[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzoek van het lid Dijkgraaf om de staatssecretaris vragen voor te leggen inzake Review Ammoniakonderzoek

Brief lid / fractie

Nummer: 2013D23988, datum: 2013-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z11609:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Van: Maljaars J. 

Verzonden: vrijdag 7 juni 2013 11:51

Aan: Commissie EZ

CC: Dijkgraaf E.

Onderwerp: Verzoek tbv pv EZ - review ammoniakonderzoek

L.S.,

Elbert Dijkgraaf (SGP) wil graag, mede namens VVD, PVV, CDA en CU, het
volgende verzoek agenderen voor de procedurevergadering van volgende
week:

De 31 mei jl. ontvangen review van het ammoniakonderzoek en de
bijbehorende kabinetsreactie (2013D22654) roepen bij de genoemde
partijen verschillende vragen op. Zij stellen voor om onderstaande
vragen aan staatssecretaris Dijksma voor te leggen en haar te vragen
hier op korte termijn op te reageren, zodat, indien gewenst, hierover
voor het zomerreces nog met haar gesproken kan worden. 

Met vriendelijke groet,

Hans Maljaars

Beleidsmedewerker SGP-fractie

Vragen van SGP, VVD, PVV, CDA en CU:  

In zijn peer review geeft de heer Sutton aan dat de nationale review
tegenstrijdige visies lijkt te combineren en dat er onvoldoende
consensus is bereikt. Dat roept vragen op. In de nationale review wordt
aangegeven dat iedere reviewer schriftelijk input heeft geleverd, maar
dat dit materiaal niet gepubliceerd wordt. Zijn deze verschillende
schriftelijke bijdragen oftewel de mogelijk verschillende visies wel
doorgestuurd aan de peer reviewers? Is het mogelijk dat de Kamer inzage
krijgt in de bijdragen van de individuele reviewers?

In de review en de peer review wordt regelmatig verwezen naar het
artikel van Sintermann c.s. (2012) waarin verschillende methodes voor
het meten van ammoniakemissie bij het uitrijden van drijfmest met elkaar
worden vergeleken. Dit artikel bevat een stevige conclusie:
‘Consequently, new series of measurements are urgently needed in order
to systematically compare emissions from medium scale plots and field
scale measurements under identical conditions using a range of different
measurement techniques (…).’. Ook in de nationale review wordt
aangegeven: ‘The mass balance method has been used for nearly all EF.
In view of recent discussions and scientific developments the method
should be evaluated for systematic biases using other measurement
techniques and quantifying the complete N-balance.’ Deelt de
staatssecretaris de conclusie dat er hiaten in de wetenschappelijke
kennis zitten die opheldering vergen? Is het de inzet van de
staatssecretaris om ervoor te zorgen dat het door Sintermann c.s. en de
nationale reviewers bepleite vervolgonderzoek voldoende van de grond
komt, zodanig dat alle hiaten waarop onder meer de review wijst die met
veldmetingen gedicht kunnen worden ook daadwerkelijk gedicht worden? 

De staatssecretaris schrijft dat onlangs met de tunnelmethode lagere
emissies zijn gemeten dan met de gangbare meetmethode. Zij tekent
daarbij aan dat met de lage ventilatiesnelheid, zoals in het recente
onderzoek is gebruikt, de tunnelmethodiek leidt tot systematische
onderschatting van de emissie. Is zij ervan op de hoogte dat in het
genoemde, recente onderzoek mogelijke onderschatting van de emissie als
gevolg van de lage ventilatiesnelheid is ingecalculeerd en dat dan nog
forse lagere emissies worden gemeten? Deelt zij de mening dat niet
cruciaal is of onderschatting wel of niet optreedt, maar of voor
onderschatting correctie kan plaatsvinden? Deelt zij de mening dat de 
metingen en resultaten van het genoemde, recente onderzoek een bijdrage
kunnen leveren aan het doorgronden van de (fysische) processen die zich
bij ammoniakemissie na het uitrijden van mest op veldschaal afspelen? 

De heer Sutton schrijft in zijn peer review dat nationale
emissiefactoren niet rechtstreeks afgeleid moeten worden van ‘chamber
studies’ (zoals de tunnelmethode). Aansluitend schrijft hij echter ook
dat ‘chamber measurements’, onder bepaalde voorwaarden, een
belangrijk onderdeel kunnen vormen van een wetenschappelijk juiste
aanpak om ammoniakemissies te begrijpen en te kwantificeren. Daarmee kan
de tunnelmethode helpen om de bestaande hiaten te dichten. Deelt de
staatssecretaris deze mening? Is het haar inzet bij het vervolgonderzoek
om geen enkele meetmethode uit te sluiten, zolang deze wetenschappelijk
verantwoord worden toegepast?

