33573 Adv RvSt inzake Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming
Tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D10148, datum: 2013-03-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z04855:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-03-19 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-21 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-04-18 14:00: Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-05-23 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-05-30 10:14: Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming 33573 (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.12.0500/I 's-Gravenhage, 18 januari 2013 Bij Kabinetsmissive van 14 december 2012, no.12.003026, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe om tijdens komende verkiezingen te kunnen experimenteren met een nieuw model stembiljet en met een centrale opzet van de stemopneming. Omdat hiervoor afwijking van de bepalingen uit de Kieswet noodzakelijk is, is gekozen voor een tijdelijke experimentenwet. In het voorstel zelf worden de kaders geschapen waarbinnen de experimenten worden gehouden. De daadwerkelijke uitwerking van de experimenten zal gebeuren via algemene maatregel van bestuur of ministeriele regeling. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt algemene opmerkingen over de waarborgen van het verkiezingsproces, de blinde, slechtziende en laaggeletterde kiezers, de wenselijkheid van het experimenteren bij gemeenteraadsverkiezingen en de evaluatie. Daarnaast maakt de Afdeling opmerkingen over de aangekondigde experimenten, die zien op de nieuwe stembiljetten en de centrale telling. Zij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. I. ALGEMEEN 1. Waarborgen voor het verkiezingsproces: Naar aanleiding van het advies van de Kiesraad zijn in het wetsvoorstel de waarborgen van stemgeheim, transparantie, controleerbaarheid en betrouwbaarheid opgenomen. Daarnaast wordt in de toelichting gerefereerd aan enkele van de waarborgen voor het verkiezingsproces zoals deze uit internationale teksten naar voren komen en ook in het rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces (hierna: Commissie Korthals Altes) zijn benadrukt. De Commissie Korthals Altes benadrukt de volgende waarborgen: transparantie, controleerbaarheid, integriteit, kiesgerechtigdheid, stemvrijheid, stemgeheim, uniciteit en toegankelijkheid. Zij stelt in het rapport over de wijze waarop naar de onderlinge samenhang tussen deze acht waarborgen moet worden gekeken het volgende: “In de praktijk is het niet mogelijk om aan alle waarborgen in absolute zin te voldoen. Het verkiezingsproces kent daarvoor te veel spanningsvelden. Er moet daarom altijd naar een balans worden gezocht. Het moet bijvoorbeeld zo zijn, dat iedere stem (eenmaal) bijdraagt aan het eindresultaat (waarborgen integriteit en uniciteit) van de verkiezing. Anderzijds moet de inhoud van iedere stem vertrouwelijk blijven (waarborg stemgeheim). Dit stelt eisen aan de organisatie van het proces en vraagt om een goed doordachte balans. Natuurlijk kunnen de controleerbaarheid en transparantie vergroot worden door van iedere stap in het proces een uitgebreide ‘log’ bij te houden (zoals bijvoorbeeld in de bankwereld bij het internetbankieren gebruikelijk is), zodat reconstructie en herstel mogelijk is in het geval van (een schijn van) incorrectheid. Maar die benadering komt in strijd met de waarborg van het stemgeheim. (…) In bepaalde gevallen kan dus niet volledig aan alle waarborgen worden voldaan. In die gevallen geldt voor de Commissie de regel: "voldoe of leg uit waarom een andere balans gezocht is.” De Afdeling onderschrijft de noodzaak om te komen tot een verantwoorde balans tussen de verschillende waarborgen rond het verkiezingsproces. Als bij een voornemen tot wijziging van het verkiezingsproces niet wordt gezorgd voor een zorgvuldige afweging van de waarborgen ten opzichte van elkaar, bestaat immers het risico dat één of meer waarborgen onvoldoende tot hun recht komen. Daarom is het van belang dat de