[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33453 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D39995, datum: 2012-10-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z18279:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W05.12.0388/I	's-Gravenhage, 11 oktober 2012

Bij Kabinetsmissive van 27 september 2012, no.12.002253, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de
Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de
mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare
studiefinanciering, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel wijzigt de Wet studiefinanciering 2000 in die zin dat
het mogelijk wordt gemaakt bij ministeriële regeling een maximum te
stellen aan het aantal studenten dat in aanmerking komt voor
studiefinanciering voor het volgen van onderwijs buiten Nederland. Deze
bevoegdheid komt in plaats van de regel dat een student ten minste drie
van de zes jaren voorafgaand aan de inschrijving aan een opleiding in
het buitenland in Nederland moet hebben gewoond en in die periode
rechtmatig verblijf moet hebben gehad. 

Aanleiding voor het voorstel is dat het Hof van Justitie van de Europese
Unie (Hof) heeft bepaald dat de woonplaatseis in haar huidige vorm
migrerende werknemers uit de Europese Unie en hun gezinsleden indirect
ongelijk behandelt ten opzichte van Nederlandse werknemers, omdat zij de
Nederlandse student "voortrekken". Volgens het Hof is de woonplaatseis
weliswaar geschikt om de mobiliteit van studenten te bevorderen, maar
gaat zij verder dan noodzakelijk is om dit doel te bereiken.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

Uit de toelichting blijkt dat Nederland de groep migrerende werknemers
met studiefinanciering wil beperken door de beleidsregel inzake het
controlebeleid migrerend werknemerschap te wijzigen in die zin dat de
32-uursgrens per 1 januari 2013 wordt verhoogd naar 56 uur per maand.
De motivering hiervan is niet opgenomen in de toelichting, maar, zoals
blijkt uit een voetnoot, in het antwoord van Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op parlementaire vragen. De Europese
Commissie heeft geen oordeel kunnen geven over de 56-uursgrens en de
antwoorden zijn gegeven voordat het Hof uitspraak heeft gedaan in de
hiervoor bedoelde zaak.

De Afdeling merkt op dat het Hof heeft benadrukt dat het begrip
„werknemer” in de zin van artikel 45 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU) een zelfstandige betekenis binnen
het recht van de Unie heeft en niet eenzijdig door een lidstaat mag
worden uitgelegd. “Werknemer” is, volgens constante rechtspraak,
iedereen die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting
van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en
bijkomstig zijn. Volgens deze rechtspraak is het kenmerk van de
arbeidsverhouding dat iemand gedurende bepaalde tijd voor een ander
onder diens gezag prestaties verricht tegen beloning. Het Hof geeft in
(recente) uitspraken aan dat personen in loondienst met een normale
arbeidsduur van niet meer dan tien uur per week (40 uur per maand) en
een dienstverband tussen drie en veertien uur per week (12-56 uur per
maand), worden aangemerkt als werknemer in de zin van artikel 45 VWEU.

Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling in de toelichting te
motiveren of de aanscherping van de uurgrens in overeenstemming is met
artikel 45 VWEU, zoals uitgelegd door het Hof.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

	Arrest van 14 juni 2012,Commissie-Nederland (C-542/09).

	Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van
17 december 2009, nr. HO&S/BS/2009/178031 op grond van artikel 11.5 Wet
studiefinanciering 2000.

	In voetnoot 2 van de memorie van toelichting wordt verwezen naar de
beantwoording van kamervragen (2011/12, nr. 1811) door de
Staatssecretaris van OCW.

	Zie overweging 68 van het arrest van 14 juni 2012,Commissie-Nederland
(C-542/09), de aanleiding voor dit wetsvoorstel, waarin aan deze
rechtspraak wordt gerefereerd.

	Zie onder meer arresten HvJ EU van 3 juli 1986, Lawrie-Blum, 66/85,
Jurispr. blz. 2121, punten 16 en 17, en 14 oktober 2010, Van Delft e.a.,
C-345/09, punt 89.

	HvJ EU van 4 februari 2010, Genc, C-14/09, punten 25-28 en HvJ EU van
18 juli 2007, Geven, C-213, punten 10 en 17.

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........