De beleidsmatig vastgestelde emissiefactoren zijn gebaseerd op
meetgegevens die met name afkomstig zijn van metingen met de massa
balans methode. Voor het hanteren van deze methode is een bepaalde
windsnelheid nodig. Is de veronderstelling juist dat deze methode daarom
niet bij windstil weer toegepast kan worden, en de emissiefactoren
daarom niet betrekking kunnen hebben op het uitrijden van mest tijdens
windstil weer? Wordt het meten van de ammoniakemissie bij het uitrijden
van mest tijdens windstil weer meegenomen in het veldonderzoek? 

De staatssecretaris schrijft dat zij, gelet op de wetenschappelijke
kanttekeningen bij de recentheid van de wetenschappelijke onderbouwing
van de ammoniakemissiefactoren, veldmetingen uit wil laten voeren
volgens de nieuwste wetenschappelijke meetmethoden. Deze veldmetingen
wil zij combineren met onderzoek naar een aantal
mestaanwendingstechnieken die nu niet zijn toegestaan maar wel een
potentie hebben om de ammoniakemissie te verminderen. Hierover een
aantal vragen:

Welke meetmethoden wil zij hierbij (laten) betrekken? Wil zij hier
verschillende meetmethoden bij betrekken, zodat meer inzicht geboden kan
worden in de betrouwbaarheid van de verschillende methoden? Neemt zij in
ieder geval methoden mee die op veldschaal (volvelds) meten? 

In de reviews wordt verschillende malen aangegeven dat verschillende
elementen invloed hebben op de emissiefactor: mestsamenstelling,
mestaanwendingstechniek, grondsoort, stalsysteem- en management,
zuurtegraad, weersomstandigheden, enzovoorts. De heer Sutton pleit in
zijn peer review daarom ook voor ‘ongoing efforts (..) to quantify
better the effects of differences in manure properties and farmer
implementation’. Is het de inzet van de staatssecretaris om dit mee te
laten nemen in de uit te voeren veldmetingen, zodanig dat bezien kan
worden of voor de meest invloedrijke elementen de vastgestelde
emissiefactoren gedifferentieerd kunnen worden? Is het haar inzet om de
projecten rond kringlooplandbouw (VBBM en NFW) mee te nemen in dergelijk
veldonderzoek? 

Welk tijdpad heeft zij voor ogen?

In de reviews wordt gewezen op de grote onzekerheden die gepaard gaan
met de inschatting van stikstofdepositie op lokaal niveau. In de reviews
wordt aangegeven dat weinig veldonderzoek is gedaan met betrekking tot
de droge depositie, en dat de experimenten die gedaan zijn maar
betrekking hebben op enkele vegetatietypen. In de reviews wordt daarom
ook gepleit voor vervolgonderzoek in het veld. De staatssecretaris geeft
in haar brief aan dat zij niet verder wil gaan dan een aanpassing van
het huidige  model, waaronder het meenemen van wisselende
meteorologische condities. Erkent de staatssecretaris de beperkte
beschikbaarheid van meetgegevens met betrekking tot de droge depositie?
Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij borgt dat na aanpassing de
modellen wel een accurate, empirisch onderbouwde inschatting geven van
de stikstofdepositie op lokaal niveau? Is het haar inzet om de
aanpassing zo vorm te geven dat de huidige onzekerheid substantieel
verminderd wordt? Is het haar inzet om daarom naast de door haar beoogde
aanpassing van het model ook uitgebreid veldonderzoek te entameren ten
aanzien van de droge depositie? Daarbij moet benadrukt worden dat de
droge depositie een belangrijk onderdeel is van de bijdrage van
individuele bedrijven aan de lokale depositie van stikstof op
nabijgelegen stikstofgevoelige natuurgebieden. 

De staatssecretaris gaf tijdens het Algemeen Overleg Mestwetgeving (6
maart 2013) overigens aan dat er een uitgebreid veldmonitoringsprogramma
loopt waarin de gebruikte depositiemodellen worden gevalideerd. Waarom
komt dit monitoringsprogramma in reviews en Kamerbrief niet terug? Kan
zij dat toelichten? Richt dit veldmonitoringsprogramma zich in het
bijzonder ook op de droge depositie als gevolg van de emissie vanuit
individuele puntbronnen, als stallen, en wordt daarbij gebruik gemaakt
van zogenaamde biomonitoring?

In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof moet met name de
melkveehouderij via onder meer voer- en managementmaatregelen een
bijdrage leveren aan een generieke reductie van de ammoniakemissie. De
reviews laten zien dat factoren als mestsamenstelling (TAN-gehalte,
gehalte droge stof) en zuurtegraad van de mest grote invloed kunnen
hebben op de mate van ammoniakemissie. Juist voer- en
managementmaatregelen (in de stal en op het land) grijpen op deze
factoren in. Is de veronderstelling juist dat in de modellen die in het
kader van de Programmatische Aanpak Stikstof gebruikt worden
(OPS/Aerius) de diversiteit en invloed van deze factoren en maatregelen
nauwelijks tot zijn recht komt? Is het de bedoeling om via
vervolgonderzoek hier werk van te maken?