[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Invulling begrotingsonderzoek inzake ‘Apparaatskosten van ZBO’s RWT’s en externe inhuur op OCW-terrein’

Verslag van een rapporteur

Nummer: 2012D43228, datum: 2012-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z19462:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Inleiding

De commissie voor OCW heeft in de procedurevergadering van 1 november 2012 besloten om naast de feitelijke vragenronde en de plenaire behandeling van de begroting OCW 2013 een begrotingsonderzoek te houden over o.a. ZBO's (zelfstandige bestuursorganen) en RWT’s (rechtspersonen met een wettelijke taak). U heeft mij daarbij aangewezen als rapporteur.

In deze notitie doe ik een voorstel over de wijze waarop ik dit begrotingsonderzoek nader wil invullen. Het BOR en de griffier van de commissie hebben mij daarbij ondersteund. U wordt gevraagd te besluiten over dit voorstel.

Voorstel

‒ Het hoofdonderwerp van het begrotingsonderzoek zal zijn: ‘Apparaatskosten van ZBO’s RWT’s en externe inhuur op OCW-terrein’.

‒ Het begrotingsonderzoek zal gepland worden in de week van 26-29 november (waarschijnlijk einde van de week). In principe zal er 2 uur voor worden uitgetrokken, waarbij eerst de rapporteur aan het woord zal zijn namens de commissie en vervolgens de commissieleden een eigen inbreng mogen leveren.

‒ Het BOR schrijft een ondersteunende notitie. Deze notitie ontvangt u uiterlijk 23 november.

‒ Ik zal voorafgaand aan het begrotingsonderzoek mijn inbreng als rapporteur met u afstemmen. Ik streef ernaar mijn inbreng als rapporteur 27 november klaar te hebben.

Nadere toelichting

  1. Voorbereiding

Diverse organisaties op OCW-terrein ontvangen een rijksbijdrage van het Ministerie van OCW. Het betreffen organisaties op afstand van het Rijk, zoals rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), bijvoorbeeld onderwijsinstellingen, academische ziekenhuizen en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), bijvoorbeeld de Cultuurfondsen (tevens RWT). Daarnaast zijn er nog organisaties die noch RWT of ZBO zijn, zoals de PO- Raad, de VO-Raad, de MBO Raad, adviesbureaus en derden die die in opdracht van het Ministerie van OCW taken voor het departement uitvoeren.

De begroting geeft op verschillende plaatsen inzicht in deze financieringsstromen.

Hoofdvragen

In het kader van de controlerende taak van de Kamer wordt nagaan hoe de verhouding is tussen de bekostiging die ZBO’s en en RWT’s ontvangen en verdelen en de apparaatskosten van deze instellingen. Tevens wordt nagegaan of er normen zijn afgesproken, c.q. nodig zijn, voor deze verhouding tussen subsidiebedrag en apparaatskosten? Gelden deze normen ook voor overige organisaties, zoals de PO- Raad, de VO-Raad, de MBO Raad, adviesbureaus en derden?

In aanvulling daarop wordt ingegaan op de externe inhuur en apparaatskosten van het kerndepartement. Hoe is het daar gesteld met de verhouding tussen de grootte van de uit te voeren taak en het bedrag dat deze adviesbureaus ontvangen? Hoe is het daar gesteld met de verhouding tussen de grootte van de uit te voeren taak en het bedrag dat deze adviesbureaus ontvangen?

Inkadering

Het begrotingsonderzoek richt zich met name op de begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s die staan vermeld in tabel 95.4 van de OCW-begroting (p. 95). De apparaatskosten van individuele onderwijsinstellingen (circa 1650), academische ziekenhuizen musea worden niet meegenomen. Een totaaloverzicht van alle ZBO’s en RWT’s op OCW-terrein is opgenomen in bijlage 1 bij de OCW-begroting (p.105).

Onderzoeksvragen

  1. Wat is de wettelijke taak van de ZBO’s/RWT’S die in tabel 95.4 van de OCW-begroting worden genoemd? Hoe groot is de bekostiging die deze ZBO’s/RWT’S van het rijk ontvangen, c.q. verdelen? Hoe staat de rijksbijdrage in verhouding tot hun apparaatskosten?

