raad van
Europa heeft. Het niet langer aanmerken van de NIK als reisdocument
binnen de Paspoortwet brengt daarin geen verandering. 

Naar het oordeel van de Afdeling is het gezien het voorgaande de vraag
of gelet op het Europees recht de wens tot schrapping van de
vingerafdrukken van het NIK zonder meer dwingt tot het aanpassen van de
status van de NIK. Een duidelijk antwoord op die vraag is te meer van
belang nu het niet langer aanmerken van de NIK als reisdocument bij
houders daarvan zou kunnen leiden tot verwarring over de functie van de
kaart. De Paspoortwet zal de NIK immers in de door de regering beoogde
situatie uitzonderen van de status van reisdocument, terwijl de kaart
deze functie mede gelet op richtlijn 2004/38/EG wel zal behouden. Gelet
op het voorgaande adviseert de Afdeling in de toelichting hierop nader
in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.

b. Gevolgen van de aanpassing

Het niet langer aanmerken van de NIK als reisdocument heeft
consequenties voor de status en functie van de NIK ingevolge andere
wetten. Zo wordt bijvoorbeeld in de Wet op de identificatieplicht voor
de vaststelling van de identiteit verwezen naar reisdocumenten, hetgeen
de NIK in de door de regering beoogde situatie niet langer zal zijn. De
NIK zal als gevolg van het voorstel dan ook niet langer dienen ter
identificatie, maar enkel nog dienen als document voor
grensoverschrijding binnen de EU en de staten aangesloten bij het eerder
genoemde verdrag. Verder zullen de specifieke strafbepalingen gericht
tegen fraude met reisdocumenten op grond van dit wetsvoorstel mogelijk
niet langer van toepassing zijn op de NIK. Ook in andere wetten wordt
verwezen naar reisdocumenten zonder dat daarmee in het onderhavige
voorstel rekening wordt gehouden.

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in de toelichting in te
gaan op de samenhang tussen het wetsvoorstel en de verwijzing naar
reisdocumenten in andere wetten en waar nodig bepalingen waarin thans
wordt verwezen naar reisdocumenten zo aan te passen dat de NIK ook in de
toekomst onder het toepassingbereik van deze bepalingen zal blijven
vallen. 

4.	Vragen uit de Tweede Kamer

Zoals in de inleiding van dit advies reeds is aangegeven, is recent in
de Tweede Kamer de vraag gerezen of het mogelijk is om, vooruitlopend op
de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, niet langer
vingerafdrukken in de NIK op te nemen. 

De Afdeling overweegt dat de Paspoortwet op dit moment de verplichting
bevat om vingerafdrukken op te nemen in de NIK. Bij de uitvoering van
die wettelijke regeling is het bestuur gebonden aan die verplichting tot
het moment dat de wet op dat punt wordt gewijzigd en de verplichting tot
het opnemen van vingerafdrukken vervalt. Vooruitlopend op de
parlementaire goedkeuring en de inwerkingtreding van die wetswijziging
bestaan er gegeven de huidige wettelijke kaders noch op grond van de
Paspoortwet, noch op basis van een andere wettelijke regeling
mogelijkheden om af te wijken van de bestaande verplichting tot het
opnemen van vingerafdrukken in de NIK. 

Daarnaast is in de Tweede Kamer gevraagd naar de mogelijkheden voor
mensen om zich vooruitlopend op de wetswijziging met een verlopen
paspoort of NIK te kunnen identificeren. Op basis van artikel 1, tweede
lid, van de Wet op de identificatieplicht heeft de Minister van
Veiligheid en Justitie de bevoegdheid om documenten aan te wijzen ter
vaststelling van de identiteit van personen. Daarmee bestaat ook de
mogelijkheid om reisdocumenten waarvan de geldigheidsduur is verstreken
aan te wijzen als identificatiemiddel. De Afdeling wijst er daarbij op
dat het voortdurende gebruik van reisdocumenten waarvan de
geldigheidsduur is verstreken consequenties kan hebben voor de
betrouwbaarheid van en de duidelijkheid omtrent de geldigheid van
identificatiemiddelen. De voor- en nadelen van een dergelijke oplossing
vergen, mede in het licht van het moment waarop het onderhavige
wetsvoorstel in werking zou kunnen treden, een zelfstandige afweging.

5.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U
in overweging het voorstel van rijkswet niet te zenden aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, aan die van
Curaçao en aan die van Sint Maarten dan nadat met het vorenstaande
rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk, 

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk betreffende no.W04.12.0161/I/K met redactionele
kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft.

In artikel I, onderdeel C, "wordt niet voorzien van vingerafdrukken"
vervangen door: is niet voorzien van vingerafdrukken.

Artikel I, onderdeel J, subonderdeel 4, schrappen, nu dit reeds volgt
uit artikel I, onderdeel A.

Artikel I, onderdeel J, zo aanvullen dat in de verwijzingen in het
tweede lid van artikel 65 Paspoortwet alsnog rekening zal worden
gehouden met de vernummering van artikel I, onderdeel B, derde
subonderdeel tot tweede subonderdeel.

In artikel I, onderdeel K, gelet op het voorgestelde artikel 66a, eerste
lid, de verwijzing naar artikel 16a in het tweede lid schrappen.

Artikel II, onderdeel A, onder 2, "reisdocumenten, waarin" vervangen
door: reisdocumenten waarin.

