[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33653 Adv RvSt inzake Invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014)

Invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D23790, datum: 2013-06-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z11469:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 mei 2013,
nr.13.000932, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad
van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 mei
2013, nr. W06.13.0121/III, bied ik U hierbij aan. 

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee
het advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet is uitgebracht. 

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Gevolgen van de resolutieheffing: bufferopbouw

Naar aanleiding van de overweging van de Afdeling om in de memorie van
toelichting in te gaan op het effect van de resolutieheffing 2014 op de
versterking van de kapitaalbuffers van banken, is de memorie van
toelichting op dit punt aangevuld. Zoals De Nederlandsche Bank (DNB) in
de ā€˜Onderbouwing maximale resolutieheffing i.v.m. nationalisatie SNS
Reaalā€™ aangeeft, moet de bufferopbouw van Nederlandse banken bijna
volledig door winstinhouding tot stand komen. Dit betekent dat
omstandigheden die de winstgevendheid van het bankwezen verminderen, het
bufferherstel kunnen vertragen. Daartoe behoort volgens DNB ook de
voorgestelde resolutieheffing. 

Mede met het oog op mogelijke gevolgen voor de kredietverlening is
besloten de invoering van een ex ante gefinancierd
depositogarantiestelsel met twee jaar uit te stellen. Gevolg hiervan is
evenwel dat de met de introductie van een ex ante gefinancierd
depositogarantiestelsel beoogde doelstellingen in een later stadium
worden bereikt. De memorie van toelichting is ook op dit punt aangevuld.

  

2. Wettelijke vormgeving

a. Verschuldigdheid resolutieheffing 2014

De Afdeling leidt terecht uit de voorgestelde artikelen 7 en 8 af dat
het in 2014 verschuldigde bedrag aan resolutieheffing in beginsel
driemaal de in artikel 7 genoemde ā€˜resolutieheffing 2014ā€™ bedraagt.
Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is de artikelsgewijze
toelichting op artikel 7 op dit punt aangevuld.

Op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken is voorgesteld om de
heffing op drie tijdstippen verschuldigd te doen worden. Het eenmaal
verschuldigd worden en vervolgens in drie termijnen betalen van de
resolutieheffing 2014, zoals de Afdeling als alternatief noemt, zou niet
tot het door de banken gewenste effect leiden. Bij die vormgeving zouden
de banken namelijk alsnog direct een voorziening moeten treffen voor de
verschuldigde resolutieheffing 2014, terwijl de banken de totale last
van de heffing over de eerste drie kwartalen van 2014 willen verdelen.
Spreiding is voor de banken gewenst om schokeffecten in de resultaten
van de banken te beperken. Dit is van belang omdat financiƫle markten
en rating agencies veel waarde hechten aan stabiele resultaten.

b. Belastingplicht

Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling dat de toelichting niet
eenduidig is inzake het moment waarnaar moet worden beoordeeld of op een
bank het depositogarantiestelsel van toepassing is, is de memorie van
toelichting verduidelijkt. Daarbij is tot uitdrukking gebracht dat de
belastingplicht van een op 1 februari 2013 onder het
depositogarantiestelsel vallende bank naar de toestand op 1 maart 2014,
1Ā mei 2014 en 1 juli 2014 wordt vastgesteld. Dit heeft inderdaad tot
gevolg dat het kan gebeuren dat een bank op een of meer van die drie
tijdstippen niet (langer) belastingplichtig is voor de resolutieheffing
2014, omdat op deze bank het depositogarantiestelsel op Ć©Ć©n of meer
van die drie tijdstippen niet van toepassing is. Het kabinet behoudt
zich de mogelijkheid voor om in 2014 voorstellen voor aanvullende
maatregelen te doen indien de ontvangsten uit de resolutieheffing
achterblijven. 

3. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft
in de bijlage bij haar advies is gevolg gegeven, met uitzondering van de
kanttekening inzake de aanduiding van de resolutieheffing als belasting.
Het kabinet hecht aan de aanduiding ā€˜resolutieheffingā€™. Dat deze
heffing voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
en de Invorderingswet 1990 als een rijksbelasting in aanmerking dient te
worden genomen, is reeds tot uitdrukking gebracht in de wettekst. Het is
naar het oordeel van het kabinet niet nodig om dit ook in de naam van
deze heffing tot uitdrukking te brengen. 

Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om het in eerste
instantie op PM gestelde tarief van de resolutieheffing 2014 toe te
voegen aan het wetsvoorstel. Het tarief was nog niet opgenomen in het
wetsvoorstel, omdat daarvoor nog informatie van DNB werd afgewacht.
Inmiddels is deze informatie ontvangen en het tarief berekend. Het
tarief dat thans opgenomen is in artikel 7 bedraagt 0,075%.

Voorts is een aantal redactionele verbeteringen in het wetsvoorstel en
de memorie van toelichting aangebracht.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiƫn,

J.V.R.A. Dijsselbloem

 Bijlage 2 bij brief van 17 april 2013 betreffende beantwoording
schriftelijke vragen naar aanleiding van de wijziging van de
begrotingsstaat van het Ministerie van Financiƫn voor het jaar 2013
(incidentele suppletoire begroting staatsinterventie), Kamerstukken II
2012/13, 33 533, nr. 4.

Directie Algemene Fiscale Politiek



Ons kenmerk

AFP2013/324





	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 



Directie Algemene Fiscale Politiek 

Korte Voorhout 7

2511 CW Den Haag

Postbus 20201

2500 EE Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

Anita Euser

T	070-3427890

  HYPERLINK "mailto:a.p.euser@minfin.nl"  a.p.euser@minfin.nl 

Charles Kuijpers

T   070-3427356

  HYPERLINK "mailto:c.h.g.kuijpers@minfin.nl"  c.h.g.kuijpers@minfin.nl 

Sander Oosterloo

T 070-3428302

  HYPERLINK "mailto:s.oosterloo@minfin.nl"  s.oosterloo@minfin.nl 



Ons kenmerk

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Aan de Koning



Datum 6 juni 2013

Betreft	Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende invoering van
een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet
resolutieheffing 2014)











	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3