[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33 507, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 16 mei 2013)

Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet teneinde daarin enkele verbeteringen aan te brengen, alsmede technische reparaties in diverse wetten (Veegwet VWS 2012)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2013D20406, datum: 2013-05-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z22903:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 16 mei 2013)





	33 507	Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de
Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet
Zorgverzekeringswet teneinde daarin enkele verbeteringen aan te brengen,
alsmede technische reparaties in diverse wetten (Veegwet VWS 2013)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet en de
Invoerings- en aanpassingwet beperkte wijzigingen met betrekking tot de
verantwoording en de financiering van zorgverzekeraars aan te brengen,
alsmede dat het wenselijk is in diverse wetten wetstechnische reparaties
aan te brengen en een tweetal uitgewerkte wetten in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 

1. In onderdeel e, onder 2°, wordt “als bedoeld bij en krachtens
artikel 6;” vervangen door: als bedoeld bij of krachtens artikel 6;.

2. Het onderdeel dat betrekking heeft op het continentaal plat komt te
luiden: 

ll. continentaal plat: de exclusieve economische zone van het
Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve
economische zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee van
Nederland;.

B

Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt “artikel 1, onder d, van de Wet op de
jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

2. In het vijfde lid wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de
jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg. 

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “als bedoeld bij en krachtens artikel 6 van
deze wet,” vervangen door: als bedoeld bij of krachtens artikel 6,.

2. In het derde lid, onderdelen a tot en met c, wordt “als bedoeld bij
en krachtens artikel 6 van deze wet,” telkens vervangen door: als
bedoeld bij of krachtens artikel 6,.

D

In artikel 36, eerste lid, wordt “Een zorgverzekeraar zendt”
vervangen door: Een zorgverzekeraar en het CAK zenden elk.

E

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. De zorgverzekeraar en het CAK zenden elk voor 1 juli aan de
zorgautoriteit in tweevoud een uitvoeringsverslag waarin zij:

a. rapporteren over de uitvoering van deze wet in het voorafgaande
kalenderjaar, en

b. een overzicht geven van hun voornemens met betrekking tot de
uitvoering van deze wet in het lopende kalenderjaar en het
daaropvolgende kalenderjaar.

2. In de aanhef van het derde lid wordt “De zorgverzekeraar voegt”
vervangen door: De zorgverzekeraar en het CAK voegen elk.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt “de zorgverzekeraar”
vervangen door: de zorgverzekeraar en het CAK.

F

In artikel 41, eerste en tweede lid, wordt na "zorgverzekeraars" telkens
ingevoegd: , het CAK.

G

Na artikel 44 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 44a

1. Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks voor 15 april aan Onze
Minister een zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ingericht financieel verslag
uitvoeringstaken over het afgelopen kalenderjaar, met een financiële
verantwoording over bij ministeriële regeling aan te wijzen, op die
uitvoeringstaken betrekking hebbende geldstromen, alsmede het verslag
van bevindingen, waarin per geldstroom de bevindingen worden aangegeven.


2. Het financieel verslag uitvoeringstaken gaat vergezeld van een
verklaring omtrent de getrouwheid. 

3. Het verslag van bevindingen geeft aan of het beheer en de organisatie
voldoen aan eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid, controleerbaarheid
en doelmatigheid. 

4. De verklaring omtrent getrouwheid en het verslag van bevindingen
worden opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, die bereid is Onze Minister desgevraagd
inzicht te geven in zijn controlewerkzaamheden. 

H

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “15 maart” vervangen door: 31 december.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het College zorgverzekeringen legt in de jaarrekening, die zoveel
mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek wordt ingericht, rekening en verantwoording af over:

a. de baten en lasten van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten,

b. de geldstromen, bedoeld in artikel 44a, eerste lid, 

c. de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beheer van het Algemeen
Fonds Bijzondere Ziektekosten,

d. de toestand van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten per 31
december van het voorafgaande kalenderjaar.

3. In het vierde en vijfde lid wordt “vierde lid” telkens vervangen
door: derde lid. 

I

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

1. Het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel 44a, en
de jaarrekening, bedoeld in artikel 45, behoeven de goedkeuring van Onze
Minister.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden over de
inhoud en de inrichting van: 

a. het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel 44a;

b. de jaarrekening, bedoeld in artikel 45;

c. de accountantscontrole van het financieel verslag uitvoeringstaken,
bedoeld in artikel 44a, en van de jaarrekening, bedoeld in artikel 45;

d. de bij het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel
44a, en de jaarrekening, bedoeld in artikel 45, behorende verslagen van
bevindingen. 

2. Aan het derde lid wordt na “het College zorgverzekeringen”
ingevoegd: het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel
44a, en. 

J

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “Een zorgverzekeraar verleent” vervangen
door: Een zorgverzekeraar en het CAK verlenen.

2. In het zesde lid wordt na “aan een zorgverzekeraar,” ingevoegd:
aan het CAK,.

K

In artikel 56, eerste en derde lid, wordt na “de zorgverzekeraars”
ingevoegd: en het CAK.

ARTIKEL II 

De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel s, vervalt. 

B

In artikel 14, zesde lid, wordt “verlangt een nieuwe zorgverzekeraar
niet nogmaals dat toestemming wordt gevraagd” vervangen door: verlangt
een nieuwe verzekeraar niet dat nogmaals toestemming wordt gevraagd. 

C

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, derde en zesde lid wordt “bijdrage” telkens
vervangen door: vereveningsbijdrage.

2. In het tweede en vierde lid wordt “bijdragen” telkens vervangen
door: vereveningsbijdragen. 

D

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. catastrofe: een natuurramp, een pandemie, een kernexplosie of een bij
ministeriële regeling aan te wijzen andere buitengewone gebeurtenis;

b. catastrofejaar: het kalenderjaar waarin een catastrofe optreedt;

c. gemiddelde vereveningsbijdrage: de toegekende vereveningsbijdrage per
verzekerde, die wordt berekend door de som van de op grond van artikel
32 met betrekking tot het catastrofejaar aan alle zorgverzekeraars
toegekende vereveningsbijdragen te delen door het op het moment van
toekenning van die bijdragen verwachte totaalaantal verzekerden in dat
jaar.

