[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op nadere vragen van de Eerste Kamer over het Verslag van bevindingen kansspelautomatensector

Brief regering

Nummer: 2013D02813, datum: 2013-01-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z01288:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2013

Hierbij doe ik u ter kennisneming toekomen een afschrift van mijn brief
van heden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal met
daarbij gevoegd antwoorden op nadere vragen van de Vaste Commissie voor
Financiƫn van deze Kamer over het Verslag van bevindingen van de
kansspelautomatensector.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geĆÆnformeerd.

De staatssecretaris van Financiƫn,

F.H.H. Weekers



Beantwoording nadere vragen EK over verslag van bevindingen KSB

Nadere vragen naar aanleiding van het antwoord op vraag 1

Kan de regering aangeven om welke ontwikkelingen in het betalingsgedrag
van de branche het ging en wat de reden(en) voor die ontwikkeling waren?

Kan de regering aangeven waarom deze ontwikkelingen in het
betalingsgedrag het opstellen van de inventarisatie ā€“ kennelijk
noodgedwongen- vertraagde?

Vormen naar de mening van de regering ontwikkelingen in het
betalingsgedrag niet juist een extra prikkel om de inventarisatie te
versnellen, en zo nee, waarom niet?

Antwoord

Met de bedoelde zinsnede werd niet beoogd aan te geven dat (een deel
van) de vertraging te wijten was aan het betalingsgedrag zelf van  de
branche, maar veeleer om problemen die de Belastingdienst zelf ondervond
bij het, voor het Verslag van bevindingen noodzakelijke, in kaart
brengen van het betalingsgedrag en daarmee van de ontwikkelingen in dit
betalingsgedrag.

De invoering van een nieuwe debiteurenadministratie heeft geleid tot een
tijdelijke achterstand bij het verwerken van betalingen en daarmee tot
het tijdelijk niet kunnen opleggen van naheffingsaanslagen. In september
2010 zijn deze achterstanden ingelopen en is de informatievoorziening
verbeterd. Vanaf dat moment konden de ontwikkelingen in het
betalingsgedrag goed in beeld worden gebracht.

Nadere vragen naar aanleiding van het antwoord op de vragen 3 en 4

Kan de regering aangeven waarom er in eerste instantie voor gekozen is
de hoofdlijnen van het Rapport van bevindingen op te nemen in het
Financiƫle jaarverslag van het Rijk over 2011? Is dit niet hoogst
ongebruikelijk?

Kan de regering aangeven waarom met de VAN slechts de hoofdlijnen van
het rapport van bevindingen zijn besproken, en niet ook de details, nu
de VAN zich ā€“ gezien het WOB verzoek ā€“ kennelijk onvoldoende
geĆÆnformeerd achtte?

Is de regering van mening dat de branchegegevens op macro niveau, zoals
(jaarlijkse) omzetcijfers (bruto spelresultaat) in de
kansspelautomatenbranche, die bij het ministerie/Belastingdienst bekend
zijn, openbare informatie zou moeten zijn? Zo ja, waarom worden die dan
niet jaarlijks gepubliceerd of in ieder geval met de sector ā€“
desgevraagd ā€“ gedeeld, en zo nee, waarom niet?

Antwoord

Bij het informeren van Tweede en Eerste Kamer vindt in alle gevallen een
afweging plaats welk communicatiemiddel het meest geƫigend is. Zo zijn
er de reguliere publicaties zoals de miljoenennota, het belastingplan,
het Financieel Verslag Rijk, de halfjaarrapportages, het Beheersverslag
en de zogenoemde verzamelbrieven. Oorspronkelijk zou een  eerste
reguliere rapportage het Financieel Verslag Rijk zijn. Toen mij deze
vraag is voorgelegd heb ik in dit geval, ook gezien de omvang, gekozen
voor een aparte brief met bijlagen.

Zoals in het antwoord op de vragen 3 en 4 al is gemeld ging het de VAN
niet zozeer om de details als wel om de openbaarmaking van het Verslag
van bevindingen. Gelet op de parlementaire discussies over dit onderwerp
achtten wij het aangewezen om in dit geval eerst de Tweede en Eerste
Kamer te informeren. Daarmee kreeg ook de VAN de beschikking over het
volledige verslag.

De Belastingdienst verzamelt geen branchegegevens, zoals bijvoorbeeld
omzetcijfers. Dit lijkt primair een taak van de brancheorganisaties
zelf. Om in dit geval op een verantwoorde wijze invulling te kunnen
geven aan de aan het parlement gedane toezegging heeft de
Belastingdienst de in zijn bezit zijnde gegevens van de
kansspelautomatenbranche eenmalig verzameld en bewerkt. De resultaten
daarvan zijn in het Verslag van bevindingen neergelegd.

Nadere vragen naar aanleiding van het antwoord op vraag 5

Is de regering van mening dat wanneer zij compenserende maatregelen als
de onderhavige toezegt, zij die toezegging ook met spoed gestand dient
te doen? Zo nee, waarom niet?