wetgever bij een wijziging van de inrichting van het verkiezingsproces inzichtelijk maakt welke afweging is gemaakt om te komen tot een verantwoorde balans van de verschillende waarborgen. Ook bij het houden van experimenten die zien op de inrichting van het verkiezingsproces dient aan de waarborgen te worden voldaan. De Afdeling merkt op dat in de toelichting weliswaar wordt aangegeven welke waarborgen versterkt worden door de beoogde experimenten, maar niet op welke wijze deze experimenten mogelijk afbreuk doen aan andere waarborgen. Zo wordt de centrale telling genoemd als middel om de waarborgen transparantie en controleerbaarheid te bevorderen, maar wordt niet ingegaan op de mogelijke afbreuk die gedaan wordt aan de waarborg integriteit. Ook wijst de Afdeling erop dat een stembiljet waarop de namen van kandidaten niet worden vermeld, mogelijk wenselijk kan zijn uit een oogpunt van de bescherming van het stemgeheim en de controleerbaarheid van de telling, maar dat hierbij wel afbreuk gedaan wordt aan de toegankelijkheid van de stemming. Tevens wordt niet ingegaan op de balans tussen de verschillende waarborgen. Bij het vinden van deze balans moet tevens worden gewaarborgd dat geen van de waarborgen onder het minimumniveau zakt. Het vastleggen van de beoogde balans is des te belangrijker nu uit de toelichting blijkt dat het de bedoeling is om in het geval van succesvolle experimenten landelijke invoering van de maatregelen te overwegen. Een mogelijke afbreuk aan één of meer van de waarborgen door het voorstel zou daarom vooraf inzichtelijk moeten worden gemaakt. Het houden van experimenten is immers alleen aangewezen indien het voornemen bestaat om over te gaan tot definitieve invoering bij een succesvol verloop. Hierbij moeten vooraf de eventuele negatieve neveneffecten worden meegewogen bij het besluit om al dan niet tot een experiment over te gaan. De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de waarborgen van het verkiezingsproces en de met het voorstel beoogde balans hiertussen. 2. Blinde, slechtziende en laaggeletterde kiezers Eén van de doelstellingen van de invoering van een nieuw stembiljet is om de hanteerbaarheid van het stembiljet te vergroten en het zelfstandig stemmen te bevorderen voor met name kiezers die blind, slechtziend of laaggeletterd zijn. Dit gebeurt onder meer door gebruik te maken van de logo’s van politieke groeperingen en mogelijk ook foto’s van kandidaten op het stembiljet. Daarnaast is het stembiljet kleiner waardoor blinden met gebruik van een hulpmiddel, een mal, zelfstandig zouden kunnen stemmen. De Afdeling onderschrijft de wenselijkheid van het bevorderen van de mogelijkheden voor deze kiezers om zelfstandig hun stem te kunnen uitbrengen. De Afdeling maakt over de toelichting bij deze doelstelling de volgende opmerkingen. a. Blinde kiezers In de toelichting wordt gesteld dat het opnemen van logo’s en foto’s het zelfstandig stemmen van blinde kiezers bevordert. De Afdeling merkt op dat deze aanname niet juist kan zijn indien deze logo’s en foto’s alleen in reguliere print op het stembiljet worden opgenomen. Uitsluitend bij opname in een voor blinden leesbare vorm, bijvoorbeeld door middel van braille, kan extra informatie op het stembiljet het zelfstandig stemmen door blinden bevorderen. De toelichting stelt tevens dat door het kleiner maken van de stembiljetten door blinde kiezers gebruik kan worden gemaakt van een mal. Het opnemen van logo’s en foto’s zal op zichzelf echter niet leiden tot het kleiner worden van het stembiljet. Alle extra informatie die op een stembiljet wordt opgenomen leidt immers, indien deze informatie leesbaar moet zijn, tot het vergroten van het stembiljet. Het opnemen van foto’s en logo’s zal ook in die zin niet bijdragen aan het zelfstandig kunnen stemmen door blinde kiezers. