[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33490 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de Europese verordening inzake biociden

Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de Europese verordening inzake biociden

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D44485, datum: 2012-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z20499:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W14.12.0380/IV	's-Gravenhage, 29 oktober 2012

Bij Kabinetsmissive van 22 september 2012, no.12.002230, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening
(EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012
betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, met
memorie van toelichting.

Het voorstel strekt ter uitvoering van een EU-verordening betreffende
het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (verordening).
Deze verordening vervangt Richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998
betreffende het op de markt brengen van biociden, die bij wet van 17
februari 2007 is geïmplementeerd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en
biociden (Wgb). In verband met de totstandkoming van de verordening
voorziet het voorstel in het schrappen van een aantal bepalingen in de
Wgb. Voorts wordt voorzien in de uitvoering van enkele verplichtingen
die voortvloeien uit de verordening. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen van
(implementatie-)technische aard en een opmerking over de bestuurlijke
boete. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van
het voorstel wenselijk is.

1.	Aanwijzing bevoegd gezag

Ingevolge de verordening worden bevoegdheden uitgeoefend door onder meer
de lidstaat of de bevoegde autoriteit van de lidstaat. De lidstaten
dienen op grond van artikel 81, eerste lid, van de verordening de
bevoegde autoriteit of autoriteiten aan te wijzen. In het wetsvoorstel
is daaraan uitvoering gegeven door het College voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en biociden als bevoegde autoriteit aan te
wijzen. 

Artikel 27, eerste lid, van de verordening regelt dat biociden waarvoor
op grond van de vereenvoudigde procedure toelating is verleend in alle
lidstaten zonder wederzijdse erkenning op de markt mogen worden
aangeboden. De houder van een toelating dient evenwel de lidstaat
uiterlijk 30 dagen vooraf aan het in de handel brengen van een biocide
op het grondgebied van de lidstaat daarvan in kennis te stellen.
Ingevolge het tweede lid kan de lidstaat het op de markt aanbieden of
het gebruik van het betrokken middel op zijn grondgebied tijdelijk
beperken of verbieden.

De Afdeling merkt op dat in het voorstel niet is geregeld welk orgaan de
bevoegdheden als bedoeld in artikel 27 van de verordening in Nederland
uitoefent. Gelet op de taken en bevoegdheden die aan het College voor de
toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegekend, ligt
het in de rede het College te belasten met de uitvoering van artikel 27
van de verordening.

De Afdeling adviseert het voorstel in die zin aan te passen. 

2.	Strafbaarstelling en handhaving

Ingevolge artikel 87 van de verordening stellen de lidstaten de sancties
vast voor schendingen van de verordening. 

Aan deze verplichting is uitvoering gegeven in het voorgestelde artikel
42 gelezen in samenhang met de artikelen 86 (last onder bestuursdwang)
en 90 (bestuurlijke boete) van de Wgb en artikel 1a van de Wet op de
economische delicten (Wed).

a.	De Afdeling merkt op dat niet is voorzien in strafbaarstelling van
een overtreding van artikel 17, zesde lid, en artikel 27, eerste lid,
van de verordening. Het betreft de verplichting van een houder van een
toelating om (de bevoegde autoriteit van) de lidstaat uiterlijk 30 dagen
voor het in de handel brengen van een toegelaten biocide daarvan in
kennis te stellen. Schending van deze verplichtingen leidt naar het
oordeel van de Afdeling niet mede tot een schending van andere
bepalingen in de verordening die wel strafbaar gesteld zijn, zoals het
verbod om een biocide waarvoor geen toelating is verleend op de markt te
brengen. 

De Afdeling adviseert de artikelen 17, zesde lid, en artikel 27, eerste
lid, van de verordening alsnog op te nemen in het voorgestelde artikel
42.

b.	In de voorgestelde aanpassing van artikel 1a van de Wed is niet
voorzien in strafrechtelijke handhaving van het voorgestelde artikel 46
van de Wgb. Het huidige artikel 1a van de Wed voorziet wel in
strafrechtelijke handhaving van het huidige artikel 67, eerste en tweede
lid, van de Wgb, dat met het voorstel zal vervallen en dat voorziet in
hetzelfde onderwerp als het voorgestelde artikel 46 van de Wgb.

De Afdeling adviseert het vervallen van de strafrechtelijke handhaving
te motiveren in de toelichting en het voorstel zo nodig aan te passen.

3.	Bestuurlijke boete

In artikel I, onderdeel H, wordt voorgesteld artikel 90 Wgb aan te
passen. Door deze wijziging wordt de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport bevoegd om een bestuurlijke boete op te leggen wanneer
– het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde - artikel 46 Wgb wordt
overtreden. 

