33565 Adv RvSt inzake de Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenrichtleeftijd (Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D08858, datum: 2013-03-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z04224:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-03-12 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-21 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-04-11 14:00: Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-06-06 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-06-12 13:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-06-19 20:30: Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa (33 565) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-06-25 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.12.0425/I 's-Gravenhage, 13 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2012, no.12.002421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenrichtleeftijd (Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa), met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe om de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) aan te laten sluiten op de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Beoogd is het Appa-pensioen ook aan te passen aan een veranderde leeftijd waarop de AOW ingaat. In het voorstel wordt daarom de ingangsdatum voor het Appa-pensioen flexibel gemaakt. Het wetsvoorstel bevat een nieuwe regeling van het eigen pensioen van politieke ambtsdragers, waarbij verdere stappen zijn gezet om deze regeling te laten aansluiten op het ABP-pensioen voor overheidswerknemers. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de partiële aanpassing en de delegatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. Partiële aanpassing Al enkele jaren is sprake van een ontwikkeling waarbij de arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers meer in overeenstemming worden gebracht met die van werknemers. Daarbij wordt de voor werknemers ingevoerde versobering van de aanspraken op het gebied van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en (pre)pensioen door vertaald naar de regelingen voor politieke ambtsdragers. Tegen deze achtergrond trok het de aandacht van de Afdeling dat het voorstel een beperkte aanpassing van de Appa regeling inhoudt, zonder deze aanpassing te plaatsen in het perspectief van de genoemde ontwikkeling. De Afdeling vraagt in dit verband aandacht voor het volgende. a. Invoeren middelloonstelsel In de toelichting wordt gesteld dat het voorstel verdere stappen zet om de regeling van pensioenen voor politieke ambtsdragers te laten aansluiten op het ABP-pensioen voor overheidswerknemers. Een onderdeel hiervan is de invoering van een middelloonstelsel. Als motivering voor het invoeren van een middelloonregeling wordt in de toelichting gesteld dat de Appa weliswaar formeel een eindloonregeling is, maar materieel min of meer geënt is op het middelloon omdat er binnen het politieke ambt geen sprake is van salarisgroei door carrièrestappen. Daarnaast wordt een Appa-pensioen per functie bepaald. Tevens zijn eindloonregelingen uitzonderingen geworden en sluit een middelloonregeling meer aan op de pensioenregeling voor overheidswerknemers. De toelichting wijst tevens op de advisering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen op dit punt. De Afdeling merkt op dat in deze adviezen, die in het kader van dit wetsvoorstel zijn uitgebracht, niet alleen bepleit wordt om over te gaan van een eindloon- naar een middelloonregeling, maar tevens om de Appa-pensioenen over te dragen naar het ABP. De invoering van een middelloonstelsel zou blijkens deze adviezen een eerste stap moeten zijn naar een dergelijke overdracht. Deze overdracht is ook bepleit in het rapport van de commissie-Dijkstal. Een belangrijke overweging voor deze aanbeveling was dat aan een middelloonregeling ook het loopbaanprincipe ten grondslag kan worden gelegd. Dit principe houdt in dat bij de overgang van de ene politieke functie naar de andere, de opgebouwde uitkeringsaanspraken worden meegenomen. Dit principe is recentelijk in de Appa geïntroduceerd, maar vooralsnog alleen voor de uitkeringsaanspraken zoals het wachtgeld en niet voor de pensioenaanspraken. In de aanloop naar een definitief kabinetsstandpunt over dit onderdeel van het rapport van de commissie-Dijkstal is gebleken dat er, blijkens de brief van 9 juli 2009, steun is voor deze overgang van de Appa-pensioenen naar het ABP. Echter als gevolg van de kredietcrisis heeft het ABP een dekkingstekort en in die situatie is een eventuele overbrenging van pensioenaanspraken niet zonder meer mogelijk. Daarom zal het kabinet op een geschikter moment een definitief standpunt innemen, aldus de brief. Over de invoering van het loopbaanprincipe met betrekking tot pensioenaanspraken wordt niet gesproken. In de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel wordt niet ingegaan op de vraag of het invoeren van een middelloonstelsel gezien moet worden als een eerste stap, vooruitlopende op het overdragen van de Appa-pensioenen aan het ABP en of hierbij besloten zal worden tot de uitbreiding van het loopbaanprincipe naar pensioenen. Weliswaar wordt aangegeven dat de VNG en IPO hierover opmerkingen hebben gemaakt, maar een reactie hierop ontbreekt. