[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling)

Eindtekst

Nummer: 2013D07357, datum: 2013-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z21272:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

5 februari 2013

Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de
verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor
bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode
voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik
daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren
(verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen en, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
verplichting in te voeren voor bepaalde instanties waar professionals
werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over
een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en
het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te
hanteren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. VEILIGHEID EN JUSTITIE

ARTIKEL I

In de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt na artikel 5 een
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

1. De directeur stelt voor zijn personeelsleden en medewerkers een
meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van
huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er
redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan
worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. De directeur bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

ARTIKEL II

In de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt na
artikel 7a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7b

1. Het hoofd van de inrichting stelt voor personeelsleden en medewerkers
een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen
van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er
redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan
worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het hoofd van de inrichting bevordert de kennis en het gebruik van de
meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

ARTIKEL III

In de Penitentiaire beginselenwet wordt in hoofdstuk II na artikel 5a
een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

1. De directeur stelt voor ambtenaren en medewerkers een meldcode vast
waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk
geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan
bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. De directeur bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

ARTIKEL IIIA

	

	In de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt na artikel 9 een
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

	1. Het bestuur stelt voor het personeel een meldcode vast waarin
stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt
dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

	2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.  

	3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

	4. Het bestuur bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld
uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

HOOFDSTUK 2. ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

ARTIKEL IV

Artikel 16 van de Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid,
onderdeel d, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende:

e. een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe de ambtenaren
bij de uitvoering van hun taken omgaan met signalen van huiselijk geweld
of kindermishandeling en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel
en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Na het vijfde lid worden vier leden toegevoegd, luidende:

6. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

7. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

8. Het college van burgemeester en wethouders bevordert de kennis en het
gebruik van de meldcode onder deze ambtenaren.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

ARTIKEL V

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na "de artikelen 1.3.6, 1.3.7, 1.3.8,"
ingevoegd: 1.3.9,.

2. In het tweede lid wordt na "de artikelen 1.3.6, 1.3.8," ingevoegd:
1.3.9,.

B

In titel 3 wordt na artikel 1.3.8. een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3.9. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

1. Het bevoegd gezag stelt voor het personeel van zijn instelling een
meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van
huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er
redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan
worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het bevoegd gezag bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat. 

C

Artikel 1.4.1, vijfde lid, komt als volgt te luiden:

5. De artikelen 1.3.8 en 1.3.9 zijn van overeenkomstige toepassing op
instellingen als bedoeld in het eerste lid.

D

	Aan artikel 1.4a.1 wordt een tiende lid toegevoegd, luidende:

	10. Artikel 1.3.9 is van overeenkomstige toepassing op instellingen als
bedoeld in het eerste lid. 

ARTIKEL VI

In de Wet op de expertisecentra wordt na artikel 4a een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 5. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

1. Het bevoegd gezag stelt voor het personeel een meldcode vast waarin
stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt
dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het bevoegd gezag bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat. 

ARTIKEL VII

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

Na artikel 1.20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.21. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

1. Het instellingsbestuur stelt voor het personeel een meldcode vast
waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk
geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan
bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het instellingsbestuur bevordert de kennis en het gebruik van de
meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat. 

ARTIKEL VIII

In de Wet op het primair onderwijs wordt na artikel 4a een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 4b. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

1. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon
die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt
bekostigd, stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs
wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt
dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon
die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt
bekostigd, bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat. 

ARTIKEL IX

In de Wet op het voortgezet onderwijs wordt in titel I na artikel 3 een
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 

1. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon
die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt
bekostigd, stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs
wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt
dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het bevoegd gezag of de natuurlijke persoon dan wel de rechtspersoon
die een school in stand houdt die niet uit de openbare kas wordt
bekostigd, bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat. 