2. Indien de kosten voor de op grond van de zorgverzekeringen verzekerde
zorg of andere diensten ten gevolge van een catastrofe naar verwachting
van het College zorgverzekeringen in het catastrofejaar en het
daaropvolgende kalenderjaar tezamen, voor een zorgverzekeraar hoger
zullen zijn dan 4% van het product van de gemiddelde vereveningsbijdrage
en het op het moment van de toekenning van de vereveningsbijdrage over
het catastrofejaar verwachte aantal verzekerden bij die verzekeraar,
kent het College zorgverzekeringen de verzekeraar die daar om verzoekt
naast de hem voor het catastrofejaar toegekende vereveningsbijdrage een
extra bijdrage toe. 

3. Een zorgverzekeraar aan wie een extra bijdrage als bedoeld in het
tweede lid is toegekend, houdt een afzonderlijke administratie bij van
de in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar ten gevolge
van de catastrofe optredende kosten van verzekerde zorg en andere
diensten.

4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de
berekening van de bijdragen en kunnen regels worden gesteld over de
administratie, bedoeld in het derde lid, en de wijze waarop de
toegekende bijdragen door het College zorgverzekeringen worden betaald. 

5. Artikel 32, vijfde en zevende lid, zijn, met uitzondering van de in
dat vijfde lid opgenomen verplichting de beleidsregels jaarlijks voor 15
oktober vast te stellen, van overeenkomstige toepassing. 

E

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt “in het tweede jaar” vervangen door
“op 1 april van het vierde jaar” en wordt “bijdrage” vervangen
door: bijdragen.

2. In het tweede lid wordt “bijdrage” telkens vervangen door:
vereveningsbijdrage.

3. In het derde lid vervalt: “, met dien verstande dat generieke
verevening slechts tot en met 31 december 2010 mogelijk is”.

F

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de inkomensafhankelijke bijdragen, bedoeld in paragraaf 5.2 en de
bijdragevervangende belasting, bedoeld in artikel 57, tweede lid;.

2.In het derde lid vervalt onderdeel b.

G

In artikel 57, eerste lid, wordt "tot het bedrag van de
inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43, tweede lid,"
vervangen door: tot het bedrag van de in artikel 43, tweede lid,
bedoelde inkomensafhankelijke bijdrage.

H

Artikel 68 vervalt. 

I

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “de in het eerste lid bedoelde personen”
vervangen door: de in het eerste, twaalfde en dertiende lid bedoelde
personen.

2. In het vierde lid wordt “de administratie voortvloeiend uit het
eerste lid” vervangen door: de administratie voortvloeiend uit het
eerste, twaalfde en dertiende lid. 

	3.  In artikel 69, zevende lid, onderdeel a, wordt "de bijdragen,
bedoeld in het tweede lid, inhouden op het pensioen, op de rente of op
het loon van een grensarbeider wier gezinsleden onder dit artikel
vallen" vervangen door: de bijdragen die de personen, bedoeld in het
eerste lid, verschuldigd zijn, inhouden op een pensioen of een rente dan
wel, indien het eerste lid van toepassing is op gezinsleden van een
verzekeringsplichtige, op het loon, het pensioen of de rente van die
verzekeringsplichtige.

4. Na het elfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

12. Voor de toepassing van Verordening (EG) Nr. 883/2004 van het
Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende de
coördinatie van socialezekerheidsstelsels (Pb EU 2004, L 166) wordt de
in het eerste lid bedoelde persoon die op de laatste dag van de maand
voorafgaande aan die waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt een
pensioen of uitkering ontvangt dat op grond van bijlage XI bij die
verordening is gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving
verschuldigde pensioenen, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd als
bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet aangemerkt als een
aanvrager van een pensioen. 

13. Voor de toepassing van een in het eerste lid bedoeld verdrag wordt
de in het eerste lid bedoelde persoon die op de laatste dag van de maand
voorafgaande aan die waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt een
pensioen of uitkering ontvangt dat op grond van het verdrag is
gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde
pensioenen, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in
artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet aangemerkt als een rechthebbende
op een pensioen.

J

Het dertiende lid van artikel 70 wordt vernummerd tot twaalfde lid. 

K

Na artikel 73 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 73a

1. Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks voor 15 april aan Onze
Minister: 

a. een zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ingericht financieel verslag
uitvoeringstaken over het afgelopen kalenderjaar, met een financiële
verantwoording over bij ministeriële regeling aan te wijzen, op die
uitvoeringstaken betrekking hebbende geldstromen, alsmede het verslag
van bevindingen, waarin per geldstroom de bevindingen worden aangegeven;

b. een verantwoording over de vaststelling van de bijdrage, bedoeld in
artikel 34, verstrekt ten behoeve van het vierde kalenderjaar
voorafgaande aan het jaar waarin de verantwoording wordt afgelegd,
alsmede een assurance report.

2. Het financieel verslag uitvoeringstaken gaat vergezeld van een
verklaring omtrent de getrouwheid. 

3. Het verslag van bevindingen en het assurance report geven aan of het
beheer en de organisatie voldoen aan eisen van rechtmatigheid,
ordelijkheid, controleerbaarheid en doelmatigheid.

4. De verklaring omtrent getrouwheid, het verslag van bevindingen en het
assurance report worden opgesteld door een accountant als bedoeld in
artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die bereid is Onze
Minister desgevraagd inzicht te geven in zijn controlewerkzaamheden. 