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. b. Verlengde wachtgelduitkering In punt a is de Afdeling ingegaan op de introductie van het loopbaanprincipe met betrekking tot de opbouw van rechten op wachtgeld. Wachtgeldaanspraken die in de diverse functies ressorterende onder de Appa zijn opgebouwd, worden voor de berekening van het Appa-wachtgeld als bedoeld in de artikelen 7, 52 en 132 bij elkaar opgeteld. De overgang van de ene naar de andere politieke functie heeft daardoor niet langer gevolgen voor de opbouw van deze Appa-uitkeringsrechten. De Afdeling wijst erop dat door dit loopbaanprincipe de groep personen die in aanmerking kan komen voor de verlengde uitkering aanzienlijk toeneemt, nu voor de vraag of de verlengde wachtgeldregeling van toepassing is, de som van de duur van alle politieke functies bij elkaar wordt genomen. Indien een persoon daarmee de duur van tien jaar overschrijdt en de in de wet opgenomen leeftijdsgrens heeft bereikt, heeft hij van rechtswege aanspraak op de (aanvullende) wachtgelduitkering tot het bereiken van de pensioenleeftijd. In het voorstel wordt de duur van de verlengde wachtgelduitkering voor politieke ambtsdragers die binnen tien jaar voor hun pensioendatum in de wachtgeldregeling komen en in de twaalf jaar daaraan voorafgaand minstens tien jaar politiek ambtsdrager zijn geweest, niet aangepast. De duur van deze wachtgelduitkering blijft tien jaar. De aanpassing van de artikelen 7, derde lid, 52, derde lid en 132, tweede lid, behelst uitsluitend het aansluiten van deze termijn op de verhoging van de pensioenleeftijd. Dit betekent dat op het punt van de verlengde wachtgelduitkering (vooralsnog) geen aansluiting wordt gezocht met vergelijkbare regelingen met betrekking tot werkloosheid voor werknemers, die een veel kortere duur kennen. De regering heeft onlangs de specifieke wachtgeldvoorziening voor politieke functies, het onzekere karakter van deze functies en het ontbreken van een opzegtermijn, ontslagbescherming en de mogelijkheid van een ontslagvergoeding aan de orde gesteld. De onzekerheid van het politieke ambt en het daarbij behorende eigen uitkeringsregime voor politieke ambtsdragers neemt niet weg, zo werd door de regering gesteld, dat dit uitkeringsregime periodiek moet worden geijkt aan wat maatschappelijk gezien gebruikelijk is. Dit zou ten aanzien van de voortgezette uitkering mogelijk een verdere (stapsgewijze) versobering kunnen betekenen, aldus de regering. In verband met de financiële crisis zijn diverse regelingen voor werknemers versoberd, terwijl in het regeerakkoord daarnaast een verdere verkorting van de duur van de werkloosheidsuitkering wordt aangekondigd. Het voorstel gaat niet nader in op deze overwegingen. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de mogelijke betekenis van de hiervoor genoemde ontwikkelingen voor de verlengde wachtgelduitkering. c. Verlaging pensioenaanspraken en pensioenen Het voorgestelde artikel 13h regelt dat, indien het ABP besluit tot het verlagen van de pensioenen, de pensioenaanspraken en pensioenen op grond van de Appa op overeenkomstige wijze worden verlaagd. Blijkens de toelichting gaat het ABP over tot verlaging indien dit noodzakelijk is, gelet op de financiële positie van het fonds. In punt 1a heeft de Afdeling gewezen op het feit dat vooralsnog de Appa-pensioenen niet worden overgedragen aan het ABP. Daarmee geldt voor de Appa-pensioenen niet dat een verlaging daar eveneens noodzakelijk kan zijn in verband met de financiële positie van het ABP-fonds. In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag waarom desondanks gekozen wordt voor een automatische koppeling tussen de verlaging van de ABP-pensioenen en die van de Appa-pensioenen. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Delegatie In artikel 14 wordt een zeer ruime delegatiegrondslag gecreëerd. De toelichting stelt hierover dat de nieuwe opzet van het eigen pensioen aanzienlijk complexer is dan de huidige en dat het daarom niet meer goed mogelijk is om alle details op het niveau van de formele wet vast te leggen. De toelichting geeft slechts in zeer algemene termen aan dat het bij de delegatie zal gaan om uitvoeringsdetails. De Afdeling is van oordeel dat de onderwerpen die nu als uitvoeringsdetails worden aangemerkt, in hun uitwerking aanzienlijke invloed kunnen hebben op de omvang van het pensioen dat wordt opgebouwd. Het betreft hier ook onderwerpen die op dit moment in de wet zelf worden geregeld, zoals het opbouwpercentage. Voorts geeft de toelichting geen antwoord op de vraag waarom gekozen is voor een delegatiegrondslag die niet alleen delegatie naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur, maar tevens naar het niveau van de ministeriele regeling mogelijk maakt. Ten slotte is onduidelijk voor welke onderwerpen deze delegatie noodzakelijk is. De enkele verwijzing in de toelichting naar het feit dat sprake zal zijn van een complexere opzet van het nieuwe pensioen, biedt vooralsnog onvoldoende motivering voor de voorgestelde delegatie. De Afdeling merkt daarbij op dat het stelsel van de Appa waarbij wijzigingen van de rechtspositie van leden van de Staten Generaal en hun nabestaanden met een twee derde meerderheid in beide Kamers moeten worden aangenomen, zich bovendien slecht verdraagt met een zeer ruime delegatiegrondslag. Ten overvloede merkt de Afdeling op dat, indien zou worden gekozen voor het onderbrengen van de pensioenen bij het ABP, zoals besproken in punt 1, een dergelijke ruime delegatie in ieder geval niet noodzakelijk is. De Afdeling adviseert de noodzaak voor delegatie dragend te motiveren en voor die onderwerpen waarbij delegatie noodzakelijk is, de delegatiegrondslag te beperken tot delegatie naar algemene maatregel van bestuur. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Zie onder meer Kamerstukken II 2005/06, 30 424, nr. 3, blz. 6, Kamerstukken I 2009/10 30 424, C, blz. 5 en Kamerstukken II 2011/12, 33 298, nr. 3, blz. 1. Toelichting, paragraaf 2 Toepassing op de Appa. Toelichting, paragraaf 3 Van eindloon naar middelloon. Toelichting, paragraaf 6 Consultatie. Zie de adviezen van de VNG van 10 juli 2012 en IPO van 12 juli 2012. Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers ‘Advies modernisering en fondsvorming politieke pensioenen’, oktober 2006. Kamerstukken II 2005/06, 30 424, nr. 3, blz. 5, respectievelijk nr. 17, blz. 3. Zie punt 2 over het loopbaanprincipe en de verlengde wachtgelduitkering. Kamerstukken II 2008/09, 30 424, nr. 17, blz. 7 ; zie ook Kamerstukken I 2009/2010, 30424, C, blz. 5. De Afdeling constateert dat er nog steeds sprake is van een dekkingstekort bij het ABP waardoor waardeoverdracht van pensioenen nog steeds niet zonder meer mogelijk is. Toelichting, paragraaf 6 Consultatie. Zie de artikelen 7, vierde lid, 52, vierde lid en 132, derde lid, Appa. Deze wachtgeldregeling geldt voor ministers en staatssecretarissen, leden van de Tweede Kamer (en daarmee leden van het Europees Parlement die in Nederland verkozen zijn), de voorzitter van de Eerste Kamer, de (substituut) Nationale ombudsman, Commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters, wethouders, bestuurders van waterschappen en de Rijksvertegenwoordiger BES. Kamerstukken II 2011/12, 33 298, nr. 3. Kamerstukken II 2005/06, 30 424, nr. 3, blz. 7 en Kamerstukken I 2009/10, 30 424, C, blz. 5. Zo is de duur van de werkloosheidsuitkering verkort. Daarnaast is de hoogte van de ontslagvergoeding gemaximaliseerd. Regeerakkoord VVD-PvdA "Bruggen slaan" van 29 oktober 2012. Over de WW-uitkering zegt het regeerakkoord: De duur van de WW-uitkering wordt maximaal 24 maanden: 12 maanden gerelateerd aan het laatstverdiende loon en 12 maanden gerelateerd aan het wettelijk minimumloon. Gelet op het uitgangspunt (Kamerstukken II 2011/12, 33 298, nr. 3) dat de maximumduur van de uitkering op grond van de Appa gelijk is aan de maximumduur van de WW-uitkering zou dit tot gevolg kunnen hebben dat de Appa op dit punt zal moeten worden aangepast. Toelichting, paragraaf 5 Verlaging van pensioenafspraken en pensioenen. Toelichting Artikelsgewijs, onderdelen F, R en AD, artikel 14. Zie artikel 13a Appa. Met betrekking tot het opbouwpercentage wijst de Afdeling op de aangekondigde verlaging met 0,4 procent in het regeerakkoord (Regeerakkoord VVD-PvdA "Bruggen slaan" van 29 oktober 2012, blz. 7). Zie artikel 63 Grondwet. Via het voorgestelde artikel 58 (onderdeel R) worden de artikelen 13 en 14 van overeenkomstige toepassing verklaard op het pensioen van een kamerlid. PAGE 2 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........