Eindtekst
Wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door de Sociale verzekeringsbank (Wet vereenvoudiging regelingen SVB)
Eindtekst
Nummer: 2012D45624, datum: 2012-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z13314:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2012-07-03 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2012-07-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-08-31 14:00: Wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door de Sociale verzekeringsbank (Wet vereenvoudiging regelingen SVB) (33318) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2012-10-02 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2012-10-10 13:30: Aanvang middagvergadering; regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-11-21 20:15: Wet vereenvoudiging regelingen SVB (33318) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-11-27 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 27 november 2012 Wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door de Sociale verzekeringsbank (Wet vereenvoudiging regelingen SVB) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het aantal uitzonderingsbepalingen in enkele socialezekerheidswetten terug te brengen en deze wetten te vereenvoudigen om zo de kosten gemoeid met de uitvoering te verlagen en tegelijkertijd de transparantie, de doelmatigheid en eigen verantwoordelijkheid voor de burger te bevorderen. Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET [vervallen] ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel e vervalt. 2. Het laatste onderdeel n en onderdeel o worden verletterd tot respectievelijk onderdeel o en onderdeel p. B In artikel 5, eerste lid, vervalt âvoor het recht op nabestaandenuitkeringâ. C Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt âop een zodanig bedragâ vervangen door: behoudens het tweede lid, op een zodanig bedrag. 2. Onder vernummering van het tweede, derde en vierde lid tot derde, vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Indien de nabestaande recht heeft op uitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, wordt de bruto-nabestaandenuitkering op een zodanig bedrag vastgesteld, dat, nadat de over dat bedrag in te houden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen voor een persoon jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, is afgetrokken, de netto-nabestaandenuitkering gelijk is aan 90% van het netto-minimumloon. 3. In het vierde lid (nieuw) wordt âhet eerste of tweede lidâ vervangen door: het eerste, tweede of derde lid. D In artikel 18 wordt het als derde genummerde vierde lid, vernummerd tot vierde lid. E Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding â1.â geplaatst. 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Indien wijziging van andere omstandigheden dan wijziging van het inkomen leidt tot een lagere uitkering, gaat die herziening in met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin die wijziging zich voordoet. Indien dit leidt tot een hogere uitkering, gaat die herziening in op de dag, bedoeld in het eerste lid. F In artikel 21, eerste lid, vervalt â, 25â. G In hoofdstuk III vervallen de paragrafen 3 en 4. H Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: a. een kind van 16 of 17 jaar dat als leerling of deelnemer staat ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 of een vervolgstudie volgt, tenzij ten aanzien van de verplichting tot inschrijving als leerling of deelnemer bij een school of instelling als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 4a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 een van de vrijstellingen van die verplichtingen op grond van de Leerplichtwet 1969 van toepassing is;. 2. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden: c. een kind van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 21 jaar, dat als leerling of deelnemer staat ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 of een vervolgstudie volgt;. I In het opschrift van paragraaf 6a vervalt â, de halfwezenuitkeringâ. J Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede en vijfde lid vervallen onder vernummering van het derde en vierde en zesde tot en met negende lid tot tweede tot en met zevende lid. 2. In het derde lid (nieuw) vervalt â, halfwezenuitkeringâ. 3, In het zesde lid (nieuw) wordt âhet eerste tot en met zevende lidâ vervangen door: het eerste tot en met vijfde lid. K In artikel 30 vervalt â, op een halfwezenuitkeringâ. L Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt âde nabestaandenuitkering wordtâ vervangen door: de nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17, eerste lid, wordt. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. De bruto-vakantie-uitkering over de nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17, tweede lid, wordt zodanig vastgesteld, dat de netto-vakantie-uitkering over de nabestaandenuitkering gelijk is aan 90% van de netto-minimum-vakantiebijslag per maand. M In het opschrift van de paragrafen 9 en 10 vervalt â, halfwezenuitkeringâ. N Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt âartikel 17, tweede, derde of vierde lidâ vervangen door: artikel 17, derde, vierde of vijfde lid. 2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid. O Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, tweede zin, vervalt. 2. In het tweede lid vervalt â, de nabestaande of de halfweesâ en â, halfwezenuitkeringâ. 3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef vervalt â, 23â en â, halfwezenuitkeringâ. b. Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b. 4. In het vierde lid vervalt â, de nabestaande en de halfweesâ en â, halfwezenuitkeringâ. 5. In het vijfde lid vervalt in de aanhef â, halfwezenuitkeringâ en in de onderdelen a en b â, de halfweesâ. 6. In het zesde lid vervalt â, halfwezenuitkeringâ. P Artikel 32b wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, tweede zin, vervalt. 2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef vervalt â, 23â en â, halfwezenuitkeringâ. b. Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b. 3. In het derde lid vervalt â, de nabestaande en de halfweesâ en â, halfwezenuitkeringâ. Q De artikelen 32c en 32f worden als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, tweede zin, vervalt. 2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef vervalt â, 23â en â, halfwezenuitkeringâ. b. Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b. R Artikel 32d wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, tweede zin, vervalt. 2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef vervalt â, 23â en â, halfwezenuitkeringâ. b. Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b. 3. In het vijfde lid vervalt âhet recht op halfwezenuitkering ofâ. S Artikel 32e, tweede zin, vervalt. T In artikel 33, eerste lid, vervalt â, halfwezen-â. U Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste en vijfde lid vervalt telkens âof halfwezenuitkeringâ. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de nabestaandenuitkering over Ă©Ă©n maand, berekend naar de hoogte van die uitkering in de maand van overlijden van degene aan wie nabestaandenuitkering is toegekend. UA Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het als twaalfde genummerde dertiende lid wordt vernummerd tot dertiende lid. 2. Aan het dertiende lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij de toepassing van de eerste zin blijven de artikelen 17, derde lid, en 25, tweede lid, buiten toepassing. V Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, aanhef, vervalt âen halfwezenuitkeringâ. 2. Het vijfde, zesde en elfde lid vervallen. 3. Het zevende tot en met tiende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zevende lid en het twaalfde tot en met veertiende lid worden vernummerd tot achtste tot en met tiende lid. 4. In het zevende lid (nieuw) wordt «negende lid» vervangen door: zesde lid. 5. In het negende lid (nieuw) wordt «en de halfwezenuitkering bedragen» vervangen door «bedraagt» en «elfde lid» door «achtste lid» en vervalt telkens «respectievelijk de halfwees». 6. In het tiende lid (nieuw) wordt âdertiende lidâ vervangen door ânegende lidâ, vervalt âen de hoogte van de halfwezenuitkeringâ en wordt ârespectievelijk artikel 17 en artikel 25â vervangen door: artikel 17. W Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt â, 22â en â, halfwezenuitkeringâ. 2. In het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid vervalt â, halfwezenuitkeringâ. WA In artikel 68a, eerste lid, vervalt âhalfwezenuitkeringâ. X Artikel 69 vervalt. ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding â1.â geplaatst. 2. In onderdeel b van het eerste lid (nieuw) wordt na âingevolge deze wetâ ingevoegd: minimaal Ă©Ă©n kalenderjaar. 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Bij ministeriĂ«le regeling worden regels gesteld omtrent de herleiding van gedeelten van kalenderjaren tot gehele kalenderjaren. B Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt âDe gehuwde pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 recht heeft op ouderdomspensioenâ vervangen door: De pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 is gehuwd en voor die datum recht heeft op ouderdomspensioen. 2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. In afwijking van het eerste lid ontstaat op of na 1 januari 2015 als gevolg van wijziging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, geen recht meer op toeslag. C [vervallen] D In artikel 17, tweede lid, onderdeel a, wordt âartikel 1, onderdeel j, van de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: artikel 1, onderdeel i, van de Algemene nabestaandenwet. E Aan het slot van paragraaf 2 van hoofdstuk VIII wordt een artikel toegevoegd waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van die paragraaf, luidende: Artikel # Artikel 7, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel III, onderdeel A, van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB blijft na de inwerkingtreding van dat artikelonderdeel van toepassing op personen die op die dag op grond van artikel 7 recht hebben op ouderdomspensioen. ARTIKEL IIIA. WIJZIGING VAN DE TOESLAGENWET [vervallen] ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt âde artikelen 7, tweede lid, en 7aâ vervangen door âartikel 7, tweede lidâ en âzoudenâ door: zou. 2. Het vierde en vijfde lid komen te luiden: 4. Voor een kind dat 12 jaar of ouder is, maar jonger is dan 16 jaar bedraagt de verhoging van het kindgebonden budget ⏠226. 5. Voor een kind dat 16 of 17 jaar is, bedraagt de verhoging van het kindgebonden budget met ingang van de kalendermaand na de maand waarin het kind de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt ⏠290. AB [vervallen] B Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6a Overgangsbepaling aanspraak kindgebonden budget Artikel 2, eerste lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel A, onder 1, van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB, blijft van toepassing op een ouder voor het kind voor wie de ouder op de datum van die inwerkingtreding op grond van artikel 7a van de Algemene kinderbijslagwet geen recht op kinderbijslag heeft. ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN ARBEIDSONDERSTEUNING JONGGEHANDICAPTEN De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1:4, eerste lid, onderdeel d, wordt na âonderdeel aâ ingevoegd: of onderdeel b. B In artikel 2:43, eerste lid, onderdeel d, wordt na âonderdeel aâ ingevoegd: of onderdeel b. ARTIKEL VA. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN ARBEIDSONDERSTEUNING JONGGEHANDICAPTEN [vervallen] ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd: A [vervallen] B In artikel 10, eerste lid, wordt «personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering» vervangen door: personen met een nabestaandenuitkering. ARTIKEL VIA. WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS [vervallen] ARTIKEL VIB. WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN [vervallen] ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE PENSIOENWET POLITIEKE AMBTSDRAGERS De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 25a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef wordt âhalfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: nabestaandenuitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, van de Algemene nabestaandenwet. 