[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs)

Eindtekst

Nummer: 2013D24237, datum: 2013-04-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z00810:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

25 april 2013

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van
diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger
onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Wet Kwaliteit in verscheidenheid
hoger onderwijs)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere
wetten aan te passen om een aantal beleidsvoornemens uit de Strategische
Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap 2011-2015 ‘Kwaliteit
in verscheidenheid’ te kunnen realiseren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGINGEN IN DE WHW

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel x1 wordt “artikel 7.38, derde lid” vervangen door:
artikel 7.31d, derde lid.

2. In onderdeel z wordt na “artikel 7.10a” ingevoegd: , artikel
7.10b.

B

Artikel 1.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na “toets nieuwe
opleiding” ingevoegd: dan wel de toets nieuw Ad-programma.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt na “initiĂ«le opleidingen” ingevoegd:
en daarbinnen uitgevoerde Ad-programma’s.

b. In de tweede volzin wordt na “de artikelen 7.10a” ingevoegd: ,
7.10b.

3. Het derde lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. de vooropleidings-, selectie- of toelatingseisen,.

C

Artikel 1.12, eerste lid, komt te luiden: 

1. Aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen en
daarbinnen uitgevoerde Ad-programma’s, verzorgd door rechtspersonen
voor hoger onderwijs, is een graad als bedoeld in artikel 7.10a
onderscheidenlijk artikel 7.10b verbonden.

D

In de eerste volzin van artikel 1.18, derde lid, wordt na “de
kwaliteit van de opleidingen” ingevoegd: , daaronder begrepen de
Ad-programma’s. 

E

	Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid, wordt “groepen van opleidingen” vervangen
door: groep van opleidingen dan wel per Ad-programma.

	2. In het vijfde lid wordt “de Tweede Kamer der Staten-Generaal”
gewijzigd in: beide Kamers der Staten-Generaal.

F

In artikel 2.9 wordt na het eerste lid een nieuw lid 1a ingevoegd,
luidende:

1a. Indien na de goedkeuring van Onze minister, bedoeld in artikel 7.8a,
derde lid, de uitvoering van een Ad-programma gedeeltelijk wordt
uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel
b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kan het instellingsbestuur
in verband daarmee een deel van de rijksbijdrage overdragen aan die
instelling.

G

Artikel 5a.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin van het tweede lid wordt na “de toets nieuwe
opleiding” ingevoegd: , de toets nieuw Ad-programma. 

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2a. Het accreditatieorgaan toetst bij de accreditatie en de toets nieuwe
opleiding van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs tevens:

a. de door een instellingsbestuur voorgestelde toevoeging aan een graad
als bedoeld in artikel 7.10a, tweede en derde lid, op internationale
herkenbaarheid aan de hand van een referentielijst die bij ministeriële
regeling wordt vastgesteld;

b. of de door het instellingsbestuur gehanteerde naam van de opleiding
voldoende inzicht biedt in de inhoud van de opleiding en aansluit bij
hetgeen gebruikelijk is binnen de visitatiegroep of sector waartoe de
opleiding behoort. 

H

Artikel 5a.2a, eerste lid, wordt na “toets nieuwe opleiding”
ingevoegd: , toets nieuw Ad-programma.

I

Aan het eerste lid van artikel 5a.11 wordt een volzin toegevoegd,
luidende: Een toets nieuwe opleiding is niet vereist in het geval sprake
is van het ongedaan maken van een samenvoeging als bedoeld in artikel
6.2, vijfde lid.

J

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: 

a. In de eerste volzin wordt de zinsnede “legt het voornemen tot het
verzorgen van een nieuwe opleiding ter instemming aan Onze minister voor
met het oog op” vervangen door: legt het voornemen tot:

a. het verzorgen van een nieuwe opleiding,

b. het samenvoegen van bestaande opleidingen, 

c. het verzorgen van een Ad-programma binnen een bacheloropleiding als
bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, of

d. het verzorgen van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs
als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder b,

ter instemming aan Onze minister voor met het oog op de beoordeling van
een doelmatig onderwijsaanbod en.

b. De tweede volzin komt te luiden: Het instellingsbestuur geeft in het
voornemen aan of de nieuwe opleiding voltijds, deeltijds of duaal zal
zijn en deelt tevens mee in welke gemeente of in welk openbaar lichaam
BES de opleiding wordt gevestigd.

	2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het zevende en
achtste lid worden na het tweede lid vier nieuwe leden ingevoegd,
luidende:

	3. Met inachtneming van de aanvraag kan Onze minister zijn instemming
voor het verzorgen van een nieuwe opleiding beperken tot het verzorgen
van een voltijdse, deeltijdse of duale opleiding. Onze minister kan zijn
instemming ook onder andere beperkingen verlenen. 

	4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan de
aanvraag om instemming.

	5. Indien sprake is van het samenvoegen van bestaande opleidingen kan
Onze minister bij het verlenen van de instemming desgevraagd bepalen dat
het instellingsbestuur uiterlijk bij de aanvang van het zesde studiejaar
nadat de samenvoeging heeft plaatsgevonden deze ongedaan kan maken
zonder dat daarvoor instemming als bedoeld in het eerste lid
noodzakelijk is.