Artikel II, onderdeel E, "7" vervangen door: 6.

Artikel V en Artikel VI in volgorde omwisselen.

	"Vrijheid en verantwoordelijkheid. Regeerakkoord VVD-CDA", 30 september
2010, blz. 6.

	Kamerstukken II 2010/11, 25 764, nr. 46, Kamerstukken II 2011/12,
33011, nr. 20 en Handelingen I 2011/12, nr. 3, item 6, blz. 34.

	Tweede Kamer, plenaire vergadering van 7 juni 2012, debat naar
aanleiding van een algemeen overleg op 15 mei 2012 over geldigheid
kinderbijschrijvingen in het paspoort van de ouder(s) c.q. de voogd. Aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verzocht
dit punt aan de Afdeling voor te leggen. 

 	Kamerstukken II 1987/88, 20 393 (R 1343), nr. 3, blz. 30. 

 	Memorie van toelichting, Algemeen deel, §2.1.

	De regering wees hier al eerder op: Kamerstukken II 2009/2010, 25 764
en 32 123 VII, nr. 41.

	Memorie van toelichting, Gevolgen van het wetsvoorstel voor de privacy,
§6. Dit in reactie op het advies van het College bescherming
persoonsgegevens om in verband met de verplichting tot beveiliging van
persoonsgegevens ex artikel 13 Wbp in de toelichting aandacht te
besteden aan de bestrijding van in de toekomst te constateren
kwetsbaarheden.

	Ingevolge de voorgestelde artikelen 9, tweede lid en 16a, tweede lid.

	Memorie van toelichting, Algemeen deel, §2.2 'Geldigheidsduur van
nationale paspoorten voor kinderen tot twaalf jaar. 

	Ibidem.

	Zie in dat verband het overzicht van het Britse ministerie van
Binnenlandse Zaken, waarnaar wordt verwezen in de memorie van
toelichting, §2.2,
http://www.homeoffice.gov.uk/publications/agencies-public-bodies/ips/gen
eral-ips-publications/passports/internat-passport-comps?view=Binary.

	Memorie van toelichting, Algemeen deel, par. 2.3, tweede alinea. 

	Kamerstukken II 1987/88, 20 393 (R 1343), nr. 3, blz. 34 en 66.

	Memorie van Toelichting, §3.1 Doel van de wijziging, onder verwijzing
naar Kamerstukken II 2010/11, 

25 764, nr. 48.

	Verordening EG 2252/2004 van de Raad betreffende normen voor de
veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten
afgegeven paspoorten en reisdocumenten, zoals gewijzigd door Verordening
EG 444/2009.

	Memorie van Toelichting, §3.1.

	Artikel 1, derde lid, van Verordening (EG) 2252/2004 luidt:

3. Deze verordening is van toepassing op door de lidstaten afgegeven
paspoorten en reisdocumenten. Zij is niet van toepassing op door de
lidstaten aan hun onderdanen afgegeven identiteitskaarten of op
tijdelijke paspoorten en reisdocumenten die een geldigheidsduur van 12
maanden of minder hebben.

	De Rechtbank Amsterdam en de Voorzieningenrechter van de Rechtbank
Utrecht gaan er in twee uitspraken vanuit dat thans een verplichting
bestaat tot het opnemen van vingerafdrukken op de NIK op grond van
Verordening (EG) 2252/2004 (LJN: BW2792 & LJN: BR2009). Over deze vraag
is nog geen uitsluitsel gegeven door het Hof van Justitie van de
Europese Unie. 

	Ingevolge de artikelen 4 en 5 van richtlijn 2004/38/EG, deze functie
van de identiteitskaart bestond al eerder, zie HvJ EG 5 maart 1991 (zaak
C-376/89) over een voorloper van deze richtlijn, richtlijn 68/360/EEG.
Richtlijn 2004/38/EG geldt ook voor de landen van de Europese
Economische Ruimte, zie het Besluit van het Gemengd Comité van de EER
Nr. 158/2007 van 7 december 2007 tot wijziging van bijlage V (Vrij
verkeer van werknemers) en bijlage VIII (Recht van vestiging) bij de
EER-overeenkomst. Voor Zwitserland heeft de identiteitskaart eenzelfde
functie op basis van artikel 1, eerste lid, van bijlage I bij de
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds,
en de Zwitserse Bondstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van
personen, Trb. 2001, 432.

Artikel 4, eerste lid, van richtlijn 2004/38/EG luidt:

1. Onverminderd het bepaalde met betrekking tot reisdocumenten bij
nationale grenscontroles, heeft de burger van de Unie die voorzien is
van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort, alsmede
familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten en die
voorzien zijn van een geldig paspoort, het recht het grondgebied van een
lidstaat te verlaten om zich naar een andere lidstaat te begeven.

	Europese overeenkomst nopens het verkeer van personen tussen de
Lid-Staten van de Raad van Europa, Parijs, 13 december 1957, Trb. 1960,
nr. 103. Op 21 september 2001 heeft de regering onder andere de NIK
aangemeld als document in de zin van artikel 5 van dit verdrag.

	Zie noten 18 en 19.

	Wetboek van Strafrecht, artikelen 231, 440 en 447b.

	Artikel 15, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap en
artikel 1, derde lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers.

 PAGE    

  PAGE  7 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........