HOOFDSTUK 3. SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL X

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Na artikel 1.51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.51a

1. De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau stelt voor het
personeel of de gastouders een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt
aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling
wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en
adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

B

Na artikel 2.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.9a

1. De houder van een peuterspeelzaal stelt voor het personeel een
meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van
huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er
redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan
worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. De houder van een peuterspeelzaal bevordert de kennis en het gebruik
van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

HOOFDSTUK 4. VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL XI

De Kwaliteitswet zorginstellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

1. De zorgaanbieder stelt voor zijn medewerkers een meldcode vast waarin
stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt
dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

B

In artikel 7, eerste lid, wordt “de artikelen 2, 3, 4, 4a, 4b, tweede
lid, en 5” vervangen door: de artikelen 2, 3, 3a, 4, 4a, 4b, tweede
lid, en 5.

C

In artikel 8, eerste en tweede lid, wordt “artikel 2, 3 of 4”
telkens vervangen door: artikel 2, 3, 3a of 4. 

ARTIKEL XII

De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:	

	1. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, worden
de navolgende onderdelen toegevoegd, voorzien van een bij de voorgaande
onderdelen aansluitende letteraanduiding:	

	huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of
bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring;

kindermishandeling: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de jeugdzorg;

steunpunt huiselijk geweld: Steunpunt Huiselijk Geweld als bedoeld in
artikel 21b;

advies- en meldpunt kindermishandeling: stichting als bedoeld in artikel
1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg bij de uitvoering van de taak,
bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, van die wet;

persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, verantwoordelijke,

onderscheidenlijk betrokkene: hetgeen daaronder wordt verstaan in
artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

B

Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10b

1. Het college van burgemeester en wethouders ziet er op toe dat:

a. een derde die maatschappelijke ondersteuning verleent als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 2°, 3°, 5°, 6° of 7°, een
meldcode vaststelt, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen
van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er
redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan
worden geboden;

b. indien een derde als bedoeld in het eerste lid beschikt over
personeel, hij de kennis en het gebruik van die meldcode onder het
personeel bevordert.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

C

Na artikel 21 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 8b. Steunpunt huiselijk geweld

Artikel 21b

1. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten draagt zorg voor de
organisatie van een steunpunt huiselijk geweld, ten behoeve van die
gemeente en de omliggende regio.

2. Een steunpunt huiselijk geweld oefent de volgende taken uit:

a. het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk
geweld;

b. het in kennis stellen van een instantie die passende professionele
hulp kan verlenen bij huiselijk geweld, van een melding van huiselijk
geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan
wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe
aanleiding geeft;

c. het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk
geweld of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan
wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe
aanleiding geeft;

d. het in kennis stellen van het advies- en meldpunt kindermishandeling
van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, als er
kinderen in het gezin zijn;

e. het op de hoogte stellen van degene die een melding heeft gedaan, van
de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen.

3. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan degene die een vermoeden
van huiselijk geweld heeft, desgevraagd advies over de stappen die in
verband daarmee kunnen worden ondernomen en verleent daarbij zo nodig
ondersteuning.

4. Het college van burgemeester en wethouders van elk van de bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten bevordert een goede
samenwerking tussen het steunpunt huiselijk geweld en het advies- en
meldpunt kindermishandeling, de hulpverlenende instanties en de politie.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de werkwijze van een steunpunt huiselijk geweld bij
de uitoefening van de taken, bedoeld in het tweede en derde lid, en over
de deskundigheid waarover een steunpunt huiselijk geweld moet beschikken
om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren.

Artikel 21c

Het steunpunt huiselijk geweld verwerkt persoonsgegevens ten behoeve van
de goede vervulling van de taken, bedoeld in artikel 21b, tweede en
derde lid. Het steunpunt huiselijk geweld is de verantwoordelijke voor
deze verwerking.

Artikel 21d

1. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die
het betreft persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien dit
noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken, bedoeld in
artikel 21b, tweede lid. 

2. Een steunpunt huiselijk geweld kan zonder toestemming van degene die
het betreft bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de
Wet bescherming persoonsgegevens uitsluitend verwerken indien uit een
melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld kan worden
afgeleid en dit noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de
taken, bedoeld in artikel 21b, tweede lid.  

3. Derden die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun
ambt of beroep tot geheimhouding zijn verplicht kunnen, zonder
toestemming van degene die het betreft, aan een steunpunt huiselijk
geweld desgevraagd of uit eigen beweging inlichtingen verstrekken
waarover zij beroepshalve beschikken, indien dit noodzakelijk kan worden
geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een
redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken. 

