33597 Adv RvSt inzake Wijzing van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen
Wijzing van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D13830, datum: 2013-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z06649:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-04-04 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-04-09 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-05-23 14:00: WvW gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten ivm dualisering gemeente- en provinciebestuur en de invoering bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-11-14 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-11-20 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-01-30 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-02-05 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-02-13 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-03-04 16:00: Wetstechnische briefing TK 33691 TK 33597 (Technische briefing), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-03-06 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-03-20 15:45: Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (33597) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-03-25 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
No.W04.12.0503/I 's-Gravenhage, 1 februari 2013 Bij Kabinetsmissive van 20 december 2012, no.12.003080, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen, met memorie van toelichting. Het wetvoorstel voorziet in een aantal, meest technische, wijzigingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Zo wordt de afstemming van de Wgr op de dualisering van het gemeentebestuur (2004) op een meer permanente manier geregeld, en wordt een nieuwe samenwerkingsvorm mogelijk gemaakt voor samenwerking die gericht is op bedrijfsvoering en uitvoering. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de nieuwe figuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie en het toezicht op de veiligheidsregio. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Vormgeving van de bedrijfsvoeringsorganisatie De Wgr kent twee vormen waarin provincies, gemeenten en waterschappen kunnen samenwerken: het openbaar lichaam en het gemeenschappelijk orgaan. Het openbaar lichaam heeft rechtspersoonlijkheid en kan daardoor zelfstandig privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten, zoals het sluiten van overeenkomsten, het in dienst nemen van personeel en het doen van aanbestedingen. Het gemeenschappelijk orgaan heeft geen rechtspersoonlijkheid, waardoor het personeel van een gemeenschappelijk orgaan alleen in dienst kan zijn van Ă©Ă©n of meer van de deelnemers. Het openbaar lichaam heeft voorts een geleed bestuur: een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter; dat maakt interne verantwoording mogelijk. Het gemeenschappelijk orgaan â de naam zegt het al â kent geen geleed bestuur: het is Ă©Ă©n orgaan. In de praktijk is, zo meldt de toelichting, behoefte ontstaan aan een minder zware samenwerkingsvorm mĂ©t rechtspersoonlijkheid maar zĂłnder geleed bestuur, waaraan taken op het gebied van bedrijfsvoering en uitvoering kunnen worden opgedragen. Zulke taken vragen vanwege hun beleidsneutrale karakter niet om een zware bestuurlijke aansturing in de vorm van een geleed bestuur, terwijl het wel praktisch is als het samenwerkingsverband rechtspersoonlijkheid heeft, zodat het direct en slagvaardig de organisatie kan aansturen, eigen personeel in dienst kan nemen, opdrachten kan geven en overeenkomsten kan sluiten. Het wetsvoorstel introduceert een rechtsfiguur die aan deze kenmerken voldoet, de bedrijfsvoeringsorganisatie. Het is een figuur die alleen door uitvoerende organen (college van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten, dagelijks bestuur van een waterschap) kan worden opgericht. De Afdeling merkt op dat de vormgeving van deze rechtsfiguur niet zonder problemen is: doordat de bedrijfsvoeringsorganisatie slechts Ă©Ă©n orgaan heeft, ontbreken de interne verantwoording (namelijk tussen dagelijks bestuur en algemeen bestuur) evenals de politiek-bestuurlijke verantwoording die bij het openbaar lichaam wel bestaan. Daarbij passen twee kanttekeningen. a. De bedrijfsvoeringsorganisatie kan uitsluitend worden getroffen voor de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemers. Nu bij deze rechtsvorm geen sprake is van interne verantwoording, acht de Afdeling het van belang dat de taken en bevoegdheden van de bedrijfsvoeringsorganisatie ook daadwerkelijk worden beperkt tot uitvoering en ondersteuning. De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de vraag hoe deze