6. Ingeval van een nieuwe opleiding in een van de openbare lichamen BES
wordt bij de beoordeling gelet op de voorzieningen op het gebied van
hoger onderwijs in Nederland en Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

	3. In het zevende lid (nieuw) wordt na “de opleiding” ingevoegd:
onderscheidenlijk het Ad-programma.

K

Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na “opleidingen” toegevoegd: en
Ad-programma’s.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na “een opleiding” ingevoegd:
onderscheidenlijk een Ad-programma. 

b. In onderdeel a wordt na “opleiding” telkens ingevoegd:
onderscheidenlijk het Ad-programma.

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na “ingeschreven studenten” wordt ingevoegd: onderscheidenlijk de
studenten die zijn ingeschreven aan de opleiding en het Ad-programma
volgen.

b. De zinsnede “de opleiding aan dezelfde instelling” wordt
vervangen door: de opleiding onderscheidenlijk het Ad-programma aan
dezelfde instelling.

L

In het opschrift van artikel 6.6 wordt na “opleidingen” toegevoegd:
en Ad-programma’s.

L1

	Aan artikel 6.7a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

	3. Het instellingsbestuur selecteert de gegadigden uitsluitend op grond
van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve
selectiecriteria bedraagt ten minste twee.

M

Na artikel 6.7d wordt een nieuw artikel 6.8 ingevoegd, luidende:

Artikel 6.8. Toestemming hoger collegegeld voor excellente opleidingen

1. Het instellingsbestuur kan Onze minister verzoeken toestemming te
verlenen om voor een opleiding een collegegeld vast te stellen dat hoger
is dan het volledige wettelijke collegegeld dat op grond van artikel
7.45, eerste lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en
op de wijze daarin bepaald is geĂŻndexeerd.

2. Onze minister kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid,
uitsluitend verlenen indien:

a. de opleiding het eindoordeel excellent, bedoeld in artikel 5a.10,
eerste lid, onderdeel c, heeft verkregen, 

b. de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de
toegankelijkheid van het hoger onderwijs, en

	c. het instellingsbestuur garandeert dat studenten die voor de
opleiding zijn ingeschreven op het moment dat de toestemming wordt
verleend hun opleiding binnen een daarvoor te stellen redelijke termijn
tegen het wettelijke collegegeld kunnen afronden. 

3. Onze minister kan bij de behandeling van het verzoek, bedoeld in het
eerste lid, naast de in het tweede lid onder a tot en met c genoemde
elementen ook andere aspecten in zijn afwegingen betrekken. Onze
minister kan ter zake een beleidsregel vaststellen.

4. Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het
indienen van verzoeken als bedoeld in het eerste lid en de daarbij over
te leggen gegevens en bescheiden.

5. Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten
hoogste vijf maal het volledige wettelijke collegegeld dat op grond van
artikel 7.45, eerste lid, bij algemene maatregel van bestuur is
vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geĂŻndexeerd.

6. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, is de verplichting
voor het instellingsbestuur verbonden tot het vaststellen van een
regeling voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling
van het hogere collegegeld.

7. Onze minister kan ook andere verplichtingen verbinden aan de
toestemming, bedoeld in het eerste lid.

8. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, vervalt zodra de opleiding
het eindoordeel excellent, bedoeld in artikel 5a.10, eerste lid,
onderdeel c, heeft verloren.

9. Onze minister kan de toestemming, bedoeld in het tweede lid,
intrekken, indien:

a. de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar
komt, of 

b. het instellingsbestuur de verplichtingen niet nakomt die hem zijn
opgelegd op grond van het zesde of het zevende lid.

M1

	Aan artikel 6.9, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:


	Onze minister wijst het verzoek om graden te mogen verlenen in ieder
geval af indien de continuĂŻteit van de desbetreffende rechtspersoon of
de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, in onvoldoende mate
zijn gewaarborgd. Onze minister neemt binnen 16 weken na ontvangst van
het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een besluit.

N

Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze minister kan besluiten dat aan een opleiding of aan alle
opleidingen, onderscheidenlijk een Ad-programma of alle
Ad-programma’s, verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs,
de rechten, genoemd in artikel 1.12, eerste lid, worden ontnomen, indien
de continuĂŻteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van
artikel 1.12, tweede en derde lid, niet of niet langer is gewaarborgd.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na “alle opleidingen” wordt ingevoegd: onderscheidenlijk een
Ad-programma of alle Ad-programma’s.

b. Na “artikel 7.10a” wordt ingevoegd: onderscheidenlijk artikel
7.10b.

3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na “alle opleidingen” wordt ingevoegd: onderscheidenlijk alle
Ad-programma’s.

b. Na ”graden” wordt ingevoegd: als bedoeld in artikel 7.10a
onderscheidenlijk artikel 7.10b.