L

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “15 maart” vervangen door: 31 december.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het College zorgverzekeringen legt in de jaarrekening, die zoveel
mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek wordt ingericht, rekening en verantwoording af over:

a. de baten en lasten van het Zorgverzekeringsfonds,

b. de geldstromen, bedoeld in artikel 73a eerste lid, onderdeel a,

c. de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beheer van het
Zorgverzekeringsfonds,

d. de toestand van het Zorgverzekeringsfonds per 31 december van het
voorafgaande kalenderjaar. 

M

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het werkprogramma, bedoeld in artikel 71, het financieel verslag
uitvoeringstaken en de verantwoordingen, bedoeld in artikel 73a, eerste
lid, onderdelen a en b, de jaarrekening, bedoeld in artikel 74, en de
begroting, bedoeld in artikel 122a, zevende lid, behoeven de goedkeuring
van Onze Minister.

2. De onderdelen c tot en met f van het derde lid, worden vervangen
door:

c. de inhoud en inrichting van het financieel verslag uitvoeringstaken
en van de verantwoording, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel
a;

d. de inhoud en inrichting van de verantwoording, bedoeld in artikel
73a, eerste lid, onderdeel b, en van het in dat onderdeel bedoelde
assurance report;

e. de inhoud en inrichting van de jaarrekening, bedoeld in artikel 74,
alsmede in artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

f. de accountantscontrole van het financieel verslag uitvoeringstaken,
bedoeld in artikel 73a, eerste lid, onderdeel a, en van de
jaarrekeningen, bedoeld in artikel 74 en artikel 34 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen, en van de verantwoordingen, bedoeld in
artikel 73a, eerste lid, onderdeel a, van het College zorgverzekeringen;

g. de bij het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in artikel
73a, eerste lid, onderdeel a, en de jaarrekeningen, bedoeld in artikel
74 en artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, behorende
verslagen van bevindingen alsmede het assurance report, bedoeld in
artikel 73a, eerste lid, onderdeel b;

h. de inhoud en de inrichting van de jaarverslagen, bedoeld in artikel
122a, tiende lid, alsmede in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen;

i. de omvang van de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 33 van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

N

In artikel 76 wordt “stelt het College zorgverzekeringen de in artikel
75, derde lid, onder a, b, c, en d, genoemde stukken algemeen
verkrijgbaar” vervangen door: stelt het College zorgverzekeringen de
in artikel 75, derde lid, onder a, b, c, e en h, genoemde stukken
algemeen verkrijgbaar. 

O

In artikel 89, vierde lid, wordt na “aan een zorgverzekeraar,”
ingevoegd:, aan het CAK,.

P

Artikel 122a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tiende lid komt te luiden:

10. Tegelijk met het financieel verslag uitvoeringstaken, bedoeld in
artikel 73a, eerste lid, onderdeel a, zendt het College
zorgverzekeringen Onze Minister een jaarverslag omtrent het door hem
gevoerde beleid bij het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde
bijdragen, de doeltreffendheid van dat beleid en de uitvoering van het
werkprogramma ter zake in het afgelopen kalenderjaar. 

2. Het elfde lid vervalt. 

3. Het twaalfde tot en met veertiende lid worden vernummerd tot elfde
tot en met dertiende lid. 

4. In het elfde lid (nieuw) vervalt: 74, derde, vierde en vijfde lid,.

ARTIKEL III

De Invoerings- en aanpassingwet Zorgverzekeringswet wordt als volgt
gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een
puntkomma, wordt na onderdeel n een onderdeel toegevoegd, luidende:

o. zorgautoriteit: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in artikel 3
van de Wet marktordening gezondheidszorg. 

B

Na artikel 2.1.7 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 2.1.7a

1. In afwijking van artikel 2.1.7, tweede lid, verricht het College
zorgverzekeringen binnen een half jaar na inwerkingtreding van dit
artikel met betrekking tot het jaar 2005 een nieuwe nadere vaststelling
als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de Ziekenfondswet.

2. De gegevens die gebruikt worden voor de nieuwe nadere vaststelling,
bedoeld in het eerste lid, zijn gelijk aan de gegevens die zijn gebruikt
voor de nadere vaststelling, bedoeld in artikel 2.1.7, tweede lid, met
dien verstande dat voor de nieuwe nadere vaststelling rekening wordt
gehouden met na 1 juli 2009 over de jaren 2002 tot en met 2005 door de
zorgautoriteit per ziekenfonds berekende verschillen tussen opbrengsten
en budgetten van ziekenhuizen.

3. De nieuwe nadere vaststelling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt
op basis van de regelgeving zoals deze met betrekking tot het jaar 2005
gold, met dien verstande dat uit de nieuwe nadere vaststelling
voortvloeiende financiële verplichtingen direct met 's Rijks schatkist
worden verrekend. 

Artikel 2.1.7b

1. Het College zorgverzekeringen merkt na 1 juli 2009 bekend geworden,
over de jaren 2002 tot en met 2005 door zorgautoriteit berekende
verschillen tussen opbrengsten en budgetten van dialysecentra, van
radiotherapeutische centra, van centra voor erfelijkheidsonderzoek en
van epilepsiecentra aan als kosten van het macro-deelbedrag vaste kosten
van ziekenhuisverpleging, waarna het college deze bedragen uiterlijk 1
januari 2013 verrekent.

2. Indien de in artikel 2.1.9, derde lid, bedoelde situatie optreedt,
ziet de in dat lid geregelde, onmiddellijk opeisbare vordering jegens
het ziekenfonds of zijn rechtsopvolger onder algemene titel, mede op de
op grond van het eerste lid verrekende bedragen.

C

Na artikel 2.2.2 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 2.2.2a

1. In dit artikel wordt onder 'de Wet op de toegang tot
ziektekostenverzekeringen 1998' verstaan: de Wet op de toegang tot
ziektekostenverzekeringen 1998 zoals deze op 31 december 2005 luidde.

2. In aanvulling op en zonodig in afwijking van eerdere beschikkingen
dienaangaande, stelt het College zorgverzekeringen binnen een half jaar
na inwerkingtreding van dit artikel met betrekking tot het jaar 2005
nieuwe verrekeningsbeschikkingen als bedoeld in artikel 8 van de Wet op
de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 vast. 