Is het juist dat het (toenmalige) ministerie van Justitie reeds in
december 2008/januari 2009 beschikte over een rapport van internationaal
gerenommeerde verslavingsdeskundigen waarin deze de risicoā€™s van de
VAN voorstellen met betrekking tot een nieuw soort spelautomaat niet als
significant hoger beoordeelden dan de verslavingsrisicoā€™s van de
kansspelautomaten die op dat moment al werden geƫxploiteerd?

Kan de regering aangeven waarom zij, ook na aanname van de motie
Teeven/Gerkens van 17 december 2009 (24 557 nr. 106), de benodigde spoed
niet heeft betracht?

Acht de regering het realistisch dat door het lange uitblijven van de
compenserende maatregelen de kansspelautomatensector extra zwaar in zijn
bedrijfseconomisch functioneren is getroffen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Anders dan vragenstellers veronderstellen heeft de toenmalige
staatssecretaris van Financiƫn in juni 2008 geen toezegging gedaan om
(direct) compenserende maatregelen door te voeren. Wel heeft hij in zijn
brief nader onderzoek aangekondigd naar de invoering van een tweetal
verlichtende maatregelen. Dat onderzoek zou moeten zien op het
introduceren van de mogelijkheid om in speelhallen door middel van
chipcards te spelen (cashless play) en op de indexering (in de
speelautomatenregelgeving) van het maximaal gemiddelde uurverlies, onder
voorbehoud dat de branche zich in beide maatregelen zou kunnen vinden.  

In het najaar van 2008 deed de VAN een alternatief voorstel voor
verlichtende maatregelen, namelijk om (1) cashless play niet te beperken
tot chipcards maar te kiezen voor een techniekneutralere regeling, en
(2) niet het maximaal gemiddelde uurverlies in de regelgeving  te
verhogen maar in plaats daarvan de invoering van twee nieuwe soorten
kansspelautomaten mogelijk te maken. Met betrekking tot de tweede
maatregel, de invoering van nieuwe typen speelautomaten, heeft de VAN
begin 2009 inderdaad een onderzoeksrapport van verslavingsdeskundigen
overgelegd. Van een pasklaar voorstel tot wijziging van de regelgeving
was op dat moment echter nog geen sprake. Bovendien bestond over tal van
details bij de VAN nog geen duidelijkheid. 

Begin 2009 is een werkgroep met vertegenwoordigers van het ministerie
van Justitie en Verispect, in overleg met de VAN, gemeenten en de
verslavingszorg, begonnen met de concrete uitwerking van de beoogde
maatregelen. In de zomer van 2010 was het wijzigingsvoorstel gereed, dat
in het najaar ter advies aan de Raad van State is voorgelegd. Een
dergelijke voorbereidingsperiode lijkt lang, maar is voor regelgeving
met een dergelijke ingewikkeldheidgraad nodig geweest. Zoals ik al in
mijn eerdere antwoorden aangaf, is het moeilijk gebleken de beoogde
maatregelen op een zodanige wijze in het bestaande stelsel te vlechten
zonder dat daarbij afbreuk zou worden gedaan aan de
beleidsdoelstellingen. Bedacht moet worden dat het spelen op
kansspelautomaten vanuit kansspelverslavingsoptiek tot de meest
risicovolle kansspelvormen behoort. Ook de Raad van State heeft dit
herhaaldelijk in zijn advies benadrukt. Al met al vind ik dan ook dat de
regering binnen de gegeven context voldoende voortvarend te werk is
gegaan.

Nadere vragen naar aanleiding van het antwoord op de vragen 6 en 7

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de overwegingen
waarom het belastingregime op kansspelautomaten is gewijzigd. Daarmee is
echter nog geen antwoord gegeven op de vraag wat de regering vindt van
het uitgangspunt dat de invoering van een belastingmaatregel de
winstgevendheid van een sector volledig doet verdampen. Wil de regering
haar mening hierover alsnog geven?

Antwoord 

Een belastingmaatregel heeft nooit als doel het wegnemen van de
winstgevendheid van een sector. Dat geldt ook voor de invoering van de
kansspelbelasting bij de kansspelautomaten. Het primaire doel van deze
maatregel is gelijke behandeling van speelautomaten met de tafelspelen
in casinoā€™s. Dat neemt niet weg dat deze gelijke behandeling een
negatieve invloed heeft gehad op de winstgevendheid van de
kansspelautomatensector. De regering heeft dit knelpunt ook in een vroeg
stadium gesignaleerd en actief gezocht naar oplossingen. Reeds door het
verlagen van het in eerste instantie voorziene tarief van 40,85% naar
29% zou de winstgevendheid van de sector hersteld worden, mits de sector
ook zelf maatregelen zou nemen om de bedrijfsvoering aan te passen. Uit
het Verslag van bevindingen van de kansspelautomatensector bleek dat het
aantal faillissementen zeer beperkt is gebleven. Daaruit kan worden
afgeleid dat de maatregel de branche niet onevenredig zwaar heeft
getroffen. 