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. b. Laaggeletterde kiezers Met betrekking tot de aanname dat logo’s en foto’s op het stembiljet een hulpmiddel zijn voor laaggeletterde kiezers wijst de Afdeling op het volgende. Uit onderzoek is gebleken dat er geen bewijs is dat het opnemen van logo’s of foto’s op stembiljetten ervoor zorgen dat laaggeletterde kiezers gemakkelijker hun stem kunnen uitbrengen. Ook is niet aangetoond dat het opnemen van deze extra informatie leidt tot een lager aantal ongeldige stemmen. In de toelichting wordt niet ingegaan op dit onderzoek. Daarnaast wordt niet aangegeven hoe gemeten kan worden of het beoogde effect van de nieuwe stembiljetten voor laaggeletterde kiezers bereikt wordt. Weliswaar wordt gesteld dat de uitkomsten van het voorlopige onderzoek bemoedigend zijn, maar hierbij worden geen specifieke resultaten aangegeven. Daarnaast ontbreekt informatie over de omvang van de groep kiezers waartoe deze doelstelling zich richt. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. c. Logo’s en foto’s Het voorstel maakt het niet alleen mogelijk om logo’s op stembiljetten te plaatsen, maar ook om foto’s van kandidaten op te nemen. Uit onderzoek is gebleken dat zowel logo’s als foto’s op stembiljetten niet beschouwd kunnen worden als neutrale bron van informatie voor kiezers. Beide hebben een sturende werking en kunnen mede bepalen op welke partij of kandidaat kiezers stemmen. Echter, waar partijen de vrijheid hebben om zelf een logo te kiezen, zijn kandidaten daarentegen niet in staat om hun uiterlijk te veranderen. Uit onderzoek blijkt dat kiezers geneigd zijn om te stemmen op kandidaten die zij competentie vinden uitstralen. Bij gelijke competentiescores geeft een aantrekkelijk uiterlijk de doorslag. Dit betekent dat het opnemen van foto’s van kandidaten voor sommige kandidaten een voordeel zal opleveren en voor anderen de kans verkleint dat er op hen gestemd wordt. Uit de toelichting blijkt daarnaast niet welke meerwaarde wordt verwacht van het opnemen van foto’s van kandidaten ten opzichte van het opnemen van logo’s van groeperingen op de stembiljetten waar het gaat om het vergroten van de mogelijkheden voor bepaalde groepen kiezers om zelfstandig hun stem uit te brengen. De Afdeling adviseert, gelet op de invloed die het opnemen van foto’s kan hebben op het stemgedrag van de kiezers, in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. 3. Wenselijkheid experimenteren bij gemeenteraadsverkiezingen Blijkens de toelichting is het voornemen om de eerste experimenten tijdens bindende verkiezingen te laten plaatsvinden tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Hoewel het uit de tekst van het voorstel en de toelichting niet zonder meer blijkt, begrijpt de Afdeling het voorstel zo dat de aanwijzing van een gemeente als experimenteergebied geldt voor die gemeente als geheel. De Afdeling wijst erop dat wijzigingen in de wijze waarop kiezers hun stem uitbrengen invloed kunnen hebben op de uitslag. Deze invloed ontstaat indien bepaalde groepen kiezers beter of juist minder goed kunnen omgaan met de wijzigingen. Hierdoor wordt bijvoorbeeld de kans op ongeldige stemmen groter in bepaalde groepen kiezers. Omdat deze groepen kiezers met een groter risico op ongeldige stemmen niet evenredig verdeeld zullen zijn over de verschillende politieke partijen, kan een experiment zoals voorgesteld daarom de uitslag van de verkiezing beïnvloeden. Indien bij een landelijke verkiezing slechts enkele gemeenten worden aangewezen waarin geëxperimenteerd wordt, zal de invloed van het experiment op de uitslag waarschijnlijk verwaarloosbaar zijn. Dit ligt echter mogelijk anders bij gemeenteraadsverkiezingen waarbij de hele gemeente experimenteergebied is. Omdat het hier gaat om bindende verkiezingen, verdient het daarom niet op voorhand aanbeveling deze experimenten te laten plaatsvinden tijdens gemeenteraadsverkiezingen, zeker indien de experimenten daarbij voor het eerst plaatsvinden. De blijkens de toelichting geplande experimenten bij de verkiezingen van het Europees Parlement in 2014 en bij de provinciale statenverkiezing van 2015 zijn hiervoor geschikter. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voornemen om de eerste experimenten te laten plaatsvinden tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 nader te bezien. 