3. De gegevens die gebruikt worden voor de nieuwe beschikkingen, bedoeld
in het tweede lid, zijn gelijk aan de gegevens die zijn gebruikt voor de
eerdere verrekeningsbeschikkingen met betrekking tot het jaar 2005, met
dien verstande dat voor de nieuwe verrekeningsbeschikkingen rekening
wordt gehouden met na 1 juli 2009 over de jaren 2002 tot en met 2005
door de zorgautoriteit berekende verschillen tussen opbrengsten en
budgetten van ziekenhuizen.

4. De nieuwe verrekeningsbeschikkingen, bedoeld in het tweede lid,
worden opgesteld op basis van de regelgeving zoals deze met betrekking
tot het jaar 2005 gold, met dien verstande dat uit de nieuwe nadere
vaststelling voortvloeiende financiële verplichtingen direct met 's
Rijks schatkist worden verrekend. 

Artikel 2.2.2b

Artikel 2.1.7b is van overeenkomstige toepassing. 

ARTIKEL IIIA

	1. In aanvulling op artikel 39 van de Zorgverzekeringswet kunnen tevens
ten gunste of ten laste van het Zorgverzekeringsfonds worden gebracht
door het College zorgverzekeringen vast te stellen, met zorgverzekeraars
als bedoeld in de Zorgverzekeringswet te verrekenen bedragen met
betrekking tot in een kalenderjaar aangevangen, bij of krachtens artikel
11 van de Zorgverzekeringswet bedoelde zorg van bij ministeriële
regeling aan te wijzen categorieën zorgaanbieders, die in de twee
daaropvolgende kalenderjaren bij de zorgverzekeraars in rekening is
gebracht. 

	2. Het eerste lid geldt slechts voor zorg die is aangevangen in het
kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin voor de
aangewezen categorie zorgaanbieders een nieuw bekostigingssysteem is
gaan gelden.

	3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke zorg het College
zorgverzekeringen bij toepassing van het eerste lid in aanmerking neemt,
hoe het College zorgverzekeringen de bedragen, bedoeld in dat lid,
berekent en wanneer de in dat lid bedoelde verrekening dient te hebben
plaatsgevonden. 

ARTIKEL IV

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2012 ingediende
voorstel van wet houdende Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en
andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van
de kwaliteit van de zorg (Kamerstukken II 2011/12, 33 243, nrs. 1-3
e.v.) tot wet wordt verheven en in werking treedt voordat de artikelen I
tot en met IIIA van voorliggend wetsvoorstel in werking zullen zijn
getreden, wordt in alle onderdelen van die artikelen "College
zorgverzekeringen" telkens vervangen door: Zorginstituut.

	2. Indien het in het eerste lid genoemde voorstel van wet tot wet wordt
verheven en in werking treedt nadat de artikelen I tot en met IIIA van
voorliggend wetsvoorstel in werking zijn getreden, wordt in de artikelen
44a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 33, tweede
en vierde lid, 73a, eerste lid, en 75a, eerste lid, van de
Zorgverzekeringswet, 2.1.7a, eerste lid, 2.1.7b, eerste lid, 2.2.2a,
eerste lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet en
artikel IIIA van deze wet met ingang van de datum waarop het in het
eerste lid genoemde voorstel van wet in werking treedt "College
zorgverzekeringen" telkens vervangen door "Zorginstituut" en wordt in
artikel 2.1.7b, eerste lid, van de Invoerings- en aanpassingswet
Zorgverzekeringswet "het college" vervangen door: het instituut.  

ARTIKEL V 

In artikel 7, vierde lid, van de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen wordt “artikel 1, onder z van de Wet op de
jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

ARTIKEL VI

Het Burgerlijk Wetboek Boek 1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 47, tweede lid, 238, vijfde lid, 241a, 283, 302, eerste
lid, 303, 304, eerste lid, en 306, eerste lid, van het Burgerlijk
Wetboek Boek 1 wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg
” telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en
de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van
kinderbescherming, Kamerstukken 32 015, tot wet is of wordt verheven en
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt Boek
1 van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd:

In de artikelen 241, tweede lid, 253q, vierde lid, 253z, vierde lid,
254, 268, tweede en derde lid, 305, eerste lid, 328, aanhef, en 331,
tweede lid, wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg ”
telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

ARTIKEL VII

De Drank- en Horecawet, zoals die komt te luiden na de inwerkingtreding
van de Wet van 24 mei 2012 (Stb.2012, 237) wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de
Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet
van toepassing op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het
vierde lid.

B

In artikel 35 wordt de tekst na het vierde lid vervangen door:

5. Een burgemeester kan naar aanleiding van een aanvraag voor
ontheffingen als bedoeld in dit artikel, voor jaarlijks terugkerende
identieke bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, besluiten
Ă©Ă©n ontheffing te verlenen, mits de verstrekking van
zwak-alcoholhoudende drank telkenmale geschiedt onder onmiddellijke
leiding van dezelfde persoon. 

6. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de
Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet
van toepassing op de aanvraag om een ontheffing als bedoeld in dit
artikel.

C

In artikel 41, tweede lid, wordt 'Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties' vervangen door Veiligheid en Justitie en wordt
'eisen omtrent de opleiding van' vervangen door: aanstellings- en
opleidingseisen voor'.

D

Na artikel 48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48a

Op besluiten van Onze Minister die genomen zijn vĂČĂČr 1 januari 2013
blijft het recht zoals dat gold tot die datum van toepassing.

ARTIKEL VIII

In artikel 38, tweede lid, van de Gezondheidswet vervalt onderdeel i,
onder vervanging van de puntkomma in onderdeel h door een punt.

ARTIKEL IX

In artikel 15, eerste lid, van de Gratiewet wordt “artikel 1, onder f,
van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van
de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL X

In artikel 5, derde lid, onder d, van de Instellingswet Raad voor
strafrechtstoepassing en jeugdbescherming wordt “artikel 1, onder f,
van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van
de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XA

	De Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
wordt als volgt gewijzigd:

A

	Hoofdstuk 6, paragraaf 1, vervalt.

