[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Afschrift van het antwoord op de in de brief van 25 september 2012 van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gestelde vraag inzake wetsvoorstellen 33 129 en 33 330

Brief regering

Nummer: 2012D38805, datum: 2012-10-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z17761:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2012

Bij deze bied ik u mede namens de staatssecretaris van Financiën in
voormeld dossier het antwoord aan op de in de brief van 25 september
2012 van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken
en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin
gestelde vraag.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W.E. Spies

Vraag in de brief van 25 september 2012 (kenmerk: 149553.73u):

De commissie vraagt of de voorgestelde maatregelen zouden kunnen worden
vervangen door een huurbelasting. Het verstrekken van privacygevoelige
informatie aan derden is dan niet nodig. De commissie vraagt hierbij
nadrukkelijk naar de technische uitvoerbaarheid van een huurbelasting,
niet naar het oordeel van de minister over de wenselijkheid van een door
de Belastingdienst op te leggen belasting als alternatieve maatregel. 

Antwoord:

Uw commissie heeft de vraag gesteld of de voorgestelde maatregelen uit
het wetsvoorstel huurverhoging op grond van inkomen en het wetsvoorstel
huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens zouden
kunnen worden vervangen door het invoeren van een huurbelasting. Uw
commissie vraagt nadrukkelijk naar de technische uitvoerbaarheid van een
dergelijke belasting, niet naar de wenselijkheid hiervan. 

De regering begrijpt uw vraag zo dat u wenst te vernemen of een
inkomensafhankelijke huurbelasting die rechtstreeks wordt geheven van
huurders die wonen in een huurwoning in de gereguleerde sector technisch
uitvoerbaar is. Een via verhuurders te heffen inkomensafhankelijke
huurbelasting zou er immers in alle gevallen toe leiden dat
privacygevoelige informatie aan verhuurders zal moeten worden verstrekt
en uw vraag ziet juist op de technische uitvoerbaarheid van een
alternatief waarbij die verstrekking niet nodig is.

Een bij huurders te heffen belasting over de huurprijs heeft een aantal
gevolgen voor de technische uitvoerbaarheid waarop hierna nader wordt
ingegaan. Bij het in kaart brengen van deze gevolgen verdienen vooral de
grondslag van heffing, het subject van heffing, de toename van het
aantal belastingplichtigen, de toename van uitvoeringskosten en de
fraudegevoeligheid aandacht.

Grondslag

Als grondslag voor de huurbelasting zou de huurprijs moeten dienen.
Doordat de Belastingdienst geen partij is bij een huurovereenkomst
tussen een huurder en een verhuurder heeft hij geen gegevens betreffende
de huurprijzen van huurwoningen. Het tarief van heffing bedraagt 1% dan
wel 5% boven inflatie, afhankelijk van het inkomen van de huurder, en
wordt berekend over de huurprijs. Er van uitgaande dat bedoeld zal zijn
dat de huurbelasting dezelfde werking zal hebben als de jaarlijkse
huurverhoging zoals volgt uit voormelde wetsvoorstellen, leidt de
huurbelasting in het jaar t tot een verhoging van de belastinggrondslag
van het jaar t+1. Doordat deze toenemende belastinggrondslag opgebouwd
kan zijn uit huur en huurbelasting van verschillende jaren leidt dit tot
een zeer complex geheel als gevolg waarvan de uitvoeringslasten
toenemen. Deze complexiteit komt ook terug indien in enig jaar bezwaar
of beroep tegen een aanslag huurbelasting wordt ingediend. Als dit tot
een gegrondverklaring leidt, kan dit gevolgen hebben voor inmiddels
reeds opgelegde aanslagen huurbelasting in navolgende jaren. Daarnaast
ontstaat er een verschil tussen de grondslag van de huurverhoging zoals
de verhuurder die hanteert en de belastinggrondslag zoals de
Belastingdienst die hanteert voor de bepaling van de hoogte van de
huurbelasting. De verhuurder zal namelijk de huur jaarlijks verhogen met
de vastgestelde inflatiecorrectie en vervolgens die na inflatie
gecorrigeerde huur als grondslag gebruiken voor de berekening van de na
inflatie gecorrigeerde huur van het daaropvolgende jaar. De
Belastingdienst daarentegen zal de huur van enig jaar gebruiken als
grondslag voor de huurbelastingen in het desbetreffende jaar waarbij
deze huur inclusief de te betalen huurbelasting zal dienen als
belastinggrondslag voor het daaropvolgende jaar.