4. Evaluatie Vaststellen rechtsgeldigheid verkiezingen Het voorgestelde artikel 6 bepaalt dat de minister de experimenten evalueert. In de toelichting wordt gesteld dat een doel van de evaluatie van een experiment is om te bepalen of er een rechtsgeldige verkiezing heeft plaatsgevonden. Dit zou gelezen kunnen worden in de zin dat de minister een uitspraak zou moeten doen over de rechtsgeldigheid van de verkiezingen waarbij experimenten hebben plaatsgevonden. De Afdeling wijst er voor de goede orde op dat in het Nederlandse verkiezingsstelsel het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden in oude samenstelling vaststelt of een rechtsgeldige verkiezing heeft plaatsgevonden en of op grond van die verkiezing de nieuw gekozen leden kunnen worden toegelaten. Het vertegenwoordigend orgaan is daarmee ook het enige orgaan dat de bevoegdheid heeft om een herstemming te laten plaatsvinden. Rechterlijke toetsing van de rechtsgeldigheid van een verkiezing is in Nederland uitdrukkelijk uitgesloten. Op grond van dit stelsel moet buiten twijfel staan dat het niet de bedoeling is dat bij een evaluatie van een experiment inzake verkiezingen door de minister een uitspraak wordt gedaan over de rechtsgeldigheid van die verkiezing. Wordt deze uitspraak immers gedaan vóór de beslissing omtrent de toelating van nieuwe leden, dan komt deze uitspraak feitelijk in de plaats van die van het vertegenwoordigend orgaan, ook indien dat een andere mening zou zijn toegedaan. Komt deze uitspraak ná die van het vertegenwoordigend orgaan en wordt er een andere conclusie getrokken, dan kan dit het vertrouwen in de uitslag ondermijnen. Daarnaast zijn alsdan de nieuwe leden al toegelaten en moet voorkomen worden dat twijfel ontstaat over de geldigheid van die toelating. De Afdeling adviseert daarom in de toelichting de doelstelling van de evaluatie om vast te stellen of een rechtsgeldige verkiezing heeft plaatsgevonden te schrappen. b. Criteria voor succesvol experiment Met betrekking tot de andere doelstellingen van de experimenten is de toelichting vaag. Een doelstelling is het verbeteren van toegang voor blinde, slechtziende en analfabete kiezers. Een andere doelstelling die genoemd wordt is het verbeteren van het telproces. Bij beide doelstellingen worden echter geen meetbare factoren gegeven aan de hand waarvan bepaald kan worden of gesproken kan worden van een geslaagd experiment. De toelichting stelt hierover uitsluitend dat deze maatstaven bij algemene maatregel van bestuur zullen worden vastgelegd. De Afdeling merkt op dat het van belang is de wijze waarop deze experimenten geëvalueerd zullen worden en de doelstellingen die hiermee gehaald moeten worden in kaart te brengen, alvorens wordt overgegaan tot het houden van experimenten. Daarnaast is het, mede door het ontbreken van criteria waaraan voldaan moet worden, niet mogelijk om te bepalen hoe gemeten gaat worden of een experiment succesvol is verlopen. Hiervoor zal enige vorm van vergelijking met gemeenten waarin niet geëxperimenteerd wordt moeten plaatsvinden, om zo de toegevoegde waarde van het experiment vast te kunnen stellen. In de toelichting ontbreekt informatie over de wijze waarop deze vergelijking zal plaatsvinden. Gelet hierop adviseert de Afdeling in de toelichting aandacht te besteden aan de maatstaven en de methode die gebruikt zullen worden om de experimenten te evalueren. c. Frequentie Het voorgestelde artikel 6, eerste lid, regelt dat de minister drie maanden voor het einde van de werkingsduur een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment aan de Staten-Generaal zendt. In de toelichting staat daarentegen dat na iedere verkiezing waarbij experimenten hebben plaatsgevonden een evaluatie zal worden uitgevoerd en dat hierover aan de Tweede Kamer zal worden gerapporteerd. De Afdeling adviseert het wetsvoorstel en de toelichting op dit punt met elkaar in overstemming te brengen. II. EXPERIMENTEN Het voorstel bevat slechts de hoofdlijnen voor de experimenten die gehouden kunnen worden. De nadere uitwerking hiervan zal bij lagere regelgeving plaatsvinden. In de toelichting wordt reeds een aantal opmerkingen gemaakt over de vormgeving van deze experimenten. De Afdeling maakt hierover de volgende opmerkingen. 