Dubbeling UWV-uitkering met prepensioen
Brief regering
Nummer: 2013D09775, datum: 2013-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.F. Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2013Z04694:
- Indiener: L.F. Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-03-19 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-19 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-03-27 13:15: AANVANG MIDDAGVERGADERING: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 maart 2013 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 6 februari jl. een brief van de heer S. van het opleidingsbedrijf EDUBOUW naar mij doorgestuurd. In die brief wordt aandacht gevraagd voor de samenloop van een WGA-uitkering met prepensioen. Een werknemer van EDUBOUW zou een WGA-uitkering van 35% van zijn laatstverdiende loon en prepensioen van 70% van zijn laatstverdiende loon ontvangen. In totaal dus 105% van het laatstverdiende loon. De heer S. vindt dit een vreemde situatie. Hij verzoekt daarom om een wetswijziging in die zin dat een eventueel prepensioen in mindering wordt gebracht op de WIA/WGA-uitkering. In reactie daarop merk ik allereerst op dat ik niet treed in individuele gevallen. In individuele gevallen staat voor de belanghebbende bezwaar en beroep open. De casus die aanleiding vormde voor de brief van de heer S. is een voorbeeld van de situatie waarin een werknemer bij arbeidsongeschiktheid recht heeft op zowel een publieke (wettelijke) als een private uitkering. De algemene beleidslijn bij een dergelijke samenloop is al sinds jaar en dag dat de publieke uitkering de basis vormt, zodat een individuele werknemer, een individuele werkgever en/of sociale partners een aanvullende regeling kunnen treffen. Deze zogenaamde bovenwettelijke aanvullingen kunnen op verschillende manieren worden vormgegeven. Zo kan bij cao zijn afgesproken dat bij volledige arbeidsongeschiktheid de WGA-uitkering wordt aangevuld tot 80% van het dagloon, dat de aanvullende uitkering 10% van het dagloon bedraagt of dat op de private uitkering van 80% van het dagloon, de WGA-uitkering in mindering wordt gebracht. Deze varianten komen, ondanks hun verschillende vormgeving, inhoudelijk met elkaar overeen. Een werknemer ontvangt bij volledige arbeidsongeschiktheid een WGA-uitkering van 70% van het dagloon en daarnaast een (aanvullende) private uitkering van 10% van het dagloon. Het zou strijdig zijn met voornoemde beleidslijn om, zoals door de heer S. wordt voorgesteld, de private uitkering in mindering te brengen op de publieke uitkering. Dat zou in voorgaand voorbeeld betekenen dat de WGA-uitkering moet worden verlaagd. In feite zouden bovenwettelijke aanvullingen zodoende onmogelijk worden. De private uitkering moet immers in mindering worden gebracht op de WGA-uitkering. Anders gezegd, de private uitkering heeft niet meer het karakter van een aanvulling. Behalve dit principiële bezwaar, heeft het voorstel van de heer S. ook een praktisch bezwaar. De omvang waarmee de WGA-uitkering moet worden verlaagd is namelijk afhankelijk van de wijze waarop de private uitkering is vormgegeven. In de hiervoor als tweede genoemde variant wordt de WGA-uitkering verlaagd met 10% van het dagloon (van 70% naar 60% van het dagloon), in de derde variant naar 0 (de private uitkering bedraagt immers 80% van het dagloon) en in de eerste variant is onduidelijk hoe hoog de private uitkering is. Het ligt dan ook meer voor de hand dat private uitkeringen rekening houden met de bestaande publieke uitkeringen in plaats van andersom. Zo zou in dit geval kunnen worden geregeld dat een eventuele WGA-uitkering in mindering wordt gebracht op prepensioen. De beslissing daarover ligt uiteraard bij degenen die verantwoordelijk zijn voor de prepensioenregeling die geldt voor de werknemers in het bedrijf van de heer S. Ik ga ervan uit dat ik u met het bovenstaande afdoende heb geïnformeerd. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher