[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels

Eindtekst

Nummer: 2012D41418, datum: 2012-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z26982:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

31 oktober 2012



Wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband
met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels
omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband
met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet
aanvullende regels veiligheid wegtunnels te wijzigen om vast te stellen
wanneer een tunnel veilig is en om het totstandkomingsproces van
wegtunnels en de rol van de deelnemers aan dat proces op onderdelen te
verduidelijken; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een
puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

f. bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet
ruimtelijke ordening, met inbegrip van een rijksinpassingsplan en een
provinciaal inpassingsplan als bedoeld in die wet, alsmede een
omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid,
onderdeel a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van
het bestemmingsplan wordt afgeweken;

g. tunnel: tunnel of tunnelvormig bouwwerk, uitsluitend dan wel mede
bestemd voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, met uitzondering van
bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van die
wet;

h. trans-Europees wegennet: het wegennet als omschreven in afdeling 2
van bijlage I van Beschikking nr. 1692/96/EG en geĂŻllustreerd met
kaarten of beschreven in bijlage II van die beschikking. 

B

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

1. Deze wet is van toepassing op tunnels, langer dan 250 meter. De
lengte van de tunnel wordt bepaald door het langst omsloten gedeelte. 

C

Artikel 3 vervalt.

Ca

	In artikel 5 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde
lid, een lid ingevoegd, luidende:

	4. Indien de tunnelbeheerder afwijkt van een advies van de
veiligheidsbeambte gegeven krachtens deze wet, maakt de tunnelbeheerder
zijn gemotiveerde afwijking van dat advies openbaar.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 

1. De kans op slachtoffers in de tunnel is blijkens een risicoanalyse
niet groter dan 0,1/N2 per kilometer tunnelbuis per jaar. Waarbij
“N” het aantal dodelijke slachtoffers onder de weggebruikers per
incident is en waarbij dat aantal 10 of meer bedraagt.

2. De uitvoerder van de risicoanalyse, bedoeld in het eerste lid, is in
functioneel opzicht onafhankelijk van de tunnelbeheerder.

3. De risicoanalyse, bedoeld in het eerste lid, geschiedt volgens een
bij ministeriële regeling vastgestelde methode.

4. De tunnelbeheerder vraagt advies aan de veiligheidsbeambte over het
bouwplan voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid,
onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

E

Na artikel 6 worden vier artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 6a 

1. Bij regeling van Onze Minister worden een of meer gestandaardiseerde
uitrustingen vastgesteld die verschillen naar type gebruik of naar type
ontwerp van de tunnel.

2. Een gestandaardiseerde uitrusting als bedoeld in het eerste lid wordt
vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Veiligheid en Justitie en: 

a. indien uit een risicoanalyse, bedoeld in artikel 6, derde lid, blijkt
dat bij toepassing van de gestandaardiseerde uitrusting in een tunnel
met de fysieke kenmerken van de opengestelde of in aanbouw zijnde
tunnels, aan de in artikel 6, eerste lid, genoemde norm wordt voldaan,
en

b. nadat het Veiligheidsberaad, bedoeld in artikel 1 van de Wet
veiligheidsregio’s, in de gelegenheid is gesteld daarover advies uit
te brengen.

3. Onze Minister evalueert de gestandaardiseerde uitrustingen binnen
vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet van 
 tot wijziging van de
Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het
vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent
het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met
wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels (Stb.  
), en
vervolgens telkens na vijf jaar. Indien de evaluatie daar aanleiding toe
geeft, past Onze Minister de gestandaardiseerde uitrustingen aan en
stelt hij de Tweede Kamer der Staten-Generaal van deze aanpassing in
kennis.

Artikel 6b 

1. De tunnelbeheerder past in de tunnel een krachtens artikel 6a, eerste
lid, vastgestelde gestandaardiseerde uitrusting toe. 

2. Indien overwogen wordt een tunnel te bouwen, laat de tunnelbeheerder
een risicoanalyse als bedoeld in artikel 6, derde lid, uitvoeren ten
aanzien van de tunnel zoals bij het vaststellen van het tracé voorzien
wordt.