2. In onderdeel a wordt âsom van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. B Artikel 70a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef wordt âhalfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: nabestaandenuitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, van de Algemene nabestaandenwet. 2. In onderdeel a wordt âsom van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. C In artikel 95, eerste lid, onderdeel b, vervalt âeen halfwezenuitkeringâ. D Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel c komt te luiden: c. Indien een nabestaande recht heeft op nabestaandenuitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, van de Algemene nabestaandenwet, maar geen van de kinderen aan welke de nabestaande het recht op die nabestaandenuitkering ontleent recht heeft op pensioen, wordt uitsluitend uitgegaan van het bedrag van de nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet. 2. In onderdeel i wordt âartikel 63 van de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: hoofdstuk 5 van de Algemene nabestaandenwet. E Artikel 148a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef wordt âhalfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: nabestaandenuitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, van de Algemene nabestaandenwet. 2. In onderdeel a wordt âsom van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE WET AANPASSING PENSIOENVOORZIENINGEN BIJSTANDKORPS De Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 9, onderdeel e, komt te luiden: e. «algemene nabestaandenuitkering» en «algemene wezenuitkering»: uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. B In artikel 10, onderdeel d, wordt âartikel 63 van de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: hoofdstuk 5 van de Algemene nabestaandenwet. C Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt âeen algemene halfwezenuitkeringâ en âeen algemene halfwezenuitkering". 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Indien aanspraak bestaat op een algemene nabestaandenuitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene nabestaandenwet, doch geen van de in evengenoemde bepaling bedoelde kinderen recht heeft op een wezenpensioen, wordt de beperking berekend naar de algemene nabestaandenuitkering die geldt voor degenen op wie artikel 17, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet toepassing vindt. D In artikel 19 vervalt âof een algemene halfwezenuitkeringâ. E In artikel 19b, eerste lid, wordt âinkomen uit of in verband met arbeid als bedoeld in de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in de Algemene nabestaandenwet. F In artikel 19c, eerste en tweede lid, wordt âof negende lidâ vervangen door: of zesde lid. G In de artikelen 21, eerste lid, 22 en 24, derde lid, vervalt telkens â, een algemene halfwezenuitkeringâ. ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN DE SAMENLOOPREGELING INDONESISCHE PENSIOENEN 1960 De Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 7, derde lid, komt te luiden: 3. «algemene nabestaandenuitkering» en «algemene wezenuitkering»: een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. B Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel a vervalt â, de algemene halfwezenuitkeringâ. 2. In onderdeel d vervalt â, de halfwezenuitkeringâ en wordt âartikel 63 van de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: hoofdstuk 5 van de Algemene nabestaandenwet. C Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt telkens â, algemene halfwezenuitkeringâ. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Indien een weduwe recht heeft op een algemene nabestaandenuitkering op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, doch geen van de in even genoemde bepalingen bedoelde kinderen recht heeft op wezenonderstand, wordt de beperking berekend naar de algemene nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet. D In artikel 15 vervalt â, de algemene halfwezenuitkeringâ. E In artikel 17 vervalt â, algemene halfwezenuitkering,â. F In artikel 18, eerste lid, vervalt âof algemene halfwezenuitkeringâ. G In artikel 21 vervalt â, algemene halfwezenuitkering,â. H In artikel 22, eerste lid, vervalt â, algemene halfwezenuitkeringâ. I In de artikelen 23 en 25, zesde lid, vervalt â, een algemene halfwezenuitkering,â. J Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt âde artikelen 17 en 25 van de Algemene nabestaandenwet, zoals die artikelen luiddenâ vervangen door: artikel 17 van de Algemene nabestaandenwet, zoals dat artikel luidde op de hierna genoemde tijdstippen. 2. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt ârespectievelijk de volle algemene halfwezenuitkeringâ. 3. In het tweede lid vervalt â, de algemene halfwezenuitkeringâ. K In artikel 27a, eerste lid, wordt âinkomen uit of in verband met arbeid als bedoeld in de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in de Algemene nabestaandenwet. L In artikel 27b, eerste en tweede lid, wordt âof negende lidâ vervangen door: of zesde lid. ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940-1945 In artikel 15, vierde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 wordt âeen bedrag ter grootte van 20% van de som van de uitkeringen bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, en 25 van de Algemene nabestaandenwetâ vervangen door: een bedrag ter grootte van 20% van de uitkering, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet. ARTIKEL XI. INWERKINGTREDING 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. 2. Bij het vaststellen van het in het eerste lid genoemde tijdstip van inwerkingtreding van artikel II wordt in acht genomen dat dat artikel voor personen die voor de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst recht hebben op een halfwezenuitkering niet eerder in werking treedt dan zes maanden na die datum van uitgifte. ARTIKEL XII. CITEERTITEL Deze wet wordt aangehaald als: Wet vereenvoudiging regelingen SVB. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, PAGE PAGE 15