33490 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de Europese verordening inzake biociden
Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de Europese verordening inzake biociden
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D44485, datum: 2012-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z20499:
- Indiener: W.J. Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2012-12-04 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-12-05 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2012-12-18 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-01-31 15:00: Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 bereffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden. (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-04-09 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-06-05 10:35: Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van een Verordening betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (33 490) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-11 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2013-06-13 13:10: Aanvang middagvergadering: STEMMINGEN (over moties ingediend bij het VAO Raad Buitenlandse Zaken/Handel) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W14.12.0380/IV 's-Gravenhage, 29 oktober 2012 Bij Kabinetsmissive van 22 september 2012, no.12.002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ter uitvoering van een EU-verordening betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (verordening). Deze verordening vervangt Richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, die bij wet van 17 februari 2007 is geïmplementeerd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). In verband met de totstandkoming van de verordening voorziet het voorstel in het schrappen van een aantal bepalingen in de Wgb. Voorts wordt voorzien in de uitvoering van enkele verplichtingen die voortvloeien uit de verordening. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen van (implementatie-)technische aard en een opmerking over de bestuurlijke boete. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Aanwijzing bevoegd gezag Ingevolge de verordening worden bevoegdheden uitgeoefend door onder meer de lidstaat of de bevoegde autoriteit van de lidstaat. De lidstaten dienen op grond van artikel 81, eerste lid, van de verordening de bevoegde autoriteit of autoriteiten aan te wijzen. In het wetsvoorstel is daaraan uitvoering gegeven door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als bevoegde autoriteit aan te wijzen. Artikel 27, eerste lid, van de verordening regelt dat biociden waarvoor op grond van de vereenvoudigde procedure toelating is verleend in alle lidstaten zonder wederzijdse erkenning op de markt mogen worden aangeboden. De houder van een toelating dient evenwel de lidstaat uiterlijk 30 dagen vooraf aan het in de handel brengen van een biocide op het grondgebied van de lidstaat daarvan in kennis te stellen. Ingevolge het tweede lid kan de lidstaat het op de markt aanbieden of het gebruik van het betrokken middel op zijn grondgebied tijdelijk beperken of verbieden. De Afdeling merkt op dat in het voorstel niet is geregeld welk orgaan de bevoegdheden als bedoeld in artikel 27 van de verordening in Nederland uitoefent. Gelet op de taken en bevoegdheden die aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegekend, ligt het in de rede het College te belasten met de uitvoering van artikel 27 van de verordening. De Afdeling adviseert het voorstel in die zin aan te passen. 2. Strafbaarstelling en handhaving Ingevolge artikel 87 van de verordening stellen de lidstaten de sancties vast voor schendingen van de verordening. Aan deze verplichting is uitvoering gegeven in het voorgestelde artikel 42 gelezen in samenhang met de artikelen 86 (last onder bestuursdwang) en 90 (bestuurlijke boete) van de Wgb en artikel 1a van de Wet op de economische delicten (Wed). a. De Afdeling merkt op dat niet is voorzien in strafbaarstelling van een overtreding van artikel 17, zesde lid, en artikel 27, eerste lid, van de verordening. Het betreft de verplichting van een houder van een toelating om (de bevoegde autoriteit van) de lidstaat uiterlijk 30 dagen voor het in de handel brengen van een toegelaten biocide daarvan in kennis te stellen. Schending van deze verplichtingen leidt naar het oordeel van de Afdeling niet mede tot een schending van andere bepalingen in de verordening die wel strafbaar gesteld zijn, zoals het verbod om een biocide waarvoor geen toelating is verleend op de markt te brengen. De Afdeling adviseert de artikelen 17, zesde lid, en artikel 27, eerste lid, van de verordening alsnog op te nemen in het voorgestelde artikel 42. b. In de voorgestelde aanpassing van artikel 1a van de Wed is niet voorzien in strafrechtelijke handhaving van het voorgestelde artikel 46 van de Wgb. Het huidige artikel 1a van de Wed voorziet wel in strafrechtelijke handhaving van het huidige artikel 67, eerste en tweede lid, van de Wgb, dat met het voorstel zal vervallen en dat voorziet in hetzelfde onderwerp als het voorgestelde artikel 46 van de Wgb. De Afdeling adviseert het vervallen van de strafrechtelijke handhaving te motiveren in de toelichting en het voorstel zo nodig aan te passen. 