[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33575 Adv RvSt inzake de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326) (Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D10905, datum: 2013-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z04988:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.12.0510/III	's-Gravenhage, 1 februari 2013

Bij Kabinetsmissive van 21 december 2012, no.12.003112, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter
implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen
98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het
aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel
conglomeraat (PbEU 2011, L 326) (Implementatiewet richtlijn financiële
conglomeraten I), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot implementatie van de richtlijn 2011/89/EU (de
richtlijn fico I). De richtlijn fico I heeft, kort gezegd, tot doel het
toezicht op financiële conglomeraten te versterken en het toezicht op
financiële conglomeraten, bankgroepen en verzekeringsgroepen beter op
elkaar te laten aansluiten. De Afdeling advisering van de Raad van State
onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal
opmerkingen met betrekking tot de aanwijzing van De Nederlandsche Bank
(DNB) als coördinerend toezichthouder op bankgroepen en financiële
conglomeraten, stresstests bij financiële conglomeraten, de reikwijdte
van het toezicht op financiële conglomeraten en het geconsolideerd
toezicht op banken en beleggingsondernemingen. Zij is van oordeel dat in
verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.  Aanwijzing van DNB als coördinerend toezichthouder  

In het geval een financieel conglomeraat, een bankgroep of
verzekeringsgroep in meerdere lidstaten actief is, wordt op grond van de
diverse richtlijnen een coördinerend toezichthouder (lead supervisor)
aangewezen. Deze is met name verantwoordelijk voor het prudentieel
toezicht op de groep als geheel. De Afdeling merkt hierover het volgende
op:

a. In het voorgestelde artikel 3:290 Wft (nieuw), in verbinding met
artikel 1:1 Wft, wordt bepaald dat DNB in overeenstemming met artikel 10
van de richtlijn financiële conglomeraten voor een financieel
conglomeraat kan worden aangewezen als coördinator. 

Anders dan in het thans geldende artikel 3:293 Wft, wordt met het oog op
de toepassing van artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten,
in het voorstel niet bepaald dat DNB moet worden beschouwd als
vergunningverlenende toezichthouder voor beleggingsondernemingen en
beheerders. Op grond van artikel 10 van de richtlijn financiële
conglomeraten wordt de toezichthouder die de relevante vergunning heeft
verleend als coördinator aangewezen. Op grond van het deel Markttoegang
financiële ondernemingen Wft zal dat voor beleggingsondernemingen en
beheerders veelal de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn. Omdat
het aanvullend toezicht op financiële conglomeraten prudentieel van
karakter is, adviseert de Afdeling alsnog uitdrukkelijk te bepalen dat
voor de toepassing van artikel 10 van de richtlijn financiële
conglomeraten, DNB moet worden beschouwd als de vergunningverlenende
toezichthouder voor beleggingsondernemingen en beheerders.  

De Afdeling adviseert artikel II, onderdeel K, in het licht van het
bovenstaande aan te passen. 

b. In artikel III, onderdeel D, wordt artikel 3:275 Wft opnieuw
vastgesteld. Artikel 3:275 Wft (nieuw) bepaalt dat DNB het
geconsolideerd toezicht uitoefent op banken en beleggingsondernemingen
indien dat volgt uit de artikelen 125 en 126 van de herziene richtlijn
banken. In de herziene richtlijn banken wordt, op dezelfde wijze als in
de richtlijn financiële conglomeraten, bepaald dat het geconsolideerd
toezicht wordt uitgeoefend door de toezichthouder die de relevante
vergunning heeft verleend. 

Ziet de Afdeling het goed, dan is in het voorstel niet geregeld dat ook
voor de toepassing van de artikelen 125 en 126 van de herziene richtlijn
banken, DNB moet worden beschouwd als de toezichthouder die in Nederland
een vergunning heeft verleend aan een beleggingsonderneming. De Afdeling
meent dat dit laatste ook voor de toepassing van de artikelen 125 en 126
van de herziene richtlijn banken uitdrukkelijk dient te worden bepaald. 

De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het bovenstaande aan
te vullen.  