O

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid worden na onderdeel t, onder vervanging van een
punt aan het slot van dat onderdeel door een komma vier nieuwe
onderdelen toegevoegd, luidende:

u. of Onze minister toestemming heeft verleend voor het vaststellen van
een hoger collegegeld als bedoeld in artikel 6.8,

v. of binnen de opleiding een Ad-programma wordt aangeboden en of dat
programma een voltijds, deeltijds of duaal karakter heeft, 

w. of binnen de opleiding een versneld traject wordt aangeboden als
bedoeld in artikel 7.9a,

x. de toevoeging, bedoeld in artikel 7.10a, tweede lid, die aan een
graad is verbonden.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede “onderdelen b tot
en met g, m, n, o en q” vervangen door: onderdelen b tot en met g, m,
n, o, q en w.

P

Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. De derde volzin van het eerste lid wordt vervangen door twee nieuwe
volzinnen,  luidende: Het instellingsbestuur kan een Ad-programma dat de
instelling voornemens is te verzorgen, aanmelden voor registratie, nadat
dat Ad-programma de toets nieuw Ad-programma met positief gevolg heeft
ondergaan. Indien er sprake is van het ongedaan maken van een
samenvoeging als bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid, meldt het
instellingsbestuur de oorspronkelijke opleidingen opnieuw aan voor
registratie.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede “en bewijst door middel van een voornemen als bedoeld
in artikel 6.2, eerste lid, of een besluit als bedoeld in artikel 6.2,
derde lid, dat er geen sprake is van een ondoelmatige taakverdeling
tussen de instellingen” wordt vervangen door: en het besluit van
instemming van Onze minister, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid.

b. In de vierde volzin wordt na “de opleiding” ingevoegd:
onderscheidenlijk het Ad-programma.

c. De vijfde volzin vervalt.

d. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het
instellingsbestuur dat een Ad-programma aanmeldt voor registratie voegt
het rapport van de toets nieuw Ad-programma en het besluit van
instemming van Onze minister, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, bij.

3. In het derde lid wordt na “de opleiding” ingevoegd:
onderscheidenlijk het Ad-programma.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt na “de opleiding” ingevoegd:
onderscheidenlijk, voor zover het betreft het niet volledig zijn van de
gegevens, het Ad-programma.

b. In de tweede volzin wordt de zinsnede “bedoeld in artikel 5a.11,
vijfde lid, onderdeel a” vervangen door: bedoeld in artikel 5a.11,
zesde lid, onderdeel c of d.

c. In de derde volzin wordt de zinsnede “indien zij constateert”
vervangen door “indien hij constateert” en wordt na “de
opleiding” ingevoegd: onderscheidenlijk, voor zover het betreft het
niet of niet volledig ontvangen van de gegevens binnen de gestelde
termijn of het niet juist zijn van de gegevens, het Ad-programma.

	5. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Indien Onze minister constateert dat de gegevens in het Centraal
register opleidingen hoger onderwijs onvolledig of onjuist zijn of de
indeling niet passend is voor de opleiding, kunnen de gegevens of de
indeling door Onze minister aangepast worden. Onze minister heeft
dezelfde bevoegdheid voor zover het betreft het onvolledig of onjuist
zijn van de gegevens voor het Ad-programma.

Q

Het eerste lid van artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na “een opleiding” ingevoegd:
onderscheidenlijk een Ad-programma. 

2. In de onderdelen a, c en d wordt na “de opleiding” telkens
ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.

R

Artikel 7.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin, wordt “de artikelen 7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18,
7.22, 7.25 en 7.30a” vervangen door: de artikelen 7.3a, tweede lid,
onder b, 7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18, 7.22, 7.25, 7.30b, tweede tot en met
zesde lid, en 7.30e.

2. De tweede volzin vervalt.

S

In artikel 7.3 wordt na het vierde lid een nieuw lid toegevoegd,
luidende:

5. Het instellingsbestuur kan de naam van een opleiding wijzigen in het
kader van het verlenen van accreditatie of tussentijds als daarmee wordt
bereikt dat de naam beter aansluit bij wat binnen de visitatiegroep of
de sector gebruikelijk is. Tussentijdse wijziging kan slechts
plaatsvinden na instemming door het accreditatieorgaan. Het
accreditatieorgaan stemt in als wordt voldaan aan de criteria, bedoeld
in artikel 5a.2, lid 2a, onder b.

T

Artikel 7.3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid onder b wordt “die door Onze minister als zodanig
zijn aangemerkt” vervangen door: , volgend op de bacheloropleidingen,
bedoeld onder a.

2. Het derde lid vervalt.

U

1. Het tweede lid van artikel 7.4 komt te luiden:

	2. Een opleiding wordt zodanig ingericht dat een student in staat is
het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een
studiejaar gebaseerd is. 

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	3. Het instellingsbestuur bepaalt de jaarlijkse studielast van
deeltijdopleidingen.

V

Artikel 7.8a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot het zesde lid worden drie
nieuwe leden ingevoegd, luidende: 

3. Onze minister kan op verzoek van een instellingsbestuur goedkeuren
dat een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling
als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs dan wel een andere instelling voor beroepsonderwijs als
bedoeld in artikel 1.4.1 van die wet.

