[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming)

Eindtekst

Nummer: 2013D15763, datum: 2013-04-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z18684:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

9 april 2013



	Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging
hoogwaterbescherming)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Waterwet
te wijzigen teneinde de doelmatigheid van
hoogwaterbeschermingsmaatregelen te vergroten, de bekostiging van deze
maatregelen structureel te borgen en de beheerders hierbij een grotere
rol te geven;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Waterwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3, tweede lid, komt te luiden:

	2. De in het eerste lid bedoelde vaststelling geschiedt telkens voor
maximaal twaalf jaren. Bij de voorbereiding van de regeling worden de
besturen van de waterschappen gehoord.

B

Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt “zes jaren” telkens vervangen
door “twaalf jaren” en “gedeputeerde staten” telkens vervangen
door: Onze Minister.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Onze Minister brengt telkens over de in het eerste lid genoemde
periode over elke dijkring verslag uit aan de beide Kamers der
Staten-Generaal. 

3. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij de
voorbereiding van de regeling worden de besturen van de waterschappen
gehoord.

4. Het zesde lid vervalt.

C

Artikel 3.9 komt te luiden:

Artikel 3.9

Onze Minister oefent het toezicht uit op de primaire waterkeringen.

Ca

	Artikel 5.30 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

	3. Indien het bestuur van een waterschap in verband met gevaar voor een
primaire waterkering gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld
in het eerste lid, meldt hij dit, in afwijking van het tweede lid,
onverwijld aan Onze Minister.

	2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het eerste en derde lid”
gewijzigd in: het eerste en vierde lid.

	3. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	6. Indien de evaluatie betrekking heeft op zijn optreden en verder
handelen in verband met gevaar voor een primaire waterkering, zendt de
beheerder, in afwijking van het vijfde lid, in elk geval een exemplaar
van de evaluatie ter kennisneming aan Onze Minister, alsmede aan de
besturen van de veiligheidsregio’s waarbinnen de primaire waterkering
is gelegen.

Cb

	In artikel 5.31 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

	4. In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister, indien naar zijn
oordeel het bestuur van een waterschap niet of niet voldoende optreedt
bij gevaar voor een primaire waterkering, overeenkomstige toepassing
geven aan artikel 3.13.

D

Artikel 7.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt tussen “de desbetreffende maatregelen” en
“zijn opgenomen” ingevoegd: voor het kalenderjaar waarin de subsidie
wordt verstrekt. 

2. Het tweede lid komt te luiden: 

	2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend voor negentig
procent van de geraamde kosten van een sober en doelmatig ontwerp van de
maatregelen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de kostenraming en de subsidiabele kosten.

3. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Bij de voorbereiding van het programma, bedoeld in het eerste lid, en
van de regeling, bedoeld in het tweede lid, worden de besturen van de
waterschappen gehoord.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden de maatregelen aangewezen
waarvoor in afwijking van het tweede lid subsidie wordt verleend voor
honderd procent van de kosten van uitvoering. Daarbij worden de aard en
omvang van deze maatregelen aangeduid en de locaties en de betrokken
beheerders vermeld.

E 

Artikel 7.24 komt te luiden:

Artikel 7.24

	1. Ter bestrijding van de kosten verbonden aan de verstrekking van
subsidies voor maatregelen die nodig zijn vanwege wijziging van de
krachtens artikel 2.3 of 2.12, vierde lid, gestelde regels, is een
waterschap een jaarlijkse bijdrage aan Onze Minister verschuldigd.

	2. De jaarlijkse bijdrage wordt berekend volgens de formule:

	B = 0,50 x R1 (I/IT + WG/WGT) + 0,40 x R2 (I/IT + WG/WGT), waarin

	B voorstelt: de te berekenen bijdrage in euro’s;

R1 voorstelt: een bedrag in euro’s dat gelijk is aan het bedrag dat
ten laste van een begroting als bedoeld in artikel 7.22c, eerste lid,
onder a of b, ten bate van de begroting van het desbetreffende jaar
wordt toegevoegd aan het deltafonds ten behoeve van subsidies voor de
maatregelen die zijn aangewezen krachtens artikel 7.23, vijfde lid, en
dat tezamen met R2 niet hoger is dan het in het vierde lid genoemde
maximum; 

R2 voorstelt: een bedrag in euro’s dat gelijk is aan het bedrag dat
ten laste van een begroting als bedoeld in artikel 7.22c, eerste lid,
onder a of b, ten bate van de begroting van het desbetreffende jaar
wordt toegevoegd aan het deltafonds ten behoeve van subsidies voor
maatregelen die nodig zijn vanwege wijziging van de krachtens artikel
2.3 of 2.12, vierde lid, gestelde regels en niet zijn aangewezen
krachtens artikel 7.23, vijfde lid, en dat tezamen met R1 niet hoger is
dan het in het vierde lid genoemde maximum;

	I voorstelt: het aantal ingezetenen in het gebied van het waterschap op
de peildatum;

	IT voorstelt: het aantal ingezetenen in de gebieden van de
waterschappen tezamen op de peildatum;

	WG voorstelt: de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde
onroerende zaken in het gebied van het waterschap op de peildatum;

	WGT voorstelt: de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde
onroerende zaken in de gebieden van de waterschappen tezamen op de
peildatum.

	3. De peildatum, bedoeld in het tweede lid, is 1 januari 2010 voor de
jaarlijkse bijdrage voor de kalenderjaren 2011 tot en met 2014 en voor
elke daaropvolgende aaneengesloten periode van vier kalenderjaren
telkens 1 januari van het laatste kalenderjaar dat voorafgaat aan de
betrokken periode.

	4. Het in het tweede lid aan de som van R1 en R2 gestelde maximum
bedraagt in 2014 131 x 106 euro’ s en vanaf 2015 181 x 106 euro’ s,
met dien verstande dat met ingang van 2016 het laatstgenoemde bedrag ten
opzichte van het loon- en prijspeil van 2011 jaarlijks wordt
geĩndexeerd volgens de Index Bruto Overheidsinvesteringen, zoals
toegepast door Onze Minister van Financiën in de Voorjaarsnota.

F

In artikel 7.25 wordt “1 augustus” vervangen door: 1 maart.

G

	Artikel 7.26 komt te luiden:

Artikel 7.26 

	1. Onze Minister stelt de verplichting tot betaling van de bijdrage,
bedoeld in artikel 7.24, jaarlijks voor 1 mei vast.

	2. Indien de slotwet van de begroting van het deltafonds daartoe
aanleiding geeft, wordt de verplichting tot betaling door Onze Minister
gewijzigd.

	3. Indien de verplichting tot betaling op grond van het tweede lid
wordt gewijzigd, is over de te betalen of terug te betalen geldsom geen
wettelijke rente verschuldigd.

	4. Krachtens het eerste of tweede lid verschuldigde geldsommen kunnen
door Onze Minister worden ingevorderd bij dwangbevel.

	5. Onze Minister kan een aan een waterschap terug te betalen geldsom
verrekenen met een van hetzelfde waterschap krachtens het eerste of
tweede lid te vorderen geldsom voor een ander kalenderjaar.

H

Onder aanduiding van de bestaande tekst van artikel 10.4 als eerste lid
wordt na dit lid aan dit artikel een nieuw lid toegevoegd, luidende:

2. Onverminderd het eerste lid zendt Onze Minister vóór 1 januari 2019
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van artikel 2,3, tweede lid, 2.12, 3.9 en 7.23 tot en met 7.26.

ARTIKEL II 

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1