3. Bestuurlijke boete In artikel I, onderdeel H, wordt voorgesteld artikel 90 Wgb aan te passen. Door deze wijziging wordt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bevoegd om een bestuurlijke boete op te leggen wanneer – het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde - artikel 46 Wgb wordt overtreden. De Afdeling wijst erop dat artikel 46 geen verplichting regelt. In dat artikel wordt het College belast met de uitvoering van artikel 88 van de verordening. In dat artikel 88 is bepaald dat een lidstaat passende maatregelen kan nemen als op basis van nieuw bewijsmateriaal er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een, op grond van de verordening toegelaten, biocide een ernstig gezondheidsrisico oplevert. Voor zover met het opnemen van artikel 46 in artikel 90 Wgb wordt beoogd een bestuurlijke boete te kunnen opleggen aan een (rechts)persoon die, ondanks de in artikel 88 van de verordening bedoelde voorlopige maatregel, het desbetreffende biocide toch in de handel brengt, wijst de Afdeling erop dat dit niet wordt bereikt met de voorgestelde wijziging van artikel 90 Wgb. De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het voorgestelde artikel 90 Wgb en zo nodig het voorgestelde artikel 46 Wgb aan te passen. 4. Werking in de exclusieve economische zone (EEZ) De toelichting vermeldt dat de verordening ook van toepassing is in de EEZ. In de Wgb is niet bepaald dat bepaalde onderdelen daarvan van toepassing zijn in de Nederlandse EEZ. De Afdeling acht het uit oogpunt van rechtszekerheid van belang dat in de Wgb wordt bepaald dat de (verbods)bepalingen die in de Wgb zijn opgenomen ter implementatie van de verordening tevens gelden voor de Nederlandse EEZ. De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W14.12.0380/IV met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden In artikel 1, eerste lid, de voorgestelde definitie van behandeld voorwerp: "behandeld voorwerp als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012" vervangen door: "behandeld voorwerp als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder l, van verordening (EU) Nr. 528/2012" (zie ook transponeringstabel); In artikel 42, eerste lid, de zinsnede "58, eerste tot en met het zevende lid, 62, 68, eerste lid, 69" vervangen door "58, eerste tot en met het zesde lid, 62, 68, eerste lid, 69, eerste en tweede lid"; De voorgestelde wijziging van artikel 119 kan vervallen, gelet op het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, waarin wordt voorgesteld het gehele artikel 119 te laten vervallen. Transponeringstabel In de transponeringstabel vermelden dat: aan artikel 2, achtste lid, van de verordening uitvoering wordt gegeven in artikel 44 van de wet; aan artikel 55 van de verordening uitvoering wordt gegeven in artikel 45 van de wet; de artikelen 56, 62 en 72, eerste en derde lid, van de verordening zijn opgenomen in artikel 42, eerste lid, van de wet (verbodsbepaling); artikel 72, tweede lid, en artikel 80, eerste lid, van de verordening rechtstreeks vanuit de verordening werken; aan artikel 80, tweede lid, van de verordening uitvoering wordt gegeven in artikel 10 van de wet; aan artikel 81 van de verordening uitvoering wordt gegeven in artikel 4, tweede lid, van de wet. In de transponeringstabel vermelden op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan: artikel 65, eerste lid, van de verordening. Vergelijk het voorgestelde artikel 46. Artikel 17, eerste lid, van de verordening. De bestuurlijke boete (artikel 90) is wel van toepassing op overtreding van artikel 46 van de Wgb. Zie bijvoorbeeld ook de artikelen 12.3, 12.19 en 16.3 van de Wet milieubeheer waarin is bepaald dat bepalingen uit hoofdstuk 12 en hoofdstuk 16 van de Wm ook gelden in de EEZ. De hoofdstukken 12 en 16 van de Wm hebben betrekking op verplichtingen die voortvloeien uit Europese Verordeningen. Zie artikel LXXXV van deel B van het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht). Kamerstukken I 2011/12, 32 450, nr. A Herdruk. Vergelijk ook aanwijzing 171a van de Aanwijzingen voor de regelgeving; verwacht mag worden dat de Wet aanpassing bestuursprocesrecht eerder in werking treedt dan de voorgestelde wijziging van de Wgb, waarvan de inwerkingtreding op 1 september 2013 is voorzien. PAGE PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........