3. De tunnelbeheerder kan van de gestandaardiseerde uitrusting, als
bedoeld in het eerste lid, uitsluitend afwijken indien:

a. dit noodzakelijk is om aan de in artikel 6, eerste lid, genoemde norm
te voldoen, en

b. de tunnelbeheerder daarover advies heeft ingewonnen bij de
veiligheidsbeambte, en

c. daarmee ten minste de zelfde mate van veiligheid wordt geboden als is
beoogd met de betrokken gestandaardiseerde uitrusting of onderdelen
daarvan, of 

d. toepassing wordt gegeven aan artikel 3, tweede lid, of artikel 14 van
Richtlijn 2004/54 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese
wegennet. 

4. De tunnelbeheerder kiest de toe te passen gestandaardiseerde
uitrusting, als bedoeld in het eerste lid, voorafgaand:

a. aan de vaststelling van het tracébesluit als bedoeld in artikel 9
van de Tracéwet, of

b. aan de vaststelling van een bestemmingsplan of een wijziging daarvan
als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. 

5. Indien de tunnelbeheerder op grond van het derde lid afwijkt van de
gestandaardiseerde uitrusting, maakt de tunnelbeheerder de keuze over de
toe te passen uitrusting voorafgaand:

a. aan de vaststelling van het tracébesluit, bedoeld in artikel 9 van
de Tracéwet, of

b. aan de vaststelling van een bestemmingsplan of een wijziging daarvan
als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. 

6. De keuze voor de toe te passen uitrusting, bedoeld in het vierde lid,
onderdeel a, of de keuze voor de toe te passen uitrusting, bedoeld in
het vijfde lid, onderdeel a, wordt gemaakt in overeenstemming met het
bevoegd college van burgemeester en wethouders.

Artikel 6c 

1. De tunnelbeheerder stelt, na overleg met de veiligheidsbeambte, een
tunnelveiligheidsplan op waarin alle veiligheidsaspecten die een rol
spelen bij de keuze van de locatie, het ontwerp en het beoogde gebruik,
worden afgewogen. De risicoanalyse bedoeld in artikel 6, derde lid,
maakt daarvan onderdeel uit.

2. Het tunnelveiligheidsplan wordt vastgesteld voorafgaand aan de
vaststelling van het tracébesluit, bedoeld in artikel 9 van de
Tracéwet, of voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan of
van een wijziging daarvan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien
van de vorm en de inhoud van het tunnelveiligheidsplan.

Artikel 6d 

1. Indien overwogen wordt de constructie, de voorzieningen of het
gebruik van een tunnel wezenlijk te wijzigen, laat de tunnelbeheerder
een risicoanalyse als bedoeld in artikel 6, derde lid, uitvoeren.

2. Een wezenlijke wijziging van een tunnel vindt uitsluitend plaats
indien uit de risicoanalyse, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat het
risico niet groter is dan de veiligheidsnorm, genoemd in artikel 6,
eerste lid.

3. Artikel 6b, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de keuze
van de uitrusting die met de wezenlijke wijziging samenhangt. 

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding <1.> geplaatst. 

1a. In het eerste lid wordt de derde volzin vervangen door de volgende
drie volzinnen:

	Het plan omvat tevens een analyse van scenario’s van ongevallen. Bij
ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot
de inhoud van het veiligheidsbeheerplan en wordt de methode voor het
uitvoeren van de analyse van scenario’s van ongevallen vastgesteld. De
in de eerste volzin bedoelde analyse kan, met redenen omkleed,
achterwege blijven.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de openstelling van een tunnel na een wezenlijke wijziging van
de constructie, de voorzieningen dan wel het gebruik van de tunnel, past
de tunnelbeheerder, na overleg met de veiligheidsbeambte en de
burgemeester van de gemeente of van elk van de gemeenten waarin de
tunnel is gelegen, het in het eerste lid bedoelde veiligheidsbeheerplan,
voor zover noodzakelijk, aan die veranderde situatie aan. 

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

1. Het is verboden een tunnel voor het verkeer open te stellen zonder
daartoe strekkende vergunning van het bevoegd college van burgemeester
en wethouders.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. In afwijking van het derde lid, kan de vergunning, bedoeld in het
eerste lid, worden verleend onder de voorwaarde dat onvolkomenheden in
de uitvoering van de gekozen gestandaardiseerde uitrusting, bedoeld in
artikel 6b, vierde lid, of in de uitvoering van de gekozen voorzieningen
op grond van artikel 6b, derde lid, binnen een door het bevoegd gezag te
bepalen termijn zijn hersteld, mits de tunnel ondanks de onvolkomenheden
voldoet aan de in artikel 6, eerste lid, genoemde norm. 