begrippen precies moeten worden afgebakend en tevens stil te staan bij de vraag in hoeverre de bevoegdheid om beschikkingen te nemen kan worden gemandateerd aan de bedrijfsvoeringsorganisatie. b. Ook over uitvoerende en ondersteunende taken dient politiek-bestuurlijke verantwoording plaats te vinden; bij een gemeenschappelijke regeling blijft er een verantwoordingsrelatie bestaan tussen de gemeenteraad (respectievelijk provinciale staten en het algemeen bestuur) en de functionaris die in het bestuur van het samenwerkingsverband is benoemd. Die verantwoording kan lange tijd een sluimerend bestaan leiden, maar kan actueel worden als de taken ineffectief worden vervuld, bij calamiteiten of als vragen rond integriteit rijzen. Die externe verantwoording is des te belangrijker nu de interne verantwoording â zoals opgemerkt â ontbreekt. Naar het oordeel van de Afdeling moet dan ook gewaarborgd zijn dat de verantwoording naar de gemeenteraad voluit geldt. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te vullen. 2. Taakverwaarlozing in de Wet veiligheidsregioâs De Gemeentewet voorziet in een taakverwaarlozingsregeling. Uitgangspunt is dat, indien gemeentelijke organen wettelijke taken niet naar behoren vervullen, wordt ingegrepen door het naasthogere bestuursniveau: gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning. In afwijking van dat systeem wordt voor taken, toegekend in enkele bijzondere wetten, de minister aangewezen als het orgaan dat ingrijpt. Een van die bijzondere wetten is de Wet veiligheidsregioâs. De veiligheidsregio is een organisatie die bij gemeenschappelijke regeling tot stand is gekomen; de Wet veiligheidsregioâs bevat echter een groot aantal afwijkingen van het systeem van de Wgr. Het systeem voor taakverwaarlozing door gemeentelijke organen wordt nu â door verwijzing naar de relevante bepalingen in de Gemeentewet â overgenomen in het wetsvoorstel en zal daarmee ook gaan gelden voor organen van gemeenschappelijke regelingen. De regeling heeft tot gevolg dat, bij taakverwaarlozing door het bestuur van een veiligheidsregio, de minister ingrijpt. De Wet veiligheidsregioâs zelf wijst echter de commissaris van de Koning aan als het orgaan dat ingrijpt. In de toelichting wordt opgemerkt dat âde voorstellen met betrekking tot taakverwaarlozing ook van toepassing zijn op het openbaar lichaam als bedoeld in de Wet op de veiligheidsregioâs, voor zover in die wet niet anders is bepaald. De Wet op de veiligheidsregioâs is en blijft een lex specialis ten opzichte van de Wgr als lex generalis.â De lex specialis-regel is een instrument voor de rechtspraktijk om een conflict tussen twee regelingen die van toepassing zijn op dezelfde rechtssituatie, op te lossen. Het is echter in de eerste plaats aan de wetgever om voorzienbare conflicten te voorkomen, zodat de rechtspraktijk niet zijn toevlucht hoeft te nemen tot de lex specialis-regel. Nu het kennelijk niet de bedoeling is het toezicht op het bestuur van de veiligheidsregio over te hevelen van de commissaris van de Koning naar de minister, adviseert de Afdeling de verwijzing naar de Gemeentewet op dit punt achterwege te laten. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State,Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.12.0503/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. Artikel I (Wet gemeenschappelijke regelingen) De leesbaarheid van de wettekst â zie bijvoorbeeld artikel 32e, tweede lid, â vergroten door het introduceren van overkoepelende begrippen voor (het bestuur van) de drie samenwerkingsvormen die de Wgr na de wijziging kent. Artikel 8, derde lid, eerste volzin, vervangen door: âTer behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemers kan bij gemeenschappelijke regeling een bedrijfsvoeringsorganisatie worden ingesteld. Zoân gemeenschappelijke regeling kan uitsluitend worden getroffen door colleges van burgemeester en wethouders.â (De Wgr kent alleen de meervoudsvorm âcolleges van burgemeester en wethoudersâ). Artikel 8, vierde lid (nieuw), als volgt redigeren: âIn de regeling kunnen bevoegdheden van de besturen van de deelnemende gemeenten worden gemandateerd aan organen en personen werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een van de deelnemende gemeenten, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.