2.	Stresstests bij financiële conglomeraten

Artikel 2, onderdeel 9, van de richtlijn fico I bepaalt dat lidstaten de
coördinerende toezichthouder kunnen verplichten te zorgen voor adequate
en regelmatige stresstests voor financiële conglomeraten. Het voorstel
voorziet echter niet in verplichte stresstests. Het is volgens de
toelichting aan de coördinator om te beslissen over de wenselijkheid,
de parameters en de timing van een stresstest voor het betrokken
financieel conglomeraat.

In de toelichting wordt de keuze om af te zien van het verplichtstellen
van stresstests gemotiveerd door verwijzing naar het ontbreken van
gemeenschappelijke criteria. Ingevolge de richtlijn fico I kunnen de
Europese toezichthouders, in samenwerking met het Europees Comité voor
systeemrisico’s, aanvullende parameters ontwikkelen om de specifieke
risico’s die aan financiële conglomeraten zijn verbonden, te
identificeren. De Afdeling merkt op dat deze aanvullende parameters in
de eerste plaats worden ontwikkeld met het oog op EU-wijde stresstests,
waarvoor geldt dat gemeenschappelijke criteria noodzakelijk zijn.  Dit
laatste geldt echter niet onmiddellijk ook voor ‘nationale’
stresstests. De richtlijn fico I laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open
om ook zonder gemeenschappelijke normen stresstests verplicht te
stellen.

Gelet op het belang van stresstests voor het risicomanagement en het
toezicht adviseert de Afdeling de toelichting in het licht van het
bovenstaande aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen.

3.     Reikwijdte van het toezicht op financiële conglomeraten

Het in artikel II, onderdeel K, voorgestelde nieuwe artikel 3:291 Wft
heeft betrekking op de reikwijdte van het door DNB, in de hoedanigheid
van coördinator, uit te oefenen toezicht op de gereglementeerde
entiteiten in een financieel conglomeraat. De voorgestelde tekst komt
deels overeen met het thans geldende artikel 3:292 Wft. In het vijfde
lid van artikel 3:291(nieuw) Wft wordt een regeling getroffen voor de
situatie dat van een bepaald financieel conglomeraat een ander
financieel conglomeraat deel uitmaakt. In dat geval is ingevolge het
voorgestelde artikel 3:291, vijfde lid, Wft het aanvullend toezicht
slechts van toepassing op het laatstgenoemde conglomeraat. 

De Afdeling stelt vast dat in het thans geldende artikel 3:292, achtste
lid, Wft is bepaald dat het aanvullend toezicht van toepassing is op het
gehele financiële conglomeraat. De nu voorgestelde inhoudelijke
aanpassing wordt niet toegelicht. De Afdeling meent dat het niet
onmiddellijk in de rede ligt om, indien van een financieel conglomeraat
een ander financieel conglomeraat deel uitmaakt, daarmee
‘automatisch’ af te zien van toezicht op het gehele financieel
conglomeraat.   

De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het bovenstaande
aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen. 

4.	Het geconsolideerd toezicht op banken en beleggingsondernemingen 

In het in artikel III, onderdeel E, te wijzigen artikel 3:276 Wft wordt,
kort gezegd, bepaald op welke entiteiten DNB geconsolideerd toezicht
houdt. De Afdeling merkt hierover het volgende op:  

a. Artikel 3:276, eerste lid, Wft bepaalt dat geconsolideerd toezicht
wordt gehouden op Nederlandse banken en beleggingsondernemingen die een
dochter zijn van een Nederlandse financiële moederholding of gemengde
financiële moederholding. Artikel 3:276, tweede lid, eerste volzin, Wft
bepaalt dat in bepaalde gevallen eveneens geconsolideerd toezicht wordt
gehouden op Nederlandse banken en beleggingsondernemingen die een
dochter zijn van een financiële moederholding of gemengde financiële
moederholding met zetel in een andere lidstaat. Het voorgestelde artikel
3:376, derde lid, tweede volzin, Wft bepaalt vervolgens dat indien een
Nederlandse financiële moederholding of Nederlandse gemengde
financiële moederholding als dochteronderneming zowel een
beleggingsonderneming als een bank heeft, de eerste volzin slechts van
toepassing is op de bank. 

