[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33586 Adv Rvst inzake Wijziging van de Kieswet

Wijziging van de Kieswet, ter implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L 26)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D11930, datum: 2013-03-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z05722:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W04.13.0035/I	's-Gravenhage, 8 maart 2013

Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2013, no.13.000275, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van
de Kieswet, ter implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20
december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van
de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen
voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die
verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L
26), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot implementatie van Richtlijn 2013/1/EU. Het
oogmerk van deze wijzigingsrichtlijn is het voor Unieburgers
gemakkelijker te maken om zich in de lidstaat van verblijf kandidaat te
stellen voor de verkiezingen van het Europees Parlement. Om dit te
bereiken wordt het vereiste op grond waarvan de kandidaat met de
nationaliteit van een andere lidstaat bij de kandidaatstelling een
verklaring moet overleggen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat
van herkomst, waaruit blijkt dat hij zijn passief kiesrecht in die
lidstaat niet verloren heeft of dat deze autoriteiten daarvan niets
bekend is, afgeschaft. In plaats daarvan wordt een regeling voorgesteld
waarbij een dergelijke kandidaat bij de kandidaatstelling (schriftelijk)
een eigen verklaring aflegt dat hij in zijn lidstaat van herkomst niet
is uitgesloten van het passief kiesrecht. De lidstaat van verblijf moet
vervolgens bij de lidstaat van herkomst nagaan of inderdaad geen sprake
is van uitsluiting van het passief kiesrecht. Indien de autoriteiten van
de lidstaat van herkomst deze informatie niet binnen de door de
richtlijn voorgeschreven termijn van vijf werkdagen aanleveren, leidt
dit niet tot schrapping van de kandidaat van de kandidatenlijst. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de termijn van
vaststelling van de kandidatenlijst en over de toetsing door de rechter.
Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het
voorstel wenselijk is.

1.	Termijn vaststelling kandidatenlijst

Op grond van de wijzigingsrichtlijn dient de lidstaat van herkomst
binnen vijf werkdagen na ontvangst van de notificatie aan de lidstaat
van verblijf de relevante informatie te verstrekken. Als het mogelijk is
en de lidstaat van verblijf hierom heeft gevraagd, kan een kortere
termijn worden gehanteerd.

In de toelichting wordt gesteld dat ingevolge de Kieswet thans reeds op
de derde dag na de kandidaatstelling de definitieve vaststelling van de
kandidatenlijsten plaatsvindt. Dit zou betekenen dat de genoemde termijn
van vijf werkdagen in de praktijk tot problemen zal gaan leiden. De
toelichting noemt twee mogelijke oplossingen voor dit probleem, te weten
het vervroegen van het tijdstip waarop kandidaten met een andere
nationaliteit dan de Nederlandse hun instemmingsverklaring en de
verklaring over het niet-uitgesloten zijn van het passief kiesrecht
moeten inleveren, of om de andere lidstaten te vragen om binnen een
kortere termijn te reageren. In het voorstel wordt gekozen voor deze
tweede optie. Hierbij onderkent de regering de mogelijkheid dat de
verklaring van de andere lidstaat niet ontvangen wordt voor de zitting
tot vaststelling van de kandidatenlijsten. Daarvoor wordt in de
toelichting een aantal oplossingen geboden.

De toelichting gaat echter niet in op de vraag of een derde optie
overwogen is, te weten de mogelijkheid om in de Kieswet een specifieke
regeling te treffen voor de verkiezingen van het Europees parlement,
waarbij de termijn tussen de dag van kandidaatstelling en de zitting
waarin de kandidatenlijsten definitief worden vastgesteld wordt
verlengd, door deze zitting in tijd naar achteren te plaatsen. De
Afdeling onderkent dat in dat geval voor de andere handelingen die in
het verkiezingsproces moeten plaatsvinden tussen het tijdstip van
definitieve vaststelling van de kandidatenlijsten en de dag van stemming
iets minder tijd overblijft, maar ziet niet op voorhand dat dit geen
reële optie zou kunnen zijn. De Afdeling merkt daarbij op dat de
oplossingen die in de toelichting worden geboden voor het geval dat na
de vaststelling van de kandidatenlijsten alsnog een verklaring wordt
ontvangen dat de kandidaat is uitgesloten van het passief kiesrecht
allemaal als nadeel hebben dat deze kandidaat niet meer geschrapt kan
worden van de reeds vastgestelde kandidatenlijst. Dit betekent dat
kiezers mogelijk een stem uitbrengen op een persoon die niet toegelaten
kan worden. Dit is een onwenselijke situatie die zoveel mogelijk
voorkomen dient te worden.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan
en zo nodig het voorstel aan te passen. 

2.	Toetsing door de rechter

In de toelichting wordt vermeld dat het centraal stembureau een
kandidaat van de kandidatenlijst schrapt, indien het centraal stembureau
voorafgaande aan de zitting tot vaststelling van de kandidatenlijsten de
informatie ontvangt dat een bepaalde kandidaat in de lidstaat van zijn
herkomst is uitgesloten van het kiesrecht. Blijkens de toelichting
bestaat in dat geval de mogelijkheid hiertegen beroep in te stellen bij
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling advisering merkt op dat het uitsluiten van het kiesrecht van
een kandidaat met een nationaliteit van een andere lidstaat plaatsvindt
op grond van het nationale recht (alsmede de toepassing daarvan door de
autoriteiten) van die andere lidstaat. De Afdeling bestuursrechtspraak
kan dan ook geen oordeel geven over de rechtmatigheid van die
uitsluiting. Uitsluitend kan worden getoetst of het centraal stembureau
een verklaring heeft ontvangen van de op grond van de richtlijn
aangewezen autoriteit uit de andere lidstaat en of daarom terecht is
overgegaan tot schrapping van de kandidaat van de kandidatenlijst. 

De Afdeling advisering adviseert de toelichting op dit punt te
verduidelijken.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Artikel 10, tweede lid, (oud) van de Richtlijn, geïmplementeerd in
artikel Y 35, tweede lid, van de Kieswet.

	Artikel 6, derde lid, (nieuw) van de Richtlijn. 

	Artikel 6, derde lid, (nieuw) van de Richtlijn.

	Toelichting, paragraaf 4.2. Aansluiting bij het systeem van de Kieswet.

	Toelichting, paragraaf 4.3. De verschillende situaties.

	Bedoeld in artikel I 4 van de Kieswet.

	Op grond van artikel I 7 van de Kieswet (Toelichting, paragraaf 4.3. De
verschillende situaties, tweede alinea).

  PAGE  3 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........