Artikel 21e

1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt een steunpunt
huiselijk geweld op zijn verzoek terstond de algemene gegevens, bedoeld
in artikel 34, eerste lid, onder a, onderdelen 1 tot en met 6 van de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn
voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21b, tweede lid.

2. In afwijking van artikel 103, eerste en tweede lid, van de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens doet het college van
burgemeester en wethouders geen mededeling aan de betrokkene of degene
die namens deze daarom verzoekt, over de verstrekking van hem
betreffende gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie aan het
steunpunt, voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie
van huiselijk geweld of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
Voor wat betreft de toepassing van artikel 110 van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens heeft het achterwege blijven van een
mededeling als hier bedoeld dezelfde gevolgen als het achterwege blijven
van een mededeling ingevolge artikel 103, derde lid, van de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel 21f

1. Indien aan een steunpunt huiselijk geweld bij de uitoefening van de
taken, bedoeld in artikel 21b, tweede lid, persoonsgegevens worden
verstrekt door een ander dan de betrokkene, brengt hij, in afwijking van
artikel 34, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, de
betrokkene hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier
weken na het moment van vastlegging van de hem betreffende gegevens, op
de hoogte.

2. De in het eerste lid genoemde termijn kan door het steunpunt
huiselijk geweld telkens met ten hoogste twee weken worden verlengd,
voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld
in artikel 21b, tweede lid, en dit noodzakelijk kan worden geacht om een
situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijk vermoeden
daarvan te onderzoeken.

3. In afwijking van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens
kan een steunpunt huiselijk geweld de mededeling als bedoeld in dat
artikel aan de betrokkene achterwege laten voor zover dit noodzakelijk
kan worden geacht om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of
een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
omtrent de gevallen waarin het bekendmaken van de identiteit van de
persoon die het huiselijk geweld of het vermoeden daarvan heeft gemeld
of van de persoon van wie informatie in het kader van het onderzoek is
verkregen, achterwege kan blijven.

Artikel 21g

1. Het steunpunt huiselijk geweld verstrekt aan een betrokkene
desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden
waarover deze met betrekking tot die betrokkene beschikt.

2. Inzage in of afschrift van de bescheiden wordt aan de betrokkene
geweigerd, indien deze:

a. jonger dan twaalf jaren is, of

b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan
worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

3. Indien de betrokkene jonger is dan zestien jaren, of de leeftijd van
zestien jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden desgevraagd aan
de wettelijke vertegenwoordiger inlichtingen dan wel inzage in of
afschrift van de bescheiden verstrekt, tenzij het belang van de
betrokkene zich daartegen verzet.

4. Inlichtingen over, inzage in of afschrift van bescheiden kan worden
geweigerd, voor zover de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de
betrokkene daardoor zou worden geschaad dan wel dit noodzakelijk is voor
de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21b, tweede lid, of om
een situatie van huiselijk geweld te beëindigen dan wel een redelijk
vermoeden daarvan te onderzoeken.

5. Voor de verstrekking van een afschrift kan een vergoeding worden
gevraagd overeenkomstig de krachtens artikel 39 van de Wet bescherming
persoonsgegevens gestelde regels. 

Artikel 21h

1. Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, verstrekt een
steunpunt huiselijk geweld aan anderen dan de betrokkene geen
inlichtingen over de betrokkene, dan wel inzage in of afschrift van de
bescheiden dan met toestemming van de betrokkene.

2. Indien de betrokkene minderjarig is, is in plaats van diens
toestemming de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger
vereist, indien hij:

a. jonger is dan twaalf jaren, of

b. de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan
worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

3. Onder anderen dan de betrokkene zijn niet begrepen degenen van wie
beroepshalve de medewerking vereist is bij de uitvoering van de taken,
bedoeld in artikel 21b, tweede lid, door het steunpunt huiselijk geweld.