5. Nieuwe stembiljetten a. Registratie van logo’s In het voorstel wordt geregeld dat politieke groeperingen een logo kunnen registreren dat op het stembiljet boven de lijst wordt geplaatst. Het voorstel bevat tevens de gronden waarop het centraal stembureau de registratie van zo’n logo afwijst. Daarnaast bevat het voorstel een regeling voor de versnelde procedure bij de bestuursrechter in het geval van een beroep tegen de registratie of afwijzing van de registratie van een logo. De Afdeling merkt op dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat bij de registratie van aanduidingen van politieke groeperingen een beroep op het merkenrecht niet zonder meer slaagt. Uit het voorstel, noch de toelichting wordt duidelijk of deze jurisprudentie ook van toepassing moet worden geacht op de registratie van een logo. De Afdeling wijst erop dat bij het gebruik van een beeldmerk dat door een andere rechtspersoon dan een politieke groepering is vastgelegd, nog eerder dan bij de registratie van een naam een inbreuk gemaakt kan worden op het merkenrecht en het auteursrecht. Indien beoogd is aansluiting te zoeken bij de genoemde jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak, is het wenselijk dit in de toelichting tot uitdrukking te brengen. Daarnaast zal het bij de registratie van logo’s lastiger zijn dan bij de registratie van aanduidingen voor het centraal stembureau en de bestuursrechter om te bepalen of een logo in grote mate overeenkomt met een reeds geregistreerd logo. Zo kan het bijvoorbeeld zo zijn dat verschillende groeperingen eenzelfde soort dier als logo willen voeren. Het is dan de vraag wanneer gesproken moet worden van een overeenkomend logo. De termijn waarin de bestuursrechter in dergelijke geschillen uitspraak moet doen is zeer kort , hetgeen problematisch kan zijn. Ten slotte wijst de Afdeling erop dat de huidige politieke groeperingen in de praktijk reeds gebruik maken van logo’s. Het lijkt niet wenselijk dat nieuwe politieke groeperingen deze logo’s zouden kunnen registreren als zij toevallig eerder een verzoek tot registratie indienen. De Afdeling adviseert op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. b. Ongeldige stemmen In de toelichting wordt gesteld dat in het kader van het experiment mogelijk gestemd zal gaan worden met stembiljetten waarbij een kiezer eerst een keuze maakt voor een partij (die met aanduiding op het stembiljet worden genoemd) en vervolgens voor een kandidaat (waarbij alleen de nummers worden vermeld). Een dergelijk stembiljet kan veel kleiner zijn dan het huidige stembiljet waarbij alle kandidaten met naam worden genoemd en biedt daarom diverse voordelen. In de toelichting wordt vervolgens gesteld dat indien een kiezer bij een dergelijk experiment alleen een partij aankruist en vergeet om tevens een kandidaat te selecteren, de stem wordt aangemerkt als geldige stem voor de lijsttrekker. Hoewel de Afdeling de ratio van deze keuze, te weten het voorkomen van een zeer groot aantal ongeldige stemmen bij het experiment, onderkent, wijst zij erop dat hiermee een inbreuk wordt gemaakt op het Nederlandse kiesstelsel. Dit stelsel gaat immers uit van een stem op een kandidaat en niet van een lijststem. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt met kiezers die op een traditioneel stembiljet stemmen en bijvoorbeeld een pijl boven een lijst plaatsen. Ook bij deze kiezers is het duidelijk dat zij hun stem wensen uit te brengen op die partij, maar een dergelijke stem wordt als ongeldig aangemerkt. Het enkele feit dat er sprake is van een experiment rechtvaardigt een dergelijke afwijking van het geldende stelsel niet. Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling deze keuze nader te bezien. c. Herstemming Het kan noodzakelijk zijn dat in een gemeente die is aangewezen als experimenteergebied een herstemming in een of meer stembureaus noodzakelijk is. Deze noodzaak kan samenhangen met het experiment, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Noch uit het voorstel, noch uit de toelichting blijkt of een dergelijke herstemming plaatsvindt op basis van de bepalingen uit de Kieswet, dat wil zeggen dat gebruikt wordt gemaakt van de normale stembiljetten en wijze van tellen, of dat de herstemming geschiedt volgens de regels van het voorstel. Een herstemming moet zo snel mogelijk plaatsvinden na een verkiezing in verband met de termijnen voor het toelaten van nieuwe leden. Het is daarom niet wenselijk indien eerst een besluit van de gemeenteraad moet worden genomen over het gebruik van de experimenten tijdens de herstemming. Echter, op grond van het voorstel blijkt niet zonder meer dat een keuze voor deelname aan een experiment ook een eventuele herstemming omvat. Daarnaast moet een wettelijke voorziening worden getroffen voor het geval dat een herstemming noodzakelijk is omdat het experiment de reden is voor de herstemming. Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling een bepaling met betrekking tot herstemming in het voorstel op te nemen. 6. Centrale telling a. Integriteit Bij een centrale telling moeten de stembiljetten verplaatst worden van het stembureau naar de plaats waar de centrale telling zal gebeuren. Indien gekozen wordt om de stembiljetten niet reeds in het stembureau per lijst te tellen, vergroot het vervoer van de stembiljetten de kans op fraude door het toevoegen dan wel verwijderen van stembiljetten. Er bestaat dan immers nog geen enkele registratie van het aantal stemmen dat op de verschillende lijsten en kandidaten is uitgebracht. In de toelichting wordt niet ingegaan op deze fraudegevoeligheid. Er wordt alleen gesproken over het verlies van stembiljetten onderweg. De Afdeling acht het van belang dat bij de uitvoering van een experiment maatregelen worden getroffen om de kans op fraude tijdens het vervoer van de stembiljetten zo klein mogelijk te maken. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan. b. Controle automatisering Op grond van het voorstel kan geëxperimenteerd worden met het automatisch tellen van de stemmen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van software. Deze software kan, zoals alle software, verkeerd geprogrammeerd worden, zowel per ongeluk als door een kwaadwillend persoon. Om te controleren of de software de juiste telling verricht, is het nodig om steekproefsgewijs met de hand een bepaalde hoeveelheid stembiljetten na te tellen om te zien of deze telling overeenkomt met die van de telsoftware. Deze steekproef moet voldoende groot zijn om eventuele fouten in de software op te sporen en vooraf moet niet bekend zijn welke stembiljetten tot de controlegroep behoren. In de toelichting wordt niet ingegaan op een dergelijke controle telling. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen en in de algemene maatregel van bestuur regels over deze telling op te nemen. c. Hertelling In de toelichting wordt gesteld dat er een instantie zal worden benoemd die bevoegd is om over te gaan tot een nieuwe stemopneming indien daarvoor aanleiding is. In de Kieswet ligt een dergelijke bevoegdheid bij het centraal stembureau. Het betreffende artikel is niet opgenomen in de lijst met artikelen waarvan in het kader van de experimenten kan worden afgeweken. In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of deze bevoegdheden complementair zijn, of dat het de bedoeling is dat bij de experimenten de bevoegdheid van het centraal stembureau om over te gaan tot hertelling vervalt. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan. d. Proces vaststelling uitslag Eén van de meest genoemde bezwaren tegen het stemmen met potlood en stembiljet bij de afgelopen paar verkiezingen is de lange tijd die het duurt voordat de voorlopige uitslag bekend kan worden gemaakt. In dit licht vindt de Afdeling het opvallend dat in de toelichting wordt gesteld dat mogelijk pas op de dag na de verkiezingen zal worden begonnen met de centrale telling. De Afdeling wijst erop dat de Kieswet zeer korte termijnen kent voor het vaststellen van de uitslag in verband met het gegeven dat bij Tweede Kamerverkiezingen op de achtste dag na de verkiezingen de nieuwe leden moeten worden toegelaten in verband met het aftreden van de oude leden. Voor deze toelating moet eerst het geloofsbrievenonderzoek zijn afgerond en hiermee kan pas worden aangevangen nadat de definitieve uitslag is vastgesteld. Al eerder heeft de Kiesraad erop gewezen dat er omstandigheden kunnen zijn die het onmogelijk maken om deze termijn te halen. Indien bovendien gewacht wordt met het beginnen van de telling tot de dag na de verkiezingen wordt dit risico groter. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.12.0500/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In artikel 2, tweede lid, ‘met’ vervangen door: na. Artikel 3, vierde lid, opnemen als artikel 2, vierde lid, aangezien dit lid ziet op het aanwijzen van de voorziening, dat geregeld wordt in artikel 2, derde lid. Het eerste lid van de artikelen 4 en 5 als volgt redigeren: Dit artikel is van toepassing indien Onze Minister voor een experiment … In artikel 4, derde lid, in de eerste volzin ‘zijn’ telkens vervangen door: haar. In artikel 5, tweede lid, ‘registratie van een foto’ vervangen door: eisen waaraan foto’s van kandidaten moeten voldoen. In artikel 6, eerste lid, na ‘zendt’ invoegen: uiterlijk. Artikel 3, vierde lid. Zie hierover het advies van de Kiesraad van 5 november 2012. 'Stemmen met vertrouwen', Rapport van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces, september 2007. 'Stemmen met vertrouwen', paragraaf 2.3 Balans. Zie hierover ook het Advies van de Raad van State van 13 april 2010 over het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de inrichting van het proces voor de verkiezing van leden van de gemeenteraden, provinciale staten, Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en het Europees Parlement (Wet inrichting verkiezingsproces), W04.10.0038/I, Stct. 2010, nr. 19451 en het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 11 oktober 2012 over het voorstel van wet van het lid Taverne houdende wijziging van de Kieswet teneinde grondslagen te creëren om stemmen via het internet voor kiezers die buiten Nederland verblijven mogelijk te maken alsmede om het uitbrengen van een stem anders dan door middel van een stembiljet mogelijk te maken, W04.12.0358/I (nog niet openbaar). Zie hierover ook punt 6a van dit advies. Omdat het stembiljet veel kleiner kan zijn en het daarmee van afstand moeilijker is om te bepalen op welke partij een kiezer stemt. Omdat deze stembiljetten geautomatiseerd geteld kunnen worden. Het wordt voor kiezers lastiger om de kandidaat te vinden waarop zij willen stemmen, waardoor de kans op fouten groter is. Toelichting, paragraaf 1. Inleiding en paragraaf 7. Evaluatie. Toelichting, paragraaf 2.2. Doelstellingen. A. Reynolds en M. Steenbergen, ‘How the world votes: The political consequences of ballot design, innovation and manipulation’, Electoral Studies 25 (2006) blz. 570-598. Zie ook aanwijzing 10b van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Toelichting, paragraaf 2.3 Stembiljet voor kiezers die stemmen in een stemlokaal. Zie onder meer A. Reynolds en M. Steenbergen, ‘How the world votes: The political consequences of ballot design, innovation and manipulation’, Electoral Studies 25 (2006) blz. 570-598 and D.C. Moehler, J. Conroy-Krutz en R. Aguilar Pariente, ‘Parties on the Ballot: Visual Cues and Voting Behavior in Uganda, Manuscript presented to the Political Communication Division for the annual International Communication association conference in Phoenix, held on 24-28 May 2012. Uit een experiment dat in het kader van een van deze onderzoeken is gehouden bleek dat het opnemen van deze informatie kan leiden tot het veranderen van stemgedrag door kiezers die overigens niet veel kennis bezitten over de partijen, de kandidaten en de standpunten. Zie onder meer S.A. Banducci, J.A. Karp, M. Thrasher en C. Ralling, ‘Ballot Photographs as Cues in