B

	Artikel 18.4.4 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een
puntkomma aan het slot van onderdeel c, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

     d. de bevoegdheid tot vestiging van de beoefenaren van de bedoelde
beroepen.

	2. Er worden zes nieuwe leden toegevoegd, luidende:

	3.  Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de krachtens het
eerste lid gestelde regels en daarbij de beschikking krijgt over
gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs
moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of
wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht
geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor
zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit
zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

	4.  Gedragingen in strijd met de voorschriften, gesteld krachtens het
eerste lid, onder c en d, worden gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van de vijfde categorie,
hetzij met beide straffen.

	5.  Degene die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding, bedoeld
in het derde lid, schendt, wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van
ten hoogste zes maanden, hetzij een geldboete van de vierde categorie,
hetzij met beide straffen.

	6.  Degene aan wiens schuld schending van de verplichting tot
geheimhouding,  bedoeld in het derde lid, is te wijten, wordt gestraft
met hetzij hechtenis van ten hoogste drie maanden hetzij een geldboete
van de derde categorie hetzij met beide straffen.

	7.  De in het vierde en vijfde lid strafbaar gestelde feiten worden
beschouwd als misdrijven en het in het zesde lid strafbaar gestelde feit
als overtreding.

	8.  Geen vervolging van een in het vijfde of zesde lid bedoeld
strafbaar feit heeft plaats dan op klacht van degene, tegen wie het feit
is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, vennootschap zonder
rechtspersoonlijkheid, een maatschap, enige andere vereniging van
personen of een doelvermogen is gepleegd, op klacht van de bestuurder en
indien er meer bestuurders zijn, van Ă©Ă©n van hen.

C

	Na artikel 18.4.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18.4.7a

	

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld omtrent jeugdzorg in de openbare lichamen, met inbegrip van de
toegang, het aanbod, de bekostiging en een bijdrage in de kosten van de
jeugdzorg. 

D

	In artikel 18.4.8 wordt “de artikelen 18.4.6 en 18.4.7” vervangen
door: de artikelen 18.4.6, 18.4.7 en 18.4.7a.

E

	Artikel 18.4.12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de zinsnede 'de artikelen 18.4.6 en 18.4.7'
vervangen door: de artikelen 18.4.4, 18.4.6 en 18.4.7. 

	2. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Met het toezicht op de naleving van de krachtens artikel 18.4.7a
gestelde regels zijn belast de ambtenaren van de Inspectie jeugdzorg.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Met het opsporen van de bij artikel 18.4.4 strafbaar gestelde feiten
zijn, naast de bij artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES
aangewezen personen, belast de daartoe bij ministeriële regeling
aangewezen medewerkers van de Inspectie voor de Volksgezondheid. Een
zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

ARTIKEL XB

	Een algemene maatregel van bestuur die berust op artikel 18.1 van de
Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba berust
na inwerkingtreding van deze wet op artikel 18.4.7a van de Invoeringswet
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

ARTIKEL XI

Artikel 8, zesde lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen komt te
luiden:

6. Mandaat tot het verlengen van de geldigheidsduur van een bevel wordt
niet verleend aan een ambtenaar van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid.

ARTIKEL XII

In artikel 11, eerste lid, van de Uitvoeringswet internationale
kinderbescherming wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de
jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

ARTIKEL XIII

In artikel 13, vierde en vijfde lid, van de Uitvoeringswet
internationale kinderontvoering wordt “artikel 1, onder f, van de Wet
op de jeugdzorg” telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de
Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XIV

In artikel 21, eerste lid, onder d, van de Wet bescherming
persoonsgegevens wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de
jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

ARTIKEL XV

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als
volgt gewijzigd: 

A

Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt
met een psychiater gelijk gesteld, een arts voor verstandelijk
gehandicapten voor zover het de opname of het verblijf van een
verstandelijk gehandicapte betreft, of een specialist
ouderengeneeskunde, voor zover het de opname of het verblijf van een
patiënt met een psychogeriatrische aandoening betreft.

B

In artikel 70a, eerste lid, wordt na “- artikel 38, zesde lid;”
ingevoegd: - artikel 38c, vijfde lid;.

ARTIKEL XVI 

Artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wet foetaal weefsel, komt te
luiden als volgt:

c. foetaal weefsel: bestanddelen die deel uitmaken van een na een
zwangerschapsduur van minder dan vierentwintig weken levenloos ter
wereld gekomen dan wel binnen vierentwintig uur na de geboorte overleden
menselijke vrucht of van delen daarvan;.

ARTIKEL XVIII

	De Wet marktordening gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd: 

A  

	In artikel 76, eerste lid, wordt “34” vervangen door: 31, 34.

B 

	In artikel 84 wordt “gesteld bij of krachtens die wet” vervangen
door: gesteld bij of krachtens die wet of de Wet financiering sociale
verzekeringen.

ARTIKEL XIX

In artikel 14, vierde lid, van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek
met mensen wordt vóór de bestaande volzin een volzin ingevoegd,
luidende:

De leden, waaronder de voorzitter, en de plaatsvervangende leden van de
centrale commissie worden voor ten hoogste vier jaar benoemd. 

ARTIKEL XX

Artikel 12, eerste lid, van de Wet medisch tuchtrecht BES komt te
luiden:

1. Een zaak wordt voor het College aanhangig gemaakt door een
schriftelijke klacht van:

a. een ter beoordeling van het College rechtstreeks belanghebbende, 

b. het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, bedoeld in hoofdstuk IV,
paragraaf 2, van de Gezondheidswet, of 

c. het bestuur van de instelling waar de geneeskundige, tandheelkundige,
verloskundige of apotheker in dienst is dan wel deze voor het verlenen
van geneeskundige, tandheelkundige, verloskundige of
artsenijbereidkundige hulp is ingeschreven.