  2. Hoe groot is de bekostiging aan overige organisaties, zoals de PO- Raad, de VO-Raad, de MBO Raad, adviesbureaus en derden? Hoe staat de bekostiging in verhouding tot hun apparaatskosten? Hoe staat de bekostiging in verhouding tot de te verdelen subsidiestroom of omvang van uitvoering van taken? Het gaat onder meer om de organisaties die subsidie ontvangen voor de uitvoering van de subsidieregelingen genoemd in bijlage 4 (p.183).

  3. Welke normen zijn afgesproken per ZBO/RWT en overige organisaties voor de verhouding apparaatskosten tot programmageld?

  4. Hoe is de verdeling tussen reguliere taken en tijdelijke projecten bij externe inhuur (zie tabel 95.1 (p.94)? Welke projecten betreft deze externe inhuur? Hoe is de opsplitsing naar beleidsdirecties en niet-beleidsdirecties (zoals de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en adviesraden van het ministerie)? Zijn onder de post ‘materiële uitgaven’ in tabel 95.1 ook verplichtingen inzake externe inhuur begroot (bijv. voor ICT)?

  5. Hoe verhouden tabel 95.2 ‘Apparaatskosten OCW’ en tabel 95.3 ‘Apparaatsuitgaven kerndepartement onderverdeeld naar beleidsartikel’ zich tot elkaar? Tabel 95.3 telt niet op tot de apparaatsuitgaven kerndepartement uit tabel 95.2. Hoe zijn de verschillen te verklaren ?

  1. Voorbereiding

Als voorbereiding op het begrotingsonderzoek zal het BOR een notitie opstellen waarin zij, op basis van de begroting, de antwoorden op de schriftelijke vragen nr 3,4 en 51 en andere openbare informatie en eventuele aanvullende (ambtelijke) informatie antwoord zal geven op de onderzoeksvragen, voor zover dat mogelijk is. Het BOR zal daarbij aangeven op welk terrein ‘witte vlekken’ bestaan.

Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen 2, 3, 4 en 5 is aanvullende ambtelijke informatie nodig van het ministerie (wellicht via een commissiebrief). Het is nog niet duidelijk of de minister op korte termijn de Kamer van antwoorden kan voorzien.

3. Achtergrond begrotingsonderzoek in het algemeen

Het begrotingsonderzoek is een overleg tussen Kamer en bewindslieden, dat bedoeld is als (min of meer technische) voorbereiding op de plenaire begrotingsbehandeling. Het fenomeen begrotingsonderzoek is nu alweer zo’n 15 jaar oud en is van oorsprong gestart als een financieel-technisch overleg waarbij de Kamer kritisch keek naar de ramingen en meer greep probeerde te krijgen op de informatie die achter de vele cijfers schuil ging (‘fact-finding’).

In de loop der jaren heeft de begroting -en daarmee het begrotingsonderzoek- een minder technisch karakter gekregen en staan steeds meer het beleid en de te leveren beleidsprestaties centraal.

Het is nu meestal een wetgevingsoverleg van doorgaans twee of drie uur, dat veelal in de week voorafgaand aan de plenaire begrotingsbehandeling wordt gehouden. Op de agenda staan door de commissie vooraf geselecteerde onderwerpen. Het begrotingsonderzoek dient ter voorbereiding op de plenaire begrotingsbehandeling en kan vooral nuttig zijn om onduidelijkheden in de begroting verhelderd te krijgen.

Bij een begrotingsonderzoek wordt vaak in het eerste gedeelte nadrukkelijk aandacht besteed aan de kwaliteit van de begroting. Een optie daarbij is het aanwijzen van een rapporteur namens de commissie.


  1. 3 Kan een overzicht worden gegeven van subsidies die worden verstrekt aan derden met daarin de bedragen, ontvanger en doelstelling?

    4 Kan een overzicht worden gegeven van projecten, die namens het ministerie van OCW, door derden worden uitgevoerd met daarbij de bedragen, ontvanger en doelstelling?

    5 Waarom is de post 'overige subsidies' niet uitgewerkt bij de beleidsartikelen waar de post 'overige subsidies' groter is dan de losse subsidies in de lijst? Wat bepaalt of een subsidie onder 'overige' valt of onder een specificatie in de bijlage? Hoeveel subsidies moeten achteraf worden terugbetaald, omdat niet aan de voorwaarden is voldaan of omdat er geen goede verantwoording is afgelegd?↩︎