Subject van heffing

Het subject van heffing is de huurder van een huurwoning in de
gereguleerde sector. De Belastingdienst dient ter beantwoording van de
vraag of iemand belastingplichtig is voor de huurbelasting te beschikken
over het gegeven of een persoon een huurder is die woont in een
huurwoning met een gereguleerde huurovereenkomst. Net als bij de
huurprijs speelt daarbij een rol dat de Belastingdienst daarover geen
objectiveerbare informatie tot zijn beschikking heeft. Ter bepaling of
een persoon huurder is van een huurwoning met een gereguleerde
huurovereenkomst en wat zijn huurprijs is, biedt de informatie die bij
de Belastingdienst/Toeslagen reeds beschikbaar is ten aanzien van de
huurtoeslag weinig aanknopingspunten. De groep belastingplichtigen die
een woning in de gereguleerde sector huurt en wier inkomen hoger is dan
€ 29.900 geniet immers geen huurtoeslag en is derhalve niet in beeld
bij de Belastingdienst/Toeslagen voor wat betreft de gegevens omtrent
huur. De Belastingdienst zal derhalve, omdat geen objectiveerbare
gegevens beschikbaar zijn, dienen af te gaan op de informatie die door
de huurder wordt verstrekt in de aangifte. Deze informatie kan
fraudegevoelig zijn, omdat huurders erbij gebaat zijn een lagere huur en
een lagere maximale huur op te geven terwijl de controle grote
inspanningen zal vergen. De controle van de door de huurder verstrekte
informatie zou slechts plaats kunnen vinden door de ontvangen gegevens
per belastingplichtige bij de verhuurder te verifiëren. Een
controletaak van een dergelijke omvang kan de Belastingdienst niet
realiseren, waarmee de belasting dus feitelijk simpel te ontduiken is.
Een huurbelasting is, gezien voorgaande, alleen uitvoerbaar wanneer het
aanzienlijke risico op fraude wordt geaccepteerd.

Huurprijsbepaling

Ook speelt de wijze van bepaling van de hoogte van de huur in de
gereguleerde sector een rol. De maximale huur wordt in de gereguleerde
sector gebaseerd op een puntensysteem. De in de wetsvoorstellen
opgenomen huurverhoging van 1% respectievelijk 5% boven inflatie zou
slechts geheel doorgang kunnen vinden indien de voor een huurwoning op
basis van het puntensysteem toegestane maximale huur hier ruimte toe
biedt. De Belastingdienst dient derhalve ieder jaar voor iedere
belastingplichtige die een woning huurt met een gereguleerde
huurovereenkomst na te gaan of het puntensysteem de mogelijkheid biedt
om het betreffende jaar te kunnen belasten. Hiervoor zouden zij in
contact kunnen treden met de verhuurder. Dit leidt tot een enorme
administratieve lastenverzwaring voor de verhuurder. Een andere
mogelijkheid om na te gaan of het puntensysteem nog ruimte biedt voor
het belasten van de huurprijs is om in samenwerking met de huurder een
puntenvaststelling op te stellen. De verwachting is dat een en ander bij
de Belastingdienst tot een substantiële toename van bezwaarschriften
zou leiden. Uit bovenstaande volgt dat de uitwerking van de
huurbelasting sterk casusafhankelijk zal worden waardoor deze geen
generiek karakter heeft. Hoe minder generiek een regeling is, des te
meer uitvoeringskosten zijn eraan verbonden. 