ARTIKEL XXI

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 5, derde lid, wordt “bij algemene maatregel van bestuur”
vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

B

In artikel 8, tweede lid, onder b, wordt na “scholing heeft
afgerond” toegevoegd: of de datum van toelating tot een opleiding die
leidt tot een wettelijk erkend specialisme als bedoeld in artikel 14,
eerste lid.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden, onder verlettering van de onderdelen g en h
tot i en j, twee onderdelen ingevoegd, luidende: 

g. de doorhaling van de inschrijving in het register op grond van
artikel 7, onder c, d of e;

h. de ontzegging van het recht wederom in het register te worden
ingeschreven;

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt “of de ontzegging” vervangen
door: , de ontzegging, de doorhaling of de ontzegging van het recht op
wederinschrijving.

3. In het vijfde lid wordt “onderdeel b tot en met h” vervangen
door: onderdeel a tot en met j.

D

In artikel 12, tweede lid, onder d, wordt “berisping” vervangen
door: geldboete.

E

Artikel 14, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin vervallen de woorden: van algemene aard.

2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: 

Een aanwijzing heeft geen betrekking op een individuele specialist,
opleidingsinstelling of opleider.

F

In artikel 31 wordt “geneesmiddelen worden aangewezen waarvan het
voorschrijven” vervangen door: geneesmiddelen of medische hulpmiddelen
worden aangewezen waarvan het voorschrijven, toedienen onderscheidenlijk
toepassen.

G

Artikel 36, veertiende lid, onder d, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel 2° vervalt: “en”.

2. Aan het slot van onderdeel 3° wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel 3° wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4°. voor zover van die bevoegdheid een aantekening in het register is
gemaakt.

H

In artikel 55, derde lid, laatste volzin, wordt “  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0001830/Hoofdstuk2/Afdeling3/Paragraaf2/A
rtikel48/geldigheidsdatum_25-06-2012"  Artikel 48, eerste lid, van de
Wet op de rechterlijke organisatie ” vervangen door: Artikel 46h,
derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

ARTIKEL XXII

De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, vervalt het onderdeel “eigen bijdrage”.

Aa

	In artikel 1, eerste lid, komt het onderdeel 'Onze Ministers' te
luiden:

	Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
Onze Minister van Veiligheid en Justitie tezamen;

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “aard, inhoud en omvang” vervangen door:
aard en inhoud.

2. In het derde lid wordt “artikel 77wa, tweede lid” vervangen door:
artikel 77wa, eerste lid.

3. In het vierde lid vervalt de laatste volzin.

Bb

In de artikelen 3, derde lid, 10, tweede lid, 30, tweede lid, onder d,
31, vijfde lid, 34, derde lid, onder c, 38, vierde en vijfde lid, 44,
tweede lid, en 47, vierde, vijfde en zevende lid, wordt 'Onze Minister
van Justitie' telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder verlettering van de
onderdelen d en e tot c en d.

2. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3. Indien in een besluit dat strekt tot de vaststelling dat een cliënt
is aangewezen op jeugdzorg in de zin van artikel 5, tweede lid, onder a,
bepalingen over de duur en de omvang van de geĂŻndiceerde jeugdzorg
worden opgenomen, hebben deze bepalingen geen gevolgen voor de aanspraak
op jeugdzorg. 

4. Indien een besluit strekt tot de vaststelling dat een cliënt is
aangewezen op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, wordt
daarin opgenomen de termijn gedurende welke de aanspraak geldt nadat de
in het besluit voorziene zorg is aangevangen.

3. In het vijfde lid vervalt: , alsmede omtrent het vierde lid.

D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

1. De aanspraak op zorg, bedoeld in artikel 5, tweede lid, vervalt,
indien:

a. de cliënt de aanspraak niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 6,
eerste lid, onderdeel c, tot gelding heeft gebracht,

b. de zorgaanbieder en de cliënt tezamen schriftelijk aan de stichting
hebben medegedeeld dat de met de zorg beoogde doelen zijn bereikt, of

c. de stichting een besluit neemt, waarbij wordt vastgesteld dat de
cliënt niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg.

2. In afwijking van het eerste lid vervalt de aanspraak op zorg, bedoeld
in artikel 5, tweede lid, op grond van het eerste lid, onder b of onder
c, uitsluitend indien de stichting daarmee instemt, voor zover het gaat
om een aanspraak die wordt verleend:

a. in het kader van een ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel
254, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een voorlopige
ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 255, van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek, of

b. indien de stichting de voogdij op grond van artikel 302, van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek dan wel de voorlopige voogdij op grond van
artikel 241, tweede lid, 271, vierde lid, of 272, eerste lid, van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek, uitoefent.

3. In afwijking van het eerste lid vervalt de aanspraak op zorg, bedoeld
in artikel 5, tweede lid, zodra de tenuitvoerlegging van een
rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 77wa, eerste lid, van het
Wetboek van Strafrecht is voltooid, tenzij de zorgaanbieders en de
cliënt gezamenlijk van oordeel zijn dat de zorg dient te worden
voortgezet.

E

In artikel 20 wordt “aanbieder van jeugdzorg als bedoeld in artikel 5,
tweede lid, onder b en c,” vervangen door: aanbieder van andere zorg.

F

Artikel 29h wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De kinderrechter bepaalt de geldigheidsduur van de machtiging op ten
hoogste Ă©Ă©n jaar.

2. In het vierde lid wordt “artikel 6, vierde lid” vervangen door:
artikel 6a, eerste lid, onder c.

Fa

	Indien het bij koninklijke boodschap van 3 december 2012 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met
het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen
of controlemaatregelen jegens een jeugdige in de gesloten jeugdzorg
tijdens vervoer van de jeugdige en tijdens het verblijf van de jeugdige
in het gerechtsgebouw (Kamerstukken II 2012/13, 33 494, nr. 2 e.v.) tot
wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 24, vijfde
lid, tweede volzin, na “de artikelen 29o tot en met 29r” ingevoegd
“en 29ta” en wordt in artikel 29w, eerste lid, de zinsnede “de
toepassing van artikel 29t” vervangen door “de toepassing van de
artikelen 29t en 29ta, eerste lid”.

