[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33466 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten

Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de vaststelling van Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de acrreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181) en van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 3000/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D41031, datum: 2012-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z18688:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W14.12.0365/IV	's-Gravenhage, 12 oktober 2012

Bij Kabinetsmissive van 13 september 2012, no.12.002156, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet
milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de
vaststelling van Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21
juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en
tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens
Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181) en
van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012
inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen
overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de
Raad (PbEU L 181), met memorie van toelichting.

Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in een opschoning van hoofdstuk
16 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Deze nationale regels omtrent
monitoring, rapportage en verificatie worden per 1 januari 2013
vervangen door twee –rechtstreeks werkende – verordeningen van de
Europese Commissie:

- Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake
de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de
accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87 van het
Europees Parlement en de Raad en 

- Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake
de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen
overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de
Raad.

De twee verordeningen verzekeren de uniforme toepassing van
monitorings-, rapportage-, verificatie- en accreditatie-eisen in het
EU-ETS. 

Met ingang van 1 januari 2013 start de derde handelsperiode van het
Europees systeem van handel in broeikasgasemissierechten (hierna:
EU-ETS). Het EU-ETS is in 2009 herzien met het vaststellen van het
Europees klimaat- en energiepakket (richtlijn 2009/29/EG). De herziening
van het EU-ETS heeft het systeem sterk geharmoniseerd. Een onderdeel van
deze harmonisering is het vaststellen van de twee genoemde verordeningen
ter uitvoering van de artikelen 14 en 15 van de richtlijn 2009/29/EG.

Voorts voorziet het wetsvoorstel in wijziging van hoofdstuk 18 van de Wm
en artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de terugwerkende
kracht van Artikel III, eerste lid, het wetsvoorstel. Zij is van oordeel
dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Terugwerkende kracht Artikel III, eerste lid

Artikel III, eerste lid, van het wetsvoorstel verplicht degene die een
inrichting drijft waarop afdeling 16.2 van de Wm van toepassing is,
uiterlijk per 1 januari 2013 een (gewijzigd)  monitoringsplan in te
leveren, dat is opgesteld overeenkomstig het door het bestuur van de
emissieautoriteit vastgesteld en op de website verkrijgbaar gesteld
format. Artikel III, tweede lid, kent aan het bestuur van de
emissieautoriteit de bevoegdheid toe een last onder dwangsom op te
leggen in geval van overtreding van de verplichting, bedoeld in het
eerste lid. Artikel IV, tweede lid, van het wetsvoorstel bepaalt dat de
verplichting van Artikel III, eerste lid, terug werkt tot en met 1
augustus 2012. Artikel IV, eerste lid, voorziet in de inwerkingtreding
van Artikel III, tweede lid, op 1 januari 2013. 

De toelichting geeft aan dat de verplichting tot het inleveren van het
gewijzigde monitoringsplan terugwerkt tot de datum waarop de verordening
monitoring en rapportage emissiehandel in werking is getreden, te weten
1 augustus 2012. De verordening is evenwel eerst van toepassing met
ingang van 1 januari 2013, zodat de in het voorgestelde Artikel III,
tweede lid, toegekende bevoegdheid tot het opleggen van een last onder
dwangsom geldt met ingang van 1 januari 2013, aldus de toelichting.

Met de terugwerkende kracht van de verplichting beoogt de wetgever te
bereiken dat tijdig voor aanvang van de nieuwe handelsperiode met ingang
van 1 januari 2013 volgens een nieuw vastgesteld format gewijzigde
monitoringsplannen zijn ingediend bij de emissieautoriteit. 

De Afdeling acht de terugwerkende kracht niet noodzakelijk. Uit de
toelichting blijkt dat sinds maart 2012 door de emissieautoriteit op
diverse wijzen actief voorlichting wordt gegeven over de verplichte
wijziging van het monitoringsplan.  Daarmee zijn de betrokken
ondernemingen voldoende voorbereid op de komende verplichting.  