De Afdeling wijst erop dat artikel 46 geen verplichting regelt. In dat
artikel wordt het College belast met de uitvoering van artikel 88 van de
verordening. In dat artikel 88 is bepaald dat een lidstaat passende
maatregelen kan nemen als op basis van nieuw bewijsmateriaal er gegronde
redenen zijn om aan te nemen dat een, op grond van de verordening
toegelaten, biocide een ernstig gezondheidsrisico oplevert. 

Voor zover met het opnemen van artikel 46 in artikel 90 Wgb wordt beoogd
een bestuurlijke boete te kunnen opleggen aan een (rechts)persoon die,
ondanks de in artikel 88 van de verordening bedoelde voorlopige
maatregel, het desbetreffende biocide toch in de handel brengt, wijst de
Afdeling erop dat dit niet wordt bereikt met de voorgestelde wijziging
van artikel 90 Wgb.

De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het
voorgestelde artikel 90 Wgb en zo nodig het voorgestelde artikel 46 Wgb
aan te passen.

4.	Werking in de exclusieve economische zone (EEZ)

De toelichting vermeldt dat de verordening ook van toepassing is in de
EEZ. In de Wgb is niet bepaald dat bepaalde onderdelen daarvan van
toepassing zijn in de Nederlandse EEZ. De Afdeling acht het uit oogpunt
van rechtszekerheid van belang dat in de Wgb wordt bepaald dat de
(verbods)bepalingen die in de Wgb zijn opgenomen ter implementatie van
de verordening tevens gelden voor de Nederlandse EEZ. 

De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. 

5.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W14.12.0380/IV met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In artikel 1, eerste lid, de voorgestelde definitie van behandeld
voorwerp: "behandeld voorwerp als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van
verordening (EU) Nr. 528/2012" vervangen door: "behandeld voorwerp als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder l, van verordening (EU) Nr.
528/2012" (zie ook transponeringstabel);

In artikel 42, eerste lid, de zinsnede "58, eerste tot en met het
zevende lid, 62, 68, eerste lid, 69" vervangen door "58, eerste tot en
met het zesde lid, 62, 68, eerste lid, 69, eerste en tweede lid";

De voorgestelde wijziging van artikel 119 kan vervallen, gelet op het
wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, waarin wordt voorgesteld
het gehele artikel 119 te laten vervallen.

Transponeringstabel

In de transponeringstabel vermelden dat:

aan artikel 2, achtste lid, van de verordening uitvoering wordt gegeven
in artikel 44 van de wet;

aan artikel 55 van de verordening uitvoering wordt gegeven in artikel 45
van de wet; 

de artikelen 56, 62 en 72, eerste en derde lid, van de verordening zijn
opgenomen in artikel 42, eerste lid, van de wet (verbodsbepaling); 

artikel 72, tweede lid, en artikel 80, eerste lid, van de verordening
rechtstreeks vanuit de verordening werken; 

aan artikel 80, tweede lid, van de verordening uitvoering wordt gegeven
in artikel 10 van de wet; 

aan artikel 81 van de verordening uitvoering wordt gegeven in artikel 4,
tweede lid, van de wet.

In de transponeringstabel vermelden op welke wijze uitvoering wordt
gegeven aan: 

artikel 65, eerste lid, van de verordening.

	Vergelijk het voorgestelde artikel 46. 

	Artikel 17, eerste lid, van de verordening. 

	De bestuurlijke boete (artikel 90) is wel van toepassing op overtreding
van artikel 46 van de Wgb.

	Zie bijvoorbeeld ook de artikelen 12.3, 12.19 en 16.3 van de Wet
milieubeheer waarin is bepaald dat bepalingen uit hoofdstuk 12 en
hoofdstuk 16 van de Wm ook gelden in de EEZ. De hoofdstukken 12 en 16
van de Wm hebben betrekking op verplichtingen die voortvloeien uit
Europese Verordeningen. 

	Zie artikel LXXXV van deel B van het wetsvoorstel tot wijziging van de
Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige
verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet
aanpassing bestuursprocesrecht). Kamerstukken I 2011/12, 32 450, nr. A
Herdruk. Vergelijk ook aanwijzing 171a van de Aanwijzingen voor de
regelgeving; verwacht mag worden dat de Wet aanpassing
bestuursprocesrecht eerder in werking treedt dan de voorgestelde
wijziging van de Wgb, waarvan de inwerkingtreding op 1 september 2013 is
voorzien. 

 PAGE    

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........