G

In artikel 47, eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede: artikel 70
en.

H

In artikel 59, derde lid, wordt "de zorgaanbieder" vervangen door: de
stichting of de zorgaanbieder. 

I

In artikel 63, eerste lid, wordt "De zorgaanbieders, indien deze een
rechtspersoon is als bedoeld in artikel 3 van boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek" vervangen door: De stichtingen en de zorgaanbieders die
rechtspersoon zijn als bedoeld in artikel 3 van boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek.

J

De artikelen 70, 75 en 76 vervallen.

K

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een
punt, vervallen in artikel 71, eerste lid, de onderdelen d en e.

L

In artikel 73 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding “1” voor
de tekst.

M

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede en vierde lid vervallen.

b. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

N

In artikel 102, derde lid, wordt “artikel 1, onder f” vervangen
door: artikel 1, eerste lid.

ARTIKEL XXIII

In artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging vervalt de
zinsnede “dan wel artikel 306, tweede lid, onderscheidenlijk artikel
307, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht BES”. 

ARTIKEL XXIV

De Wet op de medische hulpmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 12a komt te luiden:

Artikel 12a

De ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn, ter
voorkoming van schade aan de volksgezondheid, bevoegd een bevel te geven
om de handel, invoer, uitvoer of aflevering van een medisch hulpmiddel
op te schorten of te beëindigen, alsmede om een medisch hulpmiddel uit
de handel te laten nemen.

B

In artikel 13, eerste en tweede lid, wordt ‘artikel 1, eerste lid,
onder a, sub 1˚- 3˚” telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid,
onder a.

ARTIKEL XXV

De Wet op het bevolkingsonderzoek wordt als volgt gewijzigd: 

A

In artikel 8, eerste lid, wordt “artikel 9” vervangen door: artikel
10.

B

Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:

1. Met een geldboete van de vierde categorie wordt gestraft, degene die
handelt in strijd met:

a. het bij artikel 3, eerste lid, bepaalde;

b. het krachtens artikel 3, tweede, derde of vijfde lid, bepaalde;

c. een krachtens artikel 3, vierde lid, aan een vergunning verbonden
voorschrift. 

ARTIKEL XXVI

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het kindgebonden
budget wordt “Onze Minister voor Jeugd en Gezin” vervangen door:
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

ARTIKEL XXVII

In artikel 10, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter
adoptie wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg”
vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXVIII

	De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 5, derde lid, wordt  “Minister voor Jeugd en Gezin”
vervangen door: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

B

	Artikel 68b komt te luiden:

Artikel 68b

	De artikelen 8, derde lid, 14 tot en met 17, alsmede 64 zijn niet van
toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Artikel 65 is wat betreft de ambtenaren van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba. 

C

	In artikel 68j, eerste lid, wordt ‘deze landsverordening’ vervangen
door: deze wet. 

ARTIKEL XXIX

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 2a komt te luiden:

Artikel 2a

	1. In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft een belanghebbende,
die op de laatste dag van het berekeningsjaar meerderjarig is, geen
recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien:

	a. hij op de laatste dag van het berekeningsjaar geen partner heeft en
zijn toetsingsinkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het
berekeningsjaar, hoger is dan € 24.570, of

	b. hij op de laatste dag van het berekeningsjaar een partner heeft en
het gezamenlijke toetsingsinkomen van hem en zijn partner over het
tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan €
35.100.

	2. In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft de belanghebbende, die
op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is,  geen recht op
de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien:

	a.  een van zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud
verplichte ouders zonder partner op de laatste dag van het
berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en
het toetsingsinkomen van die ouder over het tweede jaar voorafgaande aan
het berekeningsjaar, hoger is dan € 24.570;

	b. zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte
ouders op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres
als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens staan ingeschreven en het gezamenlijke toetsingsinkomen
van die ouders over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar
hoger is dan € 35.100, of  

	c. een van zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud
verplichte ouders en de niet een ouder van die belanghebbende zijnde
partner van die ouder, op de laatste dag van het berekeningsjaar op
hetzelfde woonadres als de belanghebbende staan ingeschreven en het
gezamenlijke toetsingsinkomen van die ouder en die partner over het
tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan €
35.100.

	3. Als partner wordt aangemerkt:

	a. de echtgenoot;

	b. de geregistreerde partner;

	c. de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde
meerderjarige, een gezamenlijke huishouding voert met uitzondering van
bloedverwanten in de eerste graad.

	4. Voor de toepassing van het derde lid wordt een persoon die duurzaam
gescheiden leeft van zijn echtgenoot of zijn geregistreerde partner als
ongehuwd aangemerkt.

	5. Voor de toepassing van het derde lid wordt een gezamenlijke
huishouding als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten als gezamenlijke huishouding aangemerkt. Het
bepaalde bij of krachtens artikel 1, vijfde tot en met zevende lid, van
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is van toepassing. 

	6. Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van een
belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een tot zijn
huishouden behorend persoon op de laatste dag van het berekeningsjaar op
hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en krachtens
artikel 2, eerste en tweede lid, recht zou hebben op een hogere
tegemoetkoming of op een even hoge tegemoetkoming en ouder is dan de
belanghebbende.

	7. Het tweede lid vindt geen toepassing ten aanzien van een
belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een tot zijn
huishouden behorend persoon op de laatste dag van het berekeningsjaar op
hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en krachtens
artikel 2, eerste en tweede lid:

	a. recht zou hebben op een hogere tegemoetkoming dan de belanghebbende,
of 

	b. op een even hoge tegemoetkoming als de belanghebbende en ouder is
dan de belanghebbende.  