4. Indien Onze minister goedkeuring als bedoeld in het derde lid heeft
verleend, wordt ten minste de helft van het programma, waaronder in
ieder geval de afstudeerfase en het afsluitend examen, verzorgd door de
instelling voor hoger onderwijs. Indien een deel van het Ad-programma
wordt uitgevoerd door een andere instelling voor beroepsonderwijs als
bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is
artikel 7.34, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

5. Een persoon aan wie een graad als bedoeld in artikel 7.10b, eerste
lid, is verleend, heeft het recht zijn bacheloropleiding in het hoger
beroepsonderwijs te vervolgen. Een instellingsbestuur kan daarbij in de
onderwijs- en examenregeling voorschrijven welke onderwijseenheden
binnen de desbetreffende bacheloropleiding nog moeten gevolgd.

2. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

4. De artikelen 7.8b, 7.53, 7.54 en 7.56 zijn van overeenkomstige
toepassing.

W

Artikel 7.9a komt te luiden:

Artikel 7.9a. Toelating tot versneld traject gericht op studenten met
een VWO-diploma

 	1. Een instellingsbestuur kan binnen een bacheloropleiding in het
hoger beroepsonderwijs een versneld traject aanbieden dat toegankelijk
is voor studenten met een diploma als bedoeld in artikel 7.24, tweede
lid, onder a of b dan wel een op grond van artikel 7.28, tweede lid, bij
ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt
onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan
tenminste gelijkwaardig diploma. Een student die aan de in de eerste zin
bedoelde voorwaarde en de overige voorwaarden voor inschrijving voldoet,
wordt voor een versneld traject ingeschreven indien hij daarom verzoekt.

	2. Het instellingsbestuur kan besluiten ook een andere student dan
degene, bedoeld in het eerste lid, tot het versnelde traject toe te
laten indien hij naar het oordeel van het instellingsbestuur blijk heeft
gegeven van geschiktheid voor dat traject.

	3. In afwijking van artikel 7.4b, eerste lid, bedraagt de studielast
voor een versneld traject 180 studiepunten.

X

Artikel 7.9c vervalt.

Y

Artikel 7.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid komt de tweede volzin te luiden:

Afhankelijk van het vakgebied waarin het met goed gevolg afgelegde
afsluitend examen van een bacheloropleiding onderscheidenlijk het met
goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een masteropleiding is
afgelegd, wordt aan de verleende graad de toevoeging verbonden die op
grond van artikel 5a.2, lid 2a, onder a, met positief resultaat is
getoetst. 

2. In het derde lid wordt de zinsnede “De tweede volzin van het eerste
lid is” vervangen door: De tweede en derde volzin van het eerste lid
zijn.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het instellingsbestuur kan de graad en de toevoeging aanvullen met de
vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad
betrekking heeft.

Z

In artikel 7.10b vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde
lid tot tweede lid.

AA

	Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In onderdeel m wordt: “lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte
studenten” vervangen door: studenten met een handicap of chronische
ziekte.

	b. Onderdeel w vervalt onder toevoeging van het woord “en” aan het
slot van onderdeel u en het vervangen van “, en” aan het slot van
onderdeel v door een punt.

2. Het derde lid komt te luiden:

	3. In de onderwijs- en examenregeling wordt aangegeven hoe een persoon
het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te
vervolgen, bedoeld in artikel 7.8a, vijfde lid, kan effectueren en aan
welke eisen hij daarvoor moet voldoen. 

3. Het vierde lid vervalt.

AB

Artikel 7.15, eerste lid, komt te luiden:

1. Het instellingsbestuur verstrekt zodanige informatie aan studenten en
aspirant-studenten over: 

a. de instelling, 

b. het te volgen onderwijs in algemene zin, 

c. de differentiatie in het opleidingenaanbod, 

d. de selectie van studenten, en

e. de opleidingsnamen, 

dat deze studenten en aspirant-studenten in staat zijn de
opleidingsmogelijkheden te vergelijken, zich een goed oordeel te vormen
over de inhoud en de inrichting van het gevolgde of te volgen onderwijs
en de examens en zich goed voor te bereiden op de gestelde eisen.

AC

Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt de zinsnede “of een gedeelte daarvan”
vervangen door: , een gedeelte daarvan of het Ad-programma dan wel een
deel daarvan dat binnen die opleiding wordt aangeboden al dan niet voor
een bepaalde periode.

b. De tweede volzin komt te luiden: Hij legt het in de eerste volzin
bedoelde voornemen voor een nevenvestiging dan wel verplaatsing van een
opleiding ter instemming voor aan Onze minister.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Voorafgaand aan het nemen van een instemmingsbesluit als bedoeld in
het tweede lid stelt Onze minister de daarvoor in aanmerking komende
instellingen in de gelegenheid hun zienswijze te geven op de aanvraag.

AD

Artikel 7.17a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na “een opleiding die” wordt ingevoegd: of een Ad-programma dat.

b. Na “de opleiding” wordt ingevoegd: of het Ad-programma.