De Afdeling wijst erop dat artikel 3:276, derde lid, eerste volzin, Wft
ziet op, kort gezegd, Nederlandse dochterondernemingen van een
buitenlandse holding. De tweede volzin van artikel 3:276, derde lid, Wft
ziet echter op dochterondernemingen van een Nederlandse holding. Beide
onderdelen sluiten aldus niet goed op elkaar aan. 

De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 3:276 Wft in het licht
van het bovenstaande aan te passen. 

b. Onverminderd het bovenstaande merkt de Afdeling het volgende op.
Blijkens de toelichting strekt artikel 3:276 Wft tot uitvoering van
artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken. De Afdeling
leidt hieruit af dat is beoogd om met artikel 3:276, eerste lid, en
tweede lid, eerste volzin, Wft de eerste alinea van artikel 71, tweede
lid, van de herziene richtlijn banken te implementeren. Met de tweede
volzin van artikel 3:276, tweede lid, Wft wordt beoogd de tweede alinea
van artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken om te
zetten. 

Ziet de Afdeling het goed, dan wordt artikel 71, tweede lid, tweede
alinea, van de herziene richtlijn banken door het voorstel niet volledig
omgezet. Artikel 71, tweede lid, tweede alinea, van de herziene
richtlijn banken bepaalt, kort gezegd, op welke dochteronderneming het
geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend indien een holding meerdere
banken of beleggingsondernemingen als dochterondernemingen heeft. Het
voorgestelde artikel 3:276 Wft bepaalt thans dat indien sprake is van
een holding die zowel een bank als een beleggingsonderneming als
dochterondernemingen heeft, het geconsolideerd toezicht wordt
uitgeoefend op de bank. Het voorstel voorziet niet in een regel die
bepaalt op welke dochteronderneming het geconsolideerd toezicht wordt
uitgeoefend indien een holding enkel meerdere banken dan wel meerdere
beleggingsondernemingen als dochterondernemingen heeft. De Afdeling
meent dat artikel 71, tweede lid, tweede alinea, van de herziene
richtlijn banken ook op deze laatste situatie betrekking heeft.

De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 3:276 Wft in het licht
van het bovenstaande aan te vullen. 

5.	Verhouding tot Implementatiewet richtlijn Solvabiliteit II

De onderhavige implementatie van de richtlijn fico I heeft gevolgen voor
onderdelen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. De
toelichting merkt over de verhouding van het onderhavige voorstel met de
implementatiewet het volgende op: ‘Nu duidelijk is geworden dat de
implementatiedatum voor de richtlijn solvabiliteit II zeer
waarschijnlijk wordt verschoven naar 1 januari 2016, moet in artikel II
worden uitgegaan van de tekst van de Wft zoals deze luidt voor de
inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II.
Voor een goede werking van het onderhavige wetsvoorstel is het tevens
noodzakelijk dat enkele onderdelen van de Implementatiewet richtlijn
solvabiliteit II vervroegd (dus eerder dan de rest van de wet) in
werking treden, dan wel in dit wetsvoorstel worden meegenomen.’ 

De Afdeling merkt als aanvulling hierop op dat ook de Implementatiewet
richtlijn solvabiliteit II op onderdelen aanpassing vergt. De
Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II gaat immers uit van de
huidige tekst van de Wft, die, indien het onderhavige voorstel eerder in
werking treedt dan 1 januari 2016, op dat moment al gewijzigd zal zijn.
De Afdeling wijst in dat verband, bij wijze van voorbeeld, op het feit
dat in het voorgestelde artikel II, onderdeel K, de thans geldende
paragrafen 3.6.4.1 en 3.6.4.2 Wft worden vervangen door een nieuwe
paragraaf 3.6.4.1 Wft. De Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II
wijzigt echter op onderdelen artikelen in de thans geldende paragrafen.
In de toelichting wordt niet nader ingegaan op de noodzaak om de
Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aan te passen. 