	8. De in het eerste en tweede lid vermelde bedragen kunnen jaarlijks
bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de
tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 daar aanleiding toe geeft. 

	9. Het CAK verleent bij het ontbreken van een op grond van het eerste
of tweede lid ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel
2, eerste lid, in aanmerking te nemen toetsingsinkomen respectievelijk
gezamenlijk toetsingsinkomen, de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2,
eerste lid, aan die belanghebbende.  

	10. In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft degene die niet
verzekerd is krachtens een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1,
onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, geen recht op de
tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tenzij hij militaire
ambtenaar in werkelijke dienst is als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel a juncto onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, dan
wel een militair is aan wie buitengewoon verlof met behoud van militaire
inkomsten is verleend.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid wordt “artikel 5, eerste en zevende lid”
vervangen door: artikel 5, eerste en negende lid.

2. In het vierde lid wordt “artikel 5, tweede lid en vierde lid”
vervangen door: artikel 5, eerste en negende lid.

ARTIKEL XXX

In artikel 2, derde lid, en artikel 8, eerste lid, onder c, van de Wet
tijdelijk huisverbod wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op de
jeugdzorg ” telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet
op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXXI 

Artikel 19b, eerste lid, derde gedachtestreepje, van de Wet toetsing
levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding wordt als volgt
gewijzigd:

1. Het zinsdeel “artikel 293, tweede lid, tweede volzin, Wetboek van
Strafrecht” wordt vervangen door: artikel 293, tweede lid, van het
Wetboek van Strafrecht.

2. Het zinsdeel “artikel 306, tweede lid, tweede volzin van het
Wetboek van Strafrecht BES” wordt vervangen door: artikel 306, tweede
lid, van het Wetboek van Strafrecht BES.

ARTIKEL XXXII

	Artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt “ambulancevervoer” vervangen door:
ambulancezorg.

2. In het zesde lid wordt “ambulancevervoerders” vervangen door:
Regionale Ambulancevoorzieningen.

ARTIKEL XXXIII

In artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering wordt “artikel 1, onder f, van de Wet
op de jeugdzorg” telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de
Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXXIV

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 77wa, eerste lid, wordt “artikel 1, onder f, van die wet”
vervangen door: artikel 1, eerste lid, van die wet.

B

In artikel 77wa, derde lid, wordt “artikel 1, onder f, van de Wet op
de jeugdzorg” vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg.

ARTIKEL XXXV

Artikel I, onderdeel G, van de Wet van 7 november 2011 tot wijziging van
de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in
verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking (Stb.
2011, 568) komt te luiden:

G

Artikel 19, derde lid, komt te luiden:

3. Indien een arts op grond van artikel 61, tiende of elfde lid, van de
Geneesmiddelenwet bevoegd is geneesmiddelen te bereiden en ter hand te
stellen, behoren deze handelingen mede tot het gebied van zijn
deskundigheid.

ARTIKEL XXXVI

In artikel II, van de Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet
op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om
vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of
bijsturing ten behoeve van risicojongeren die bepaalde risico’s lopen
te bevorderen (verwijsindex risicojongeren) (Stb. 2010, 89) wordt
“Onze Minister voor Jeugd en Gezin” telkens vervangen door: Onze
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

ARTIKEL XXXVII

In artikel VII, zevende, achtste en negende lid, van de Wet van 20
december 2007 houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met
betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in
gesloten setting (gesloten jeugdzorg) (Stb. 2007, 578) wordt “Onze
Minister voor Jeugd en Gezin” telkens vervangen door: Onze Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

ARTIKEL XXXVIII

De artikelen I, onderdeel A, subonderdeel 1d, onderdeel B, onderdeel E,
onderdeel X, II, onderdeel B, III, IV V, VI, VII en XI, van de Wet
houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk
Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband
met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie
pleegouders) vervallen.

ARTIKEL XXXIX

De Wet van 23 oktober 1957, houdende gedeeltelijke compensatie voor de
ingevolge de Algemene Ouderdomswet geheven premie over een pensioen,
toegekend krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H
313) en de Wet van 23 oktober 1957, houdende gedeeltelijke compensatie
voor de ingevolge de Algemene Ouderdomswet geheven premie over een
pensioen, toegekend krachtens de Wet buitengewoon pensioen
zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420) worden ingetrokken.

Artikel XXXX

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en
de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van
kinderbescherming, Kamerstukken 32 015, tot wet is of wordt verheven en
die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt
gewijzigd:

In artikel I, onder A, D, Ga, H, J, Q, U en V wordt “artikel 1, onder
f, van de Wet op de jeugdzorg ” telkens vervangen door: artikel 1,
eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXXXI

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en sport zendt binnen vijf
jaar na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet,
en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag
over de doeltreffendheid en de effecten van artikel II, onderdeel D, in
de praktijk.

ARTIKEL XXXXII

In afwijking van de artikelen 22 juncto 32 van de Wet toelating
zorginstellingen zijn op de rechtspositie van het personeel van het
College bouw zorginstellingen en het College sanering zorginstellingen
de regels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij
ministeries, niet van toepassing tot 1 januari 2017.

ARTIKEL XXXXIII

1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. 

2. Artikel I, onderdeel H, eerste subonderdeel, en artikel II, onderdeel
L, eerste subonderdeel, werken terug tot en met 1 januari 2008.

3. Artikel II, onderdeel E, eerste subonderdeel, werkt terug tot en met
1 januari 2006.

	4.Artikel XXIX, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2012. 

5. Artikel I, onderdelen D, E, F, J en K, artikel II, onderdelen I en O,
de in artikel III opgenomen artikelen 2.1.7b en 2.2.2b van de
Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet, artikel VII en
artikel XXXXII werken terug tot en met 1 januari 2013.

ARTIKEL XXXXIV

Deze wet wordt aangehaald als: Veegwet VWS 2013

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

 PAGE    

 PAGE   27