2. In het tweede lid wordt na “de opleiding” ingevoegd: of het
Ad-programma.

AE

Artikel 7.19a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: 

a. In de aanhef wordt de zinsnede “De graad, bedoeld in het eerste
lid, en de toevoegingen, bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid”
vervangen door: De graden en de toevoegingen, bedoeld in artikel 7.10a.

b. Onderdeel e komt te luiden: 

e. Bachelor of Master met een andere toevoeging als bedoeld in artikel
7.10a, eerste lid, derde volzin,;

c. Onderdeel h komt te luiden: 

h. Bachelor of Master met een toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a,
tweede lid, tweede volzin.

2. Na het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

3a. Indien artikel 7.10a, tweede lid, tweede volzin, is toegepast, wordt
de afkorting van de desbetreffende graden met toevoegingen bij
ministeriële regeling vastgesteld.

AF

Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “Onverminderd het derde lid” gewijzigd
in: Onverminderd het derde en het vierde lid.

	1a. Het derde lid komt als volgt te luiden:

	3. Voor de inschrijving voor een opleiding of voor een
onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, aan de Open Universiteit
gelden geen vooropleidingseisen, tenzij het een gezamenlijke opleiding
betreft als bedoeld in artikel 7.3c. Indien geen vooropleidingseisen
gelden, staat de inschrijving voor een opleiding of voor een
onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, open voor ieder die de
leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.

	2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Voor de inschrijving voor een opleiding tot leraar basisonderwijs
kunnen bijzondere nadere vooropleidingseisen worden gesteld als bedoeld
in de artikelen 7.25a en 7.25b.

AG

Artikel 7.25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “om te kunnen worden ingeschreven voor een
bepaalde opleiding of een groep van opleidingen” vervangen door: om te
kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde bij die ministeriële
regeling aangewezen opleiding of groep van opleidingen. 

2. In het tweede lid wordt “om te kunnen worden ingeschreven voor een
bepaalde opleiding” vervangen door: om te kunnen worden ingeschreven
voor een bepaalde bij die ministeriële regeling aangewezen opleiding.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld om te worden
ingeschreven voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen in het
hoger beroepsonderwijs in verband met de gewenste aansluiting van het
diploma van: 

a. een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onder d, onderscheidenlijk e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs; of

b. een bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.24, tweede
lid, onder g, aangewezen vakopleiding op een opleiding of een groep van
opleidingen in het hoger beroepsonderwijs. 

4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw
vierde lid ingevoegd, luidende:

4. De vertegenwoordigers van de hogescholen en van de instellingen,
bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs, kunnen gezamenlijk voorstellen doen over de gewenste
invulling van de aansluiting, bedoeld in het derde lid.

	5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een nieuw zesde lid toegevoegd,
luidende:

	6. Artikel 7.24, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

AH

Na artikel 7.25 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.25a. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot
leraar basisonderwijs

1. Voor de opleiding tot leraar basisonderwijs kunnen bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur als voorwaarde voor de inschrijving tot
die opleiding bijzondere nadere vooropleidingseisen worden gesteld.
Indien uitvoering is gegeven aan de eerste volzin, is artikel 7.25,
tweede en derde lid, niet van toepassing op de opleiding tot leraar
basisonderwijs.

2. De bijzondere nadere vooropleidingseisen, bedoeld in het eerste lid,
hebben betrekking op onderdelen of kennisgebieden als bedoeld in artikel
9, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs. Op basis
van die eisen toont de aspirant-student voor de inschrijving bij de
opleiding tot leraar basisonderwijs aan, te beschikken over voldoende
kennis om te kunnen deelnemen aan die opleiding.

	3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het
eerste lid, kan worden bepaald met welke vakken die deel hebben
uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een diploma als bedoeld in
artikel 7.24, de kennis, bedoeld in het tweede lid, kan worden
aangetoond. Bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur wordt
het niveau van de kennis vastgesteld dat anders is dan het niveau van
het examen, bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 7.25b. Toetsing bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding
tot leraar basisonderwijs

1. De aspirant-student, bedoeld in artikel 7.25a, tweede lid, kan
aantonen over de kennis, bedoeld in dat artikel, te beschikken door
middel van:

a. het overleggen van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, en wat
betreft de vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter
verkrijging van dat diploma, de bij het diploma behorende cijferlijst of
resultatenlijst waaruit blijkt dat hij over de desbetreffende kennis
beschikt, of

b. in voorkomende gevallen, al dan niet in aanvulling op het overleggen
van een diploma als bedoeld in onderdeel a, het overleggen van een of
meer certificaten als bedoeld in artikel 7.4.11, vijfde lid, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs waaruit blijkt dat hij over de
desbetreffende kennis beschikt.

2. Indien de aspirant-student niet voldoet aan het eerste lid, kan hij
aantonen over de kennis, bedoeld in artikel 7.25a, te beschikken door
het met goed gevolg afleggen van een toets. 

3. Het instellingsbestuur stelt de aspirant-student in de gelegenheid
een toets af te leggen en stelt met betrekking tot de toets regels van
procedurele aard vast.