De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het bovenstaande
aan te vullen.

6.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

 

   	Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van
State betreffende no.W06.12.0510/III met redactionele kanttekeningen die
de Afdeling in overweging geeft.

-	In de memorie van toelichting bij de in artikel II, onderdeel I,
gewijzigde 	artikelen 3:271 en 3:272 Wft toelichten waarom, anders dan
in de 	Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, geen onderscheid
wordt gemaakt 	tussen enerzijds een financiële holding of gemengde
financiële holding en 	anderzijds een verzekeringsholding. 

-	In de memorie van toelichting bij het in artikel II, onderdeel K,
voorgestelde 	artikel 3:289, tweede lid, Wft toelichten in welke
situatie toepassing van 	aanvullend toezicht op financiële
conglomeraten in het licht van de 	doeleinden van het toezicht onnodig,
ongepast of misleidend zou kunnen 	zijn. 

-	In het in artikel II, onderdeel K, voorgestelde artikel 3:293, eerste
lid, Wft,    	overeenkomstig de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit
II, ‘de artikelen 	1:75, 1:79 tot en met 1:81 en 1:85’ vervangen
door: artikel 1:75.

-	In het in artikel II, onderdeel K, voorgestelde artikel 3:293, derde
lid, laatste 	volzin Wft, overeenkomstig de Implementatiewet richtlijn
solvabiliteit II, ‘De 	artikelen 1:75, 1:79 tot en met 1:81 en 1:85’
vervangen door: Artikel 	1:75.

-	In de in artikel III, onderdeel A, gewijzigde definitie van
Nederlandse EU-	moederbank ‘van een Nederlandse of Europese bank of 
beleggingsonderneming’ vervangen door: van een Europese bank of 
beleggingsonderneming. Een Nederlandse moederbank kan immers geen 
dochteronderneming zijn van een Nederlandse bank of 
beleggingsonderneming. 

-	In de in artikel III, onderdeel A, ingevoegde definitie van
Nederlandse 	gemengde financiële EU-moederholding ‘van een bank of 
beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een
lidstaat’ 	vervangen door: van een Europese bank of
beleggingsonderneming. 

-	In het in artikel III, onderdeel F, in te voegen artikel 3:276a,
tweede lid, ‘de 	belangrijkste sector’ vervangen door: de
belangrijkste sector als bedoeld in 	artikel 3, tweede lid, van de
richtlijn financiële conglomeraten.

-	De in artikel IV, onderdeel c, eerste lid, voorgestelde wijziging van
artikel 	3:285, tweede en derde lid, Wft bezien. De zinsnede ‘een 
verzekeringsholding met zetel in Nederland’ komt in 3:285, tweede en 
derde lid, niet voor. 

-	In het in artikel IV, onderdeel D, in te voegen artikel 3:285a, tweede
lid, ‘de 	belangrijkste sector’ vervangen door: de belangrijkste
sector als bedoeld in 	artikel 3, tweede lid, van de richtlijn
financiële conglomeraten.

 

	Richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16
november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG,
2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende
toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU
2011, L 326).

	Artikel II, onderdeel K.  

	Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16
december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op
kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en
beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (PbEU L 35).

	Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni
2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden
van kredietinstellingen (PbEU L 177 ).

	Meer in het bijzonder door artikel 2 van richtlijn 2006/49/EG die de
bepalingen ten aanzien van het geconsolideerd toezicht uit richtlijn
2006/48/EG van overeenkomstige toepassing verklaart op
beleggingsondernemingen is het geconsolideerd toezicht op banken ook van
toepassing op beleggingsondernemingen.

	Artikel 9ter, tweede lid, van de richtlijn financiële conglomeraten. 

	Op 21 december 2012 is de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II
in het Staatsblad geplaatst (Staatsblad 2012, 697) en op 28 december
2012 is een aantal onderdelen van deze wet in werking getreden. Dit
geldt overigens ook voor de Implementatiewet AIFM. 

 PAGE   1 

  PAGE  1 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........