Nadere vragen naar aanleiding van het antwoord op vragen 8 en 9

Kan de regering uitleggen waarom modernisering van de
speelautomatenregelgeving nog niet van start kan gaan als het gaat om
kostenreducties voor de sector, maar kennelijk wel als het gaat om
lastenverzwaring?

Antwoord

Er bestaat geen enkel verband tussen de wijziging van het
kansspelbelastingregime (medio 2008) en de bij brief van 19 maart 2011
aangekondigde modernisering van het kansspelbeleid. De modernisering
ziet op het doorvoeren van wijzigingen in het stelsel van de Wet op de
kansspelen op een zodanige wijze dat beter kan worden voldaan aan de
beleidsdoelstellingen. Veel van de aangekondigde maatregelen zijn
ingewikkeld van aard en vragen dan ook om de nodige voorbereidingstijd.
In de brief van 19 maart 2011 is een prioritering aangebracht, waarbij
vanuit de beleidsdoelstelling is bezien welke maatregelen voorrang
moeten krijgen. Zo zijn kansspelen via internet nu naar de letter van de
wet verboden, terwijl er veel consumenten zijn die meespelen op
ongereguleerde sites en daarbij worden blootgesteld aan gevaren van
oneerlijk spelaanbod en kansspelverslaving. Om die reden heeft het
toenmalige kabinet ervoor gekozen de regulering van kansspelen via
internet als eerste te willen realiseren.  

Vragen naar aanleiding van recente uitspraak Gerechtshof Amsterdam

Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn uitspraken van 19 juli 2012 (LJN
BX1893 en BX1902) geoordeeld dat de heffing van kansspelbelasting over
de opbrengst van kansspelautomaten strijdig is met het grondrecht op
ongestoord genot van eigendom, zoals opgenomen in artikel 1 van het
Eerste Protocol bij het EVRM, tot welk oordeel het Hof komt op grond van
de (initiƫle) wijze waarop de desbetreffende wetgeving tot stand is
gekomen. Het Hof acht de staat hierom schadevergoedingsplichtig
tegenover de sector. De leden van de VVD-fractie hebben inmiddels
kennisgenomen van het feit dat het ministerie van Financiƫn en ook de
betreffende exploitanten van kansspelautomaten tegen de uitspraak van
het Hof in cassatie zijn gegaan. De uitkomst van de procedure blijft
daarom vooralsnog ongewis. Kan de regering aangeven welk (financieel)
risico de Staat hierbij maximaal loopt, indien noodzakelijk als
schatting?

Is de regering bereid om spoedig met de sector in overleg te treden om
tot een oplossing te komen, mede met het oog op voorkoming van verdere
juridische, langdurige procedures en grotere schade voor ondernemers en
Staat (als gevolg van eventuele schadevergoeding)? 

Antwoord 

Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn uitspraken van 19 juli 2012 (LJN
BX1893 en BX1902) ook bepaald dat in een nadere procedure vastgesteld
moet worden of de betreffende exploitanten van kansspelautomaten recht
hebben op compensatie in de vorm van een schadevergoeding. Het Hof houdt
in dit verband ook nadrukkelijk de mogelijkheid open dat uit de nadere
procedure zal blijken dat de omvang van de toe te kennen
schadevergoeding nihil zal bedragen. Een en ander is uiteindelijk
uiteraard afhankelijk van (de omvang van) de eventuele schade. Deze
schade staat ook voor het Hof nog niet vast en dient in de nadere
procedure bepaald te worden. Daarbij dient, volgens het Hof, rekening te
worden gehouden met de tegemoetkomingen aan de branche en met de
ontwikkelingen in de branche sinds de invoering van de
kansspelbelasting. Nu relevante branche-informatie op dit moment
ontbreekt, is een schatting van de omvang van het (financieel) risico
bij de Staat niet te geven. 

Tegen de uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam is, zoals de leden van
de fracties van de VVD en het CDA ook al aangaven, inmiddels beroep in
cassatie ingesteld. Uitkomst van de procedure is inderdaad vooralsnog
ongewis. Ik merk in dit verband aanvullend op dat Rechtbank
ā€™s-Gravenhage in een uitspraak van 11 oktober 2012 (LJN:Ā BY3497) - in
tegenstelling tot het Hof Amsterdam ā€“ geoordeeld heeft dat de heffing
van kansspelbelasting bij kansspelautomaten niet tot schending van
artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM leidt. 

Gelet op alle nog lopende ontwikkelingen en het Regeerakkoord is het nog
te vroeg om op dit moment te besluiten om met de sector in overleg te
treden.

 Bijlage bij Kamerstukken II, 2011-2012, 24 557, nr. 132.