AI

	Artikel 7.26 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. De zinsnede “kunnen bij ministeriĂ«le regeling in verband daarmee
eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel
7.24” wordt vervangen door: kunnen bij ministeriĂ«le regeling
opleidingen worden aangewezen die op daarbij aangegeven gronden eisen
kunnen stellen in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24. 

	b. Na de eerste volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Het
instellingsbestuur stelt een regeling vast voor de selectiecriteria en
–procedure. De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die
direct verband houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen
tevens voorschriften van procedurele aard worden vastgesteld.

	3. Het derde lid vervalt. 

AJ

Aan artikel 7.26a, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De
selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband
houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

AK

Artikel 7.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “en de bezitter van een met goed gevolg
afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs
zijn vrijgesteld” vervangen door: is vrijgesteld.

	2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid 1a ingevoegd, luidende:

	1a. Het instellingsbestuur kan met het oog op de inschrijving voor een
bacheloropleiding aan een universiteit van de bezitter van een
getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan
een hogeschool die niet in het bezit is van een diploma als bedoeld in
artikel 7.24, eerste lid, dan wel een op grond van het tweede lid bij
ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt
onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan
ten minste gelijkwaardig diploma eisen dat hij aantoont over kennis,
inzicht en vaardigheden te beschikken om de bedoelde bacheloropleiding
met goed gevolg af te ronden.

	3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. De zinsnede “artikel 7.25, eerste, tweede of derde lid,”  wordt
vervangen door: artikel 7.25, eerste of tweede lid,.

	b. De zinsnede “als bedoeld in het eerste dan wel tweede lid” wordt
vervangen door: als bedoeld in het eerste tot en met tweede lid.

AL

Artikel 7.30a vervalt.

AM

Artikelen 7.30b komt te luiden:

Artikel 7.30b. Toelatingseisen masteropleidingen

1. Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk
onderwijs of voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs
geldt als toelatingseis: 

a. het bezit van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs
onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs; of

b. het bezit van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een
graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een
graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs. 

2. Het instellingsbestuur kan naast de eisen, bedoeld in het eerste lid,
kwalitatieve toelatingseisen vaststellen. Deze eisen worden opgenomen in
de onderwijs- en examenregeling.

3. Het instellingsbestuur laat degenen die aan de gestelde eisen voldoen
toe tot een masteropleiding. Indien het instellingsbestuur een maximum
aantal voor de opleiding in te schrijven personen heeft vastgesteld,
geldt als extra toelatingseis dat dit aantal door de toelating niet
wordt overschreden.

4. Het instellingsbestuur maakt tijdig de procedure bekend op grond
waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal
aspirant-studenten voor een masteropleiding het maximumaantal, bedoeld
in het derde lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt
daartoe een reglement vast.

5. Indien er sprake is van kwalitatieve toelatingseisen van studenten
bedraagt het aantal soorten daarvan ten minste twee.

6. Indien afgestudeerden van een bacheloropleiding in het
wetenschappelijk onderwijs zich niet kunnen of dreigen te kunnen
inschrijven bij een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs,
kan Onze minister een of meer instellingsbesturen van universiteiten
verplichten een of meer masteropleidingen aan te wijzen waaraan bedoelde
afgestudeerden zich kunnen inschrijven. 

AM1

	Artikel 7.30d wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt onder verlettering van de onderdelen b en c tot
de onderdelen a en b.

	2. Het nieuwe onderdeel a komt als volgt te luiden:

	a. artikel 7.30b, met uitzondering van de eisen, bedoeld in het tweede
lid, en.

AN

In artikel 7.30e wordt “de artikelen 7.30a tot en met 7.30c”
vervangen door: de artikelen 7.30b of 7.30c. 

AO

Artikel 7.31 vervalt.

AP

Onder vernummering van hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1, tot hoofdstuk
7, titel 3, paragraaf 1a, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd,
luidende: 

Paragraaf 1. Aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuzeadvies

Artikel 7.31a. Aanmelding uiterlijk op 1 mei

1. Uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar
meldt degene die zich als student wil inschrijven voor een bepaalde
propedeutische fase van een bacheloropleiding aan een bepaalde
instelling of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in
een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten, zich aan
bij Onze minister, met inachtneming van artikel 7.31d en overeenkomstig
bij ministeriële regeling vast te stellen regels van procedurele aard. 

2. De aanmelding geschiedt onder vermelding van de instelling waarbij en
de bacheloropleiding waarvoor de betrokkene zich wil inschrijven.

3. Indien de betrokkene zich voorafgaand aan het desbetreffende
studiejaar voor meer dan een bacheloropleiding wil aanmelden, geldt de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor Ă©Ă©n bacheloropleiding.

	4. Onze minister levert de aanmeldingsgegevens, bedoeld in dit artikel
en de artikelen 7.31c en 7.31d, aan de instelling of instellingen
waarvoor de betrokkene zich heeft aangemeld.

	5. Dit artikel is niet van toepassing op een student die zich na 1 mei
aanmeldt bij een andere bacheloropleiding dan die waarbij hij
oorspronkelijk was ingeschreven maar kan aantonen dat de nieuwe
aanmelding het gevolg is van een beëindiging van de inschrijving op
grond van artikel 7.8b, vijfde lid, op een zodanig tijdstip dat hij zich
niet kon aanmelden voor 1 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor
hij zich wenst in te schrijven.

