33556 Adv RvSt inzake Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013)
Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D07433, datum: 2013-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z03556:
- Indiener: L.F. Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-02-28 14:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-05 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-03-21 14:00: Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013) (33556) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-04-16 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-05-30 14:15: Verzamelwet SZW 2013 (33 556) (Hamerstukken), TK
Preview document (š origineel)
No.W12.12.0487/III 's-Gravenhage, 25 januari 2013 Bij Kabinetsmissive van 5 december 2012, no.12.002903, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013), met memorie van toelichting. Met het voorstel wordt een aantal wetten op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewijzigd. De wijzigingen betreffen met name het gebied van de socialezekerheidswetgeving. Het wetsvoorstel behelst onder andere wijzigingen die voortvloeien uit door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en Sociale Verzekeringsbank aangedragen knelpunten in de uitvoering. Hiernaast dienen enkele voorstellen ter verduidelijking en nadere invulling van eerder gemaakte beleidskeuzes en het herstellen van omissies. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot de door verzekeringsartsen bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling te hanteren verzekeringsgeneeskundige protocollen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Verzekeringsgeneeskundige protocollen In de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten wordt voorgeschreven dat een verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik maakt van de bij ministeriĆ«le regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van arbeidsongeschiktheid kunnen ondersteunen. Thans zijn op grond van dat voorschrift verzekeringsgeneeskundige protocollen vastgelegd in de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen. Dit betreft protocollen die zijn opgesteld door de Gezondheidsraad en de beroepsvereniging van verzekeringsartsen, de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde. Door het vastleggen bij ministeriĆ«le regeling is voor verzekeringsartsen duidelijk welke wetenschappelijke inzichten zij dienen te hanteren bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Met het voorstel wordt de eis dat die wetenschappelijke inzichten bij ministeriĆ«le regeling zijn vastgelegd geschrapt. Blijkens de toelichting past het vastleggen van een protocol in een ministeriĆ«le regeling naar de huidige inzichten niet bij een geneeskundige richtlijn, onder andere omdat verzekeringsartsen vanuit de medische optiek geredeneerd protocollen moeten gebruiken. Begrijpt de Afdeling de toelichting goed, dan zijn verzekeringsartsen thans al uit andere hoofde dan de in voetnoot 1 genoemde artikelen verplicht om bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling protocollen te gebruiken. Dan rijst de vraag waarom het voorschrift dat de verzekeringsarts bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zo veel mogelijk gebruik maakt van wetenschappelijke inzichten nog een plaats in de wet moet houden. De toelichting gaat daar niet op in. De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 2. Invoering op de BES De toelichting gaat niet in op de vraag of de bestuurscolleges van de verschillende BES-eilanden naar aanleiding van de in artikel XVIII voorgestelde wijziging van de Wet ongevallenwet BES, waarmee de maximering van het dagloon in die wet wordt geĆÆntroduceerd, een verzoek hebben gedaan tot overleg. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.12.0487/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In artikel I, onderdeel A, ook voorzien in wijziging van artikelen 14a, derde lid, 15a, eerste en tweede lid, 24, tweede lid, en 24c, derde lid, onder b, van de Algemene Kinderbijslagwet, de toelichting hiermee in overeenstemming brengen, en daarbij tevens rekening houden met het vervallen van artikel 17f van de Algemene Kinderbijslagwet met ingang van 1 januari 2013. In het in artikel VIII, onderdeel B, voorgestelde artikel 3:12, derde lid, van de Wet arbeid en zorg de zinsnede āten gunste van de werknemer of gelijkgesteldeā wijzigen in āten gunste van de gelijkgesteldeā. (Het artikel heeft alleen betrekking op de vrouwelijke gelijkgestelde die geen werkgever heeft.) In de in artikel XXII, onderdeel G, voorgestelde wijziging van artikel 53a, derde lid, van de Wet werk en bijstand, rekening houden met Artikel XXXIV (samenloopbepaling wetsvoorstel huisbezoeken) van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op de bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 2011, 650, blz. 34). In het in artikel XXIII, onderdeel C, voorgestelde artikel 13a, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen āgedeeltelijke arbeidsongeschiktheidā vervangen door: gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Bij de redactie van artikel XXIII, onderdeel L, rekening houden met het feit dat artikel 61 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geen negende lid kent. In de toelichting op artikel XXI, onderdeel A, onder 1, en onderdeel C, onder 1, ingaan op de verhouding van deze wijziging tot de Wet van 27 september 2012 tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het voormalige Eerstekamerlid Jurgens c.s. (Stb. 2012, 657). In de toelichting op artikel XXVIII nader motiveren waarom het wenselijk is dat de uitvoeringskosten van het UWV geheel worden gefinancierd via de publieke premie. In de toelichting op artikel XXX de daarin aangekondigde terugwerkende kracht van bepaalde artikelen motiveren. Artikelen 18, tiende lid, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 2, tiende lid, Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 2:5, zevende lid, en 3:1, tiende lid, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 6, zesde lid, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en 19ab, zesde lid, Ziektewet. Zie onder andere de nota van toelichting bij de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 maart 2011, nr. IVV/LZW/10/23474,tot wijziging van de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de toevoeging van vier nieuwe protocollen (Stcrt. 2011, 5263). Artikelen IX, onderdeel A, X, onderdeel A, XXI, onderdeel A, onder 2 en onderdeel C, onder 2, XXIII, onderdeel A, en XXV, onderdeel B van het voorstel. Nota van toelichting, artikelsgewijze toelichting op artikel IX, onderdeel A. Artikelen 207 en 208 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bieden een basis voor overleg over onderwerpen die voor het openbaar lichaam van belang zijn. Deze bepalingen impliceren tenminste dat de bestuurscolleges van voornemens op de hoogte worden gesteld (zie ook advies W05.11.0488/I, Kamerstukken II 2011/12, 33 187, nr. 4). PAGE 1 PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........