â In artikel 10a, tweede lid, zoals gewijzigd âhet bestuur van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaanâ wijzigen in: dat bestuur of orgaan. In het opschrift van Hoofdstuk I, Afdeling 1, § 2, en in Afdeling 3, § 1, van de hoofdstukken I tot en met VII, na âhet openbaar lichaamâ invoegen: en de bedrijfsvoeringsorganisatie. Het voorgestelde artikel 14a invoegen direct voor of na artikel 16, zodat de artikelen over de samenstelling van algemeen en dagelijks bestuur (artikelen 13, 14, 14b en 15) en de artikelen over verantwoording, inlichtingen en vertrouwen (artikelen 14a en 16 tot en met 19) bij elkaar komen te staan. In artikel 16 het eerste en tweede lid (nieuw) omdraaien, zodat ten aanzien van de verantwoordings- en inlichtingenplicht dezelfde volgorde wordt gehanteerd als in het voorgestelde artikel 14a Wgr en het geldende artikel 169 Gemeentewet. Het opschrift van Afdeling 3 van de Hoofdstukken I tot en met IX telkens wijzigen in: âBevoegdhedenâ, nu de openbare lichamen waarop de afdeling betrekking heeft al zijn bepaald in het opschrift van het hoofdstuk. In artikel 32b, eerste lid (twee maal), tweede lid, de zinsnede âhet algemeen bestuur of het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaanâ telkens vervangen door: het orgaan waaraan een bevoegdheid is overgedragen. Voorts in het derde en vierde lid âhet algemeen bestuur, het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaanâ vervangen door: het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen. In artikel 32e, eerste lid, âkrachtens de wetâ wijzigen in: bij gemeenschappelijke regeling. In de artikel 33, 46, 50e, 57, 66, 79 en 89, met het oog op artikel 33b en de daarmee corresponderende artikelen, vóór âin de regelingâ invoegen: bij wet of. In artikel 33a, eerste lid, onderdeel b, âsubâ wijzigen in: onderdeel. In de hoofdstukken I tot en met VII het opschrift van Afdeling 3, § 7, telkens wijzigen in: FinanciĂ«n. In de artikelen 39f en 50j na âartikel 8:4â invoegen: , eerste lid,. In het eerste lid van de artikelen 41, 52, 74 en 84, onderdeel i invoegen voor onderdeel a en het nieuwe onderdeel k invoegen na onderdeel a (oud). In het derde lid van de artikelen 42, 53, 62a, 75 en 85, naar analogie met artikel 26, aan het slot toevoegen: De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt. In de onderdelen AX en DL, aanhef, âwordenâ wijzigen in: wordt. In onderdeel BA, onder § 6, het artikel met het nummer 33d hernummeren. In artikel 50a, eerste lid, het nieuwe onderdeel e invoegen voor onderdeel a. In artikel 50j âartikel 50lâ wijzigen in: artikel 50h. In artikel 112, tweede lid, de verwijzing naar artikel 25 uitbreiden met het nieuwe achtste lid. Overig In nieuwe of gewijzigde wettekst de woorden âhet bepaalde inâ telkens schrappen (aanwijzing 52 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)). Overal in het wetsvoorstel aanwijzing 62 Ar in acht nemen. Overal waar âOnze Minister van Binnenlandse Zakenâ staat vermeld, deze term vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In artikel V âartikel 124â tweemaal wijzigen in: de artikelen 124 en 124a. In artikel VI, onderdeel B, subonderdeel b, ook artikel 50da Wgr vermelden. Voorts het subonderdeel c schrappen, nu de rechtsbescherming tegen het verzoek, bedoeld in artikel 32c Wgr, wordt geregeld in artikel VI, onderdeel C en D (vergelijk de vermeldingen van artikel 124a Gemeentewet in de bijlagen bij de Algemene wet bestuursrecht). Verder in subonderdeel d â50lâ wijzigen in: 50h. In artikel VI, onderdeel C, âcommissaris van de Koninginâ wijzigen in: commissaris van de Koning. In artikel VI, onderdeel D, na âgedeputeerde statenâ invoegen: onderscheidenlijk de commissaris van de Koning (vergelijk de verwijzing naar artikel 121 Provinciewet in dezelfde bijlage). Voorts â50lâ wijzigen in: 50h. Bij de artikelen VII tot en met X aanwijzing 165a Ar in acht nemen. De bijlage bij de Gemeentewet actualiseren, nu die in artikel 32d Wgr van overeenkomstige toepassing wordt verklaard; de bijlage noemt enkele wetten die niet meer van kracht zijn. Toelichting In § 3.1 (Het vervallen van artikel 33 en de daarmee samenhangende regelingen), tweede tekstblok, en § 3.2 (Invoering elementen die de positie van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam versterken), onder âVerhouding algemeen bestuur en dagelijks bestuurâ, tweede tekstblok, de termen âkabinetâ en âregeringâ consequent gebruiken. Toelichting, § 4 (Introductie van een «lichte» samenwerkingsvorm met rechtspersoonlijkheid voor bedrijfsvoering en uitvoerende taken). Voorgesteld artikel 8, derde lid, Wgr. Artikel 124 Gemeentewet. Artikel 124b Gemeentewet. De bijzondere wetten worden genoemd in een bijlage bij de Gemeentewet. Voorgesteld artikel 32d van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 59 van de Wet veiligheidsregioâs. Toelichting, § 3.1.5 (Regeling voor taakverwaarlozing). PAGE 2 PAGE 2 PAGE II AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........