Artikel 7.31b. Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1
mei

1. Indien de betrokkene zich uiterlijk op 1 mei voor een of meer
bacheloropleidingen heeft aangemeld op de wijze, bedoeld in artikel
7.31a, eerste lid, heeft hij het recht deel te nemen aan door de
instelling met betrekking tot de desbetreffende bacheloropleidingen te
organiseren studiekeuzeactiviteiten. Het instellingsbestuur kan
besluiten dat de betrokkene verplicht is deel te nemen aan de
studiekeuzeactiviteiten.

2. Het instellingsbestuur brengt ten aanzien van elke student die zich
heeft aangemeld en die heeft deelgenomen aan de studiekeuzeactiviteiten,
een studiekeuzeadvies uit. Bij ministeriële regeling kan een maximum
aantal studiekeuzeadviezen worden vastgesteld waarop de betrokkene recht
heeft.

3. Indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het eerste lid
en de betrokkene zonder geldige reden niet deelneemt aan de
studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in dat lid, kan het instellingsbestuur
besluiten de inschrijving van de betrokkene te weigeren.

4. Het instellingsbestuur stelt ter uitvoering van dit artikel nadere
regels vast die in elk geval betrekking hebben op de aard en de inhoud
van de studiekeuzeactiviteiten voor de instelling of per opleiding, de
termijn waarbinnen de studiekeuzeactiviteiten plaatsvinden, de termijn
waarbinnen en de wijze waarop het studiekeuzeadvies wordt uitgebracht,
de gevolgen van het zonder geldige reden van verhindering niet deelnemen
aan studiekeuzeactiviteiten en de geldige redenen van verhindering voor
het deelnemen aan die activiteiten. Bij het vaststellen van de nadere
regels treft het instellingsbestuur voor aspirant-studenten afkomstig
uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten zodanige voorzieningen
dat zij kunnen deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten zonder dat hun
fysieke aanwezigheid op de instelling vereist is.

5. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. de inschrijving voor een bacheloropleiding waarvoor een
selectieprocedure is ingesteld, en

b. degene die op grond van artikel 7.28 vanwege het bezit van een buiten
Nederland behaald diploma is vrijgesteld van de diploma-eisen, bedoeld
in de artikelen 7.24, eerste en tweede lid.

Artikel 7.31c. Aanmelding na 1 mei voor een andere bacheloropleiding

1. Indien de betrokkene heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in
artikel 7.31a, eerste lid, behorend bij die andere bacheloropleiding en
zich na 1 mei voor een andere bacheloropleiding dan de
bacheloropleiding, bedoeld in genoemde bepaling, aanmeldt, kan het
instellingsbestuur besluiten dat de betrokkene verplicht is deel te
nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, eerste
lid.

 	2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de student,
bedoeld in artikel 7.31a, vijfde lid.

Artikel 7.31d. Aanmelding na 1 mei voor de eerste keer

1. Indien de betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld
in artikel 7.31a, eerste lid, en zich na 1 mei voor een
bacheloropleiding aanmeldt, kan het instellingsbestuur besluiten dat:

a. hij de betrokkene de inschrijving voor de desbetreffende
bacheloropleiding weigert, of

b. de betrokkene verplicht is deel te nemen aan de
studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, eerste lid.

2. Met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is artikel
7.31b, tweede lid, van toepassing. Indien het instellingsbestuur een
negatief studiekeuzeadvies heeft uitgebracht, kan hij besluiten dat hij
de betrokkene de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding
weigert. Met betrekking tot dit artikel is voorts artikel 7.31b, derde,
vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

	3. Dit artikel is niet van toepassing op de student, bedoeld in artikel
7.31a, vijfde lid.

Artikel 7.31e. Te verstrekken persoonsgebonden nummer bij aanmelding

1. Bij de aanmelding, bedoeld in deze paragraaf, legt de betrokkene mede
zijn persoonsgebonden nummer over. Indien de student aannemelijk maakt
dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, vindt de aanmelding
plaats met inachtneming van het derde lid.

2. Het persoonsgebonden nummer wordt overgelegd door middel van een van
overheidswege verstrekt document, waarop tevens de gegevens over de
geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum en het geslacht van de
betrokkene zijn vermeld.

3. Indien de betrokkene aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden
nummer kan overleggen, verstrekt Onze minister binnen acht weken na
ontvangst van de aanmelding aan hem zijn onderwijsnummer. Het
onderwijsnummer is een door Onze minister uitgegeven en aan de
betrokkene toegekend persoonsgebonden nummer.

4. Onze minister verstrekt binnen acht weken na ontvangst van de
aanmelding aan het instellingsbestuur van de instelling waaraan de
betrokkene zich wil inschrijven, het persoonsgebonden nummer van de
betrokkene en de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid,
voorzover die door de betrokkene zijn verstrekt.

Artikel 7.31f. Aanmelding bij Open Universiteit

De artikelen 7.31a tot en met 7.31d zijn niet van toepassing op de Open
Universiteit.