	3. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt geweigerd indien:

	a. de uitrusting van de tunnel niet is uitgevoerd overeenkomstig de
krachtens artikel 6b, vierde lid, gekozen gestandaardiseerde uitrusting
of niet is uitgevoerd volgens de uitrusting die is gekozen op grond van
artikel 6b, derde lid;

	b. de tunnel niet voldoet aan het overige bepaalde bij of krachtens
deze wet, of

	c. de tunnel niet voldoet aan het bepaalde ten aanzien van de
veiligheid van tunnels bij of krachtens de Woningwet.

	6. De artikelen 20, 25, 26, derde lid, en 27 van de Tracéwet zijn van
toepassing op een vergunning als bedoeld in het eerste lid voor een
tunnel die onderdeel uitmaakt van een tracébesluit, bedoeld in artikel
9 van de Tracéwet. 

H

Na artikel 8 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8a 

1. Het is verboden een tunnel na een wezenlijke wijziging van de
constructie, de voorzieningen dan wel het gebruik van de tunnel voor het
verkeer open te stellen zonder daartoe strekkende vergunning van het
bevoegd college van burgemeester en wethouders. 

2. Artikel 8, tweede, derde, vierde en vijfde lid, onderdelen b en c, is
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8b

Het is verboden een tunnel voor het verkeer in gebruik te hebben zonder
of in afwijking van het veiligheidsbeheerplan, bedoeld in artikel 7.

I

In artikel 11, tweede lid en derde lid, onderdeel a, wordt “Onze
Minister voor Wonen, Wijken en Integratie” vervangen door: Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

J

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18 

1. Maatregelen ten aanzien van tunnels die voor 1 mei 2006 voor het
openbare verkeer opengesteld zijn of opengesteld geweest zijn, die nodig
zijn om te voldoen aan het bepaalde bij of krachtens deze wet of het
bepaalde bij of krachtens de Woningwet met betrekking tot de
veiligheidseisen voor tunnels, worden genomen:

a. voor tunnels in het Nederlands deel van het trans-Europees wegennet
met een lengte van meer dan 500 meter: voor 1 mei 2014;

b. voor andere dan de in onderdeel a bedoelde tunnels: voor 1 mei 2019. 

2. Maatregelen ten aanzien van tunnels, die voor de inwerkingtreding van
deze wet voor het openbare verkeer opengesteld zijn of opengesteld
geweest zijn, die nodig zijn om te voldoen aan het bepaalde bij of
krachtens deze wet, of die nodig zijn om te voldoen aan de norm, genoemd
in artikel 6, eerste lid, worden genomen:

a. voor tunnels in het Nederlands deel van het trans-Europees wegennet
met een lengte van meer dan 500 meter: voor 1 mei 2014;

b. voor andere dan de in onderdeel a bedoelde tunnels: voor 1 mei 2019. 

	3. De artikelen 6b en 8, vijfde lid, onderdeel a, zijn niet van
toepassing op:

	a. tunnels waarvoor op het moment van inwerkingtreding van deze wet
reeds een tracébesluit als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet is
genomen of waarvoor een bestemmingsplan of een wijziging van een
bestemmingsplan is vastgesteld; 

	b. tunnels die op het moment van inwerkingtreding van deze wet zijn
opengesteld of opengesteld zijn geweest, of 

	c. tunnels die niet in beheer zijn bij het Rijk. 

K

Na artikel 18 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 18a

Een door de Commissie voor de tunnelveiligheid afgegeven advies
overeenkomstig artikel 6, derde lid, zoals dit luidde voor
inwerkingtreding van deze wet, blijft onderdeel uitmaken van het
tunnelveiligheidsdossier, genoemd in artikel 10, voor zover het advies
verenigbaar is met deze wet.

ARTIKEL II

	De Tracéwet wordt als volgt gewijzigd:

	1. Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan onderdeel b wordt na de puntkomma het woord “en” toegevoegd.

	2. Onder vervanging van “; en” in onderdeel c door een punt,
vervalt onderdeel d. 

	2. In artikel 21, eerste lid, wordt de zinsnede “De in artikel 2
bedoelde werken” vervangen door: De in artikel 8 bedoelde werken. 

ARTIKEL III

	Artikel 2.10, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht komt te luiden: 

	e. de activiteit een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels
veiligheid wegtunnels betreft en uit de aanvraag en de daarbij
verstrekte gegevens en bescheiden blijkt dat niet wordt voldaan aan de
in artikel 6, eerste lid, van die wet gestelde norm.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1