Artikel 21i

Onverminderd artikel 21j bewaart het steunpunt huiselijk geweld
bescheiden die deze met betrekking tot een betrokkene onder zich heeft
gedurende vijftien jaren, te rekenen van het tijdstip van ontvangst of
waarop zij door het steunpunt huiselijk geweld zijn vervaardigd, of
zoveel langer als redelijkerwijs in verband met een zorgvuldige
uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21b, tweede lid,
noodzakelijk is.

Artikel 21j

1. Het steunpunt huiselijk geweld vernietigt de door hem bewaarde
bescheiden binnen drie maanden na een daartoe strekkend schriftelijk
verzoek van degene op wie de bescheiden betrekking hebben.

2. Het eerste lid geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft
waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk
belang is voor een ander dan de verzoeker alsmede voor zover het
bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.

3. Het verzoek wordt niet ingewilligd indien het gedaan is door iemand
die:

a. jonger is dan twaalf jaren, of

b. minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet
in

staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen
ter

zake.

4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan het verzoek door een

wettelijke vertegenwoordiger worden gedaan.

ARTIKEL XIII

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt
gewijzigd:

A

Na artikel 40 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 40a

1. Degene die in een register als bedoeld in artikel 3 staat
ingeschreven of die een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens
artikel 34, eerste lid, is geregeld of aangewezen en die zijn beroep
uitoefent anders dan in het kader van een instelling als bedoeld in de
Kwaliteitswet zorginstellingen, hanteert in voorkomende gevallen een
meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe hij met signalen van
huiselijk geweld of kindermishandeling omgaat en die er redelijkerwijs
aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

B

In artikel 86, eerste lid, wordt na “artikel 40, eerste, derde en
vierde lid,” ingevoegd: en artikel 40a. 

C

In artikel 87a wordt na “artikel 40, eerste tot en met derde lid,
gestelde voorschriften,” ingevoegd: of artikel 40a.

ARTIKEL XIV

De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel
ingevoegd, luidende:

huiselijk geweld: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

B

Aan artikel 11, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

f. het in kennis stellen van het steunpunt huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning van
een melding van kindermishandeling gepleegd door iemand uit de
huiselijke kring of een vermoeden daarvan.

C

In artikel 13, zevende lid, tweede volzin, wordt na “de raad voor de
kinderbescherming en” ingevoegd: met een steunpunt huiselijk geweld
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke
ondersteuning, alsook omtrent.

D

	Na artikel 13 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

	1. De stichting vergewist zich ervan dat de wijze waarop de medewerkers
van de stichting in het verleden hebben gefunctioneerd, niet in de weg
staat aan het inzetten van de medewerkers bij de uitvoering van de taken
van de stichting. 

	2. De stichting is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag
als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens voor de medewerkers van de stichting die in opdracht van hem
beroepsmatig in contact kunnen komen met jeugdigen of ouders, welke
verklaring niet eerder dan drie maanden voor het tijdstip waarop
betrokkene voor de stichting ging werken, is afgegeven.

	3. Indien de stichting of inspectie redelijkerwijs mag vermoeden dat
een medewerker niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een
verklaring als bedoeld in het tweede lid, verlangt de stichting of
inspectie dat die medewerker opnieuw een verklaring als bedoeld in het
tweede lid overlegt, die niet ouder is dan drie maanden. De
desbetreffende medewerker legt de verklaring over binnen een door de
stichting of inspectie vast te stellen termijn.

Artikel 13b

	1. De stichting stelt voor de medewerkers van de stichting een meldcode
vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk
geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan
bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

	2. De stichting bevordert de kennis en het gebruik van die meldcode.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld
uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

E

	

	In artikel 25 worden, onder vernummering van het tweede en derde lid
tot vijfde en zesde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

	2. De zorgaanbieder vergewist zich ervan dat de wijze waarop
zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten in het verleden
hebben gefunctioneerd, niet in de weg staat aan het inzetten van de
zorgverleners bij het verlenen van zorg. 

	3. De zorgaanbieder is in het bezit van een verklaring omtrent het
gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens voor de personen die hij jeugdzorg waarop
ingevolge deze wet aanspraak bestaat doet verlenen en voor andere
personen die in opdracht van de zorgaanbieder beroepsmatig in contact
kunnen komen met zijn cliënten, welke verklaring niet eerder dan drie
maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de zorgaanbieder ging
werken, is afgegeven.