Nu het voorstel – terecht – het opleggen van een last onder dwangsom
eerst per 1 januari 2013 mogelijk maakt, heeft de verplichting voor de
periode tussen 1 augustus 2012 en 1 januari 2013 ook vanuit een oogpunt
van handhaving geen toegevoegde waarde. De Afdeling is aldus niet
overtuigd van de nut en de noodzaak van het toekennen van terugwerkende
kracht aan de verplichting. Bovendien kan de toepassing van de bepaling
in de rechtspraktijk tot geschillen aanleiding geven. 

Gelet op het voorgaande, adviseert de Afdeling het voorgestelde Artikel
IV, tweede lid, te schrappen.

2.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W14.12.0365/IV met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

In Artikel I, onderdeel C, in artikel 16.1, eerste lid, in plaats van de
voorgestelde omschrijving van het begrip "tonkilometer" verwijzen naar
artikel 3, derde lid, van de verordening monitoring en rapportage
emissiehandel.

In Artikel I, onderdeel C, in artikel 16.1, eerste lid, alsnog voorzien
in wijziging van de omschrijving van het begrip "handelperiode" door te
verwijzen naar artikel 3, tweede lid, van de verordening monitoring en
rapportage emissiehandel. Dienovereenkomstig ware artikel 16.24, eerste
lid, van de Wm aan te passen.

In Artikel I, onderdeel J, het voorgestelde artikel 16.13, eerste lid,
onderdeel c, schrappen. De verplichting voor de vergunninghouder om het
monitoringsplan zo spoedig te wijzigen indien het bestuur van de Nea
daarom verzoekt vloeit rechtstreeks voort uit artikel 14, tweede lid,
onder e, van de verordening monitoring en rapportage emissiehandel.

In Artikel I, onderdelen I en L, in de voorgestelde artikelen 16.12 en
16.14 "ter goede uitvoering van" vervangen door: ter uitvoering van. 

Indien de wetgever – zoals gesteld in de toelichting – beoogt te
voorzien in een termijn, bedoeld in en in aanvulling op artikel 31 van
de verordening verificatie en accreditatie emissiehandel, deze voor te
schrijven in een nieuw lid van het voorgestelde artikel 16.14. 

In Artikel I, onderdeel N, in de voorgestelde wijziging van het tweede
lid, onderdeel a, na "bij de Verordening monitoring en rapportage
emissiehandel of" invoegen: bij.

In Artikel III, tweede lid, "het bepaalde in" schrappen.

	Richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor
de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot
wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275). 

	PbEU L181.

	Voor een uitgebreide toelichting op het EU-ETS wordt kortheidshalve
verwezen naar de volgende websites:
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/emissiehandel en
https://www.emissieautoriteit.nl. 

 	Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad  van 23
april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling
voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te
verbeteren en uit te breiden (PbEU L140).

	Ook indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt
uitgegeven na 31 december 2012 (Artikel IV, eerste lid, van het
wetsvoorstel).

	Memorie van toelichting, artikelsgewijze toelichting Artikel III.

	Naast voorlichting op de website, zijn ook alle betrokken bedrijven
door de NEa schriftelijk benaderd om tijdig aan deze verplichting te
voldoen. In mei 2012 heeft de NEa seminars georganiseerd om de bedrijven
te informeren over de nieuwe monitoringseisen. Bovendien zijn informatie
en hulpmiddelen bij het opstellen van het monitoringsplan te vinden op
de website van de NEa. Via de helpdesk van de NEa kunnen bedrijven ook
telefonische vragen stellen. 

	Deze bepaling is inhoudelijk niet nieuw: het is thans voorgeschreven in
het geldende artikel 16.13, tweede lid, onder c, van de Wm.

	Zie de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel L. Zie tevens
Aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

	 Deze zinsnede is overbodig. Zie tevens de toelichting op Aanwijzing 52
van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

 PAGE    

 PAGE   3 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........