Vormgeving

De huurbelasting zou in de inkomstenbelasting kunnen worden
geïntegreerd dan wel als separate heffing kunnen worden
geïntroduceerd. Bovenstaande geschetste punten ten aanzien van de
technische uitvoerbaarheid spelen zowel indien wordt gekozen voor een
integratie in de inkomstenbelasting als bij een separate huurbelasting.
Integratie in de inkomstenbelasting ligt vanuit het perspectief van de
burger voor de hand. Hierbij is van belang om op te merken dat de
grondslag voor de huurbelasting in het systeem van de Wet
inkomstenbelasting 2001 zal dienen te worden geïntegreerd. Deze
integratie zal, mede als gevolg van de systematiek van de
inkomstenbelasting, naar verwachting tot een zeer ingewikkelde regeling
leiden. Daarnaast moet worden geaccepteerd dat de integratie van een
huurbelasting in de inkomstenbelasting tot een aanzienlijk groter aantal
belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting leidt, omdat thans niet
de hele groep huurbelastingplichtigen aangifteplichtig is voor de
inkomstenbelasting. De voorkeur zou daarom naar een separate
huurbelasting uitgaan. Dit leidt echter tot meer administratieve lasten
voor zowel burgers als de Belastingdienst. Onafhankelijk van de
integratie in de inkomstenbelasting dan wel via een separate
huurbelasting zou het aantal huurbelastingplichtigen aanzienlijk zijn.
Dit heeft, in vergelijking tot het wetsvoorstel huurverhoging op grond
van inkomen zoals dat thans bij de Eerste Kamer aanhangig is,
aanzienlijke extra kosten voor de overheid tot gevolg.

Conclusie

Resumerend voorziet  de regering voor de technische uitvoerbaarheid van
een huurbelasting die hetzelfde effect moet hebben als beoogd in
voormelde wetsvoorstellen een aantal gevolgen dat nadrukkelijk aandacht
verdient. Deze zien op de grondslag van heffing, het subject van
heffing, de toename van het aantal belastingplichtigen, de toename van
uitvoeringskosten en de fraudegevoeligheid. 

De Belastingdienst heeft niet de beschikking over huurprijzen van
huurwoningen en het aantal belastingplichtigen bij introductie van een
huurbelasting. Daarnaast beschikt de Belastingdienst niet over gegevens
betreffende de maximaal te belasten huurprijs op basis van het
puntensysteem. Voor al deze gegevens is de Belastingdienst bij een
huurbelasting afhankelijk van de gegevens die belastingplichtigen
verstrekken. Hiermee is een huurbelasting alleen uitvoerbaar wanneer het
aanzienlijke risico op fraude wordt geaccepteerd. Verder zal een
huurbelasting die wordt geïntegreerd in de inkomstenbelasting tot een
aanzienlijk grotere groep inkomstenbelastingplichtigen leiden. De
introductie van een separate huurbelasting leidt tot meer
administratieve lasten voor zowel burgers als de Belastingdienst.
Daarnaast is voor de technische uitvoerbaarheid van belang dat de
huurbelasting in jaar t bepalend is voor de belastinggrondslag in jaar
t+1 en volgende jaren. Deze manier van grondslagbepaling leidt tot een
zeer complex geheel als gevolg waarvan de uitvoeringslasten toenemen.
Voorgaande betekent, vergeleken met voormelde wetsvoorstellen, een zeer
complexe belasting, meer belastingplichtigen, hogere uitvoeringslasten
en een zeer aanzienlijk risico op fraude. De regering gaat niet over tot
invoering van een huurbelasting wanneer sprake is van dergelijke
omstandigheden en gevolgen.

 Kamerstukken II 2011/2012, 33 129, nr. 2.

 Kamerstukken II 2011/2012, 33 330, nr. 2.

 Afhankelijk van de feiten en omstandigheden worden verschillende
inkomensgrenzen genoemd, waarbij € 29.900 het maximale inkomen is.