	4. Indien de zorgaanbieder of de inspectie redelijkerwijs mag vermoeden
dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van
een verklaring als bedoeld in het derde lid, verlangt de zorgaanbieder
of de inspectie dat die persoon opnieuw een verklaring als bedoeld in
het derde lid overlegt, die niet ouder is dan drie maanden. De
desbetreffende persoon legt de verklaring over binnen een door de
zorgaanbieder of de inspectie vast te stellen termijn.

F

Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

1. De zorgaanbieder stelt voor zijn medewerkers een meldcode vast waarin
stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt
dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

2. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van die meldcode.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

ARTIKEL XV

In de Wet publieke gezondheid wordt na artikel 15 een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 15a

1. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de
gemeentelijke gezondheidsdienst voor zijn medewerkers een meldcode
vaststelt waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van
huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er
redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan
worden geboden.

2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

4. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de
gemeentelijke gezondheidsdienst de kennis en het gebruik van de meldcode
bevordert.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

HOOFDSTUK 5. SAMENLOOP MET ANDERE WETTEN

ARTIKEL XVI

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende
voorstel van wet, houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de
jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de
maatregelen van kinderbescherming, Kamerstukken 2009-10, 32015, tot wet
is of wordt verheven en artikel III van die wet eerder in werking is
getreden of treedt dan artikel XII van deze wet, wordt artikel XII van
deze wet als volgt gewijzigd:

Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 21c, derde lid, komt te luiden:

3. Derden, die beroepshalve beschikken over inlichtingen die
noodzakelijk kunnen worden geacht om een situatie van huiselijk geweld
te beëindigen of een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te
onderzoeken, kunnen een steunpunt huiselijk geweld deze inlichtingen
desgevraagd of uit eigen beweging verstrekken zonder toestemming van
degene die het betreft en indien nodig met doorbreking van de plicht tot
geheimhouding op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun
ambt of beroep.

ARTIKEL XVII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel
van wet, houdende de Wet cliëntenrechten zorg, Kamerstukken II, 
2009-10, 32402, tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel h drie onderdelen
ingevoegd, luidende:

h1. huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens
de cliënt, of bedreiging daarmee, door iemand uit de huiselijke kring
van de cliënt;

h2. huiselijke kring: de familie of (ex-)partner of mantelzorger van
slachtoffers van huiselijk geweld dan wel kindermishandeling. 

h3. kindermishandeling: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1 van
de Wet op de jeugdzorg;.

B

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

1. De zorgaanbieder stelt een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt
aangegeven hoe door degenen die werkzaam zijn voor de zorgaanbieder of
voor een rechtspersoon die in opdracht van de zorgaanbieder zorg
verleent, wordt omgegaan met signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling.

2. De meldcode is zodanig ingericht dat zij er redelijkerwijs aan
bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

4. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit
welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

ARTIKEL XVIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel
van wet, houdende de Wet cliëntenrechten zorg, Kamerstukken II, 
2009-10, 32402, tot wet is of wordt verheven:

a. vervalt artikel 40a van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg;

b. vervalt in artikel 86, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg “en artikel 40a”.

c. vervalt artikel 15a van de Wet publieke gezondheid.

ARTIKEL XIX

	Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende
voorstel van wet houdende vaststelling van een Wet forensische zorg en
daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet
forensische zorg) (Kamerstukken 32 398), tot wet is of wordt verheven en
artikel 7.7, onderdeel C, van die wet in werking treedt, komt artikel II
te luiden: 

ARTIKEL II

	In de Wet forensische zorg wordt na artikel 6.10 een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 6.10a

	1. Het hoofd van de instelling stelt voor personeelsleden en
medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe
met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan
en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk
hulp kan worden geboden.

	2. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

	3. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg.

	4. Het hoofd van de instelling bevordert de kennis en het gebruik van
de meldcode.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld
uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALING

ARTIKEL XX

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,Welzijn en Sport,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   17