Low-Information Elections’, Political Psychology 29 (6) (2008) blz. 903-917, K. Mattes, ‘Predicting Election Outcomes from Positive and Negative Trait Assessments of Candidate Images’, Social Cognitive and Affective Neuroscience 3 (4) (2008) blz. 344-352, U. Rosar, M. Klein en T. Beckers, ‘The frog pond beauty contest: Physical attractiveness and electoral success of the constituency candidates at the North Rhine-Westphalia state election of 2005’, European Journal of Political Research 47 (2008), blz. 64-79 en R. Johns en M. Shephard, ‘Facing the Voters: The Potential Impact of Ballot Paper Photographs in British Elections’, Political Studies, 59 (2011) blz. 636-658. Toelichting, paragraaf 1, Inleiding. Massicotte, L., A. Blais and A. Yoshinaka (2004) Establishing the Rules of the Game, Election Laws in Democracies (Toronto: University of Toronto Press), blz. 6-10 en Levi, R. (2011) “Drawing Boundaries: Election Law Fairness and its Democratic Consequences”, in: Electoral Democracy: Australian Prospects, J.C. Tham, B. Costar and G. Orr (eds.) (Melbourne: Melbourne University Press), blz. 1. Burden, B.C., T. Canon, R. Mayer and D.P. Moynihan (2011) “Election Laws, Mobilization, and Turnout: The Unanticipated Consequences of Election Reform.” University of Wisconsin-Madison, blz. 2. T.S. James, (2011) Elite Statecraft and Election Administration, Bending the rules of the game?(Palgrave Macmillan) blz. 50. Artikelsgewijze toelichting, artikel 9. Toelichting, paragraaf 7, Evaluatie. Zie onder meer artikel 58 Grondwet met betrekking tot de Eerste en Tweede Kamer. Zie artikel V 6 van de Kieswet. Zie artikel 8:4, vierde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht. Zie ook aanwijzing 10b van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Toelichting, paragraaf 7 Evaluatie. ABRvS 29 september 2006, 200606622/1 (ABC Topmarketing / Ad Bos Collectief) en ABRvS 04 oktober 2006, M.S. Fortuyn en Directe Democraten/Kiesraad, 200606676/1. Door de van toepassing verklaring van artikel G 5 in het voorgestelde artikel 4, zevende lid, geldt de versnelde behandeling door de Afdeling bestuursrechtspraak ook voor de registratie van logo’s. De Afdeling merkt op dat dergelijke verzoeken mogelijk kunnen worden afgewezen op grond van het voorgestelde artikel 4, vierde lid, onder d. Aangezien de jurisprudentie over de vergelijkbare bepaling inzake de registratie van de aanduiding van een groepering echter niet eenduidig is over de vraag wanneer deze grond ingeroepen kan worden, is het wenselijk dat de wetgever hierover een uitspraak doet. Toelichting, paragraaf 2.4 Methode van stemmen. Op grond van dit stelsel kan een benoemd lid van een vertegenwoordigend orgaan zijn zetel behouden als hij besluit zich af te splitsen uit de fractie van de politieke groepering via wiens kandidatenlijst hij aan de verkiezingen heeft deelgenomen. Artikel N 7, derde lid, van de Kieswet merkt als ongeldige stem aan een stem waarbij de kiezer niet op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt. Bijvoorbeeld in het geval waarbij het experiment leidt tot een onacceptabel hoog aantal ongeldige stemmen. Toelichting, paragraaf 3.4 Reikwijdte van de experimenten. Toelichting, paragraaf 3.4 Reikwijdte van de experimenten. Zie 'Stemmen met vertrouwen', blz. 48. Toelichting, paragraaf 3.4 Reikwijdte van de experimenten. Zie artikel P 21, eerste lid, van de Kieswet. Zie in dit verband ook het advies van de Kiesraad van 22 september 2010 n.a.v. gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezing 2010, blz. 23-24. Zie het voorgestelde artikel 3, tweede lid, onder d. Zo werden in 2010 en 2012 de geplande uitslagendebatten op de dag van de verkiezingen afgelast omdat de voorlopige uitslag niet op tijd beschikbaar was. Toelichting, paragraaf 3.4 Reikwijdte van de experimenten. Zie de artikelen C 1 en C 2 van de Kieswet. Advies van de Kiesraad van 22 september 2010 n.a.v. gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezing 2010, blz.24-26. PAGE 1 PAGE 7 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........