AQ

Aan het derde lid van artikel 7.32 wordt een volzin toegevoegd,
luidende: Een student die een Ad-programma wil volgen, schrijft zich in
voor de opleiding en het Ad-programma.

AR 

Aan artikel 7.34 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Een student die een Ad-programma volgt dat voor een deel wordt
uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel
b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft gedurende de tijd dat
hij aan het programma deelneemt recht op toegang tot alle relevante
onderwijsvoorzieningen van die instelling.

AS

Artikel 7.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 7.8b, vijfde lid, en” vervangen
door: artikel 7.8b, vijfde lid, en de artikelen 7.31a tot en met 7.31d,.

2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met
het zevende lid tot het vierde tot en met het zesde lid.

AT

Artikel 7.38 vervalt.

AU

Artikel 7.39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, derde volzin, wordt “Artikel 7.38, tweede lid”
vervangen door: Artikel 7.31d, tweede lid.

2. In het tweede en vijfde lid wordt “de Informatie Beheer Groep”
vervangen door: Onze minister.

	3. In het derde lid wordt “De Informatie Beheer Groep” vervangen
door: Onze minister.

AV

	In artikel 7.42, derde lid, wordt “artikel 7.37, vijfde of zesde
lid” vervangen door: artikel 7.37, vierde of vijfde lid.

AV1

In het eerste lid van artikel 7.45a vervalt onderdeel b onder toevoeging
van het woord “en” aan het slot van onderdeel a en verlettering van
onderdeel c tot onderdeel b.

AW

Artikel 7.50, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt de zinsnede “het instellingsbestuur van
een hogeschool” vervangen door: het instellingsbestuur.

	2. De zinsnede “de artikelen 7.26, tweede lid, en 7.26a, eerste
lid,” wordt vervangen door: de artikelen 6.7, 7.26, eerste lid, 7.26a,
eerste lid, 7.53 en 7.56.

	3. In de tweede volzin wordt “bepaalt” vervangen door: kan bepalen.

AX

Artikel 7.53 komt te luiden:

Artikel 7.53. Beperking inschrijving op grond van beschikbare
onderwijscapaciteit

1. Het instellingsbestuur kan per opleiding in verband met de
beschikbare onderwijscapaciteit het maximum aantal studenten vaststellen
dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische
fase van de desbetreffende opleiding. De vaststelling geschiedt voor een
studiejaar. 

2. Het instellingsbestuur selecteert de aspirant-studenten in verband
met de beschikbare onderwijscapaciteit uitsluitend op grond van
kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria
bedraagt ten minste twee. 

3. Het instellingsbestuur maakt tijdig de kwalitatieve selectiecriteria
en de selectieprocedure bekend op grond waarvan de toelating zal
plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten het maximum aantal,
bedoeld in het eerste lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur
stelt daartoe een reglement vast. Bij het vaststellen van het reglement
houdt het instellingsbestuur rekening met de belangen van
aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

4. Het instellingsbestuur schrijft niet meer studenten in dan het
maximum aantal dat het instellingsbestuur in verband met de beschikbare
capaciteit heeft vastgesteld. 

5. Indien ten aanzien van een opleiding een ministeriële regeling als
bedoeld in artikel 7.56 is vastgesteld, blijft dit artikel buiten
toepassing. 

6. Voor 1 december van het kalenderjaar voorafgaande aan het studiejaar
waarvoor de eerste vaststelling geschiedt, doet het instellingsbestuur
hiervan mededeling aan Onze minister. Voor een opleiding die na deze
datum voor de eerste maal is opgenomen in het register, bedoeld in
artikel 6.13, en waarvan het onderwijs zal aanvangen met ingang van het
daaropvolgende studiejaar, geldt 1 april als uiterste datum voor de
mededeling aan Onze minister van de onderwijscapaciteit van die
opleiding.

7. Bij ministeriële regeling kunnen in ieder geval voorschriften worden
vastgesteld met betrekking tot:

a. de aanmeldingsdatum voor selectie; en

b. indien een opleiding door meer dan Ă©Ă©n instelling als bedoeld in
artikel 1.2, onder a, wordt verzorgd, het aantal selectieprocedures van
een bepaalde opleiding waaraan een gegadigde in hetzelfde studiejaar kan
deelnemen. 

AY

Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de
behoefte daaraan op de arbeidsmarkt in aanmerkelijke mate overtreft of
dreigt te overtreffen en in andere situaties waarin dit in verband met
beheersing van de arbeidsmarkt wenselijk wordt geacht, kan bij
ministeriële regeling het aantal personen worden vastgesteld dat voor
de twee studiejaren na vaststelling van de ministeriële regeling ten
hoogste voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor het eerste
studiejaar van de desbetreffende opleiding aan alle universiteiten of
hogescholen waaraan deze is verbonden waarbij een verdeling kan worden
gemaakt van dat aantal over elk van de bedoelde instellingen.

2. Het tweede lid van artikel 7.56 komt te luiden:

2. Artikel 7.53, tweede lid, derde lid, vijfde lid en zevende lid, is
van overeenkomstige toepassing.

AZ

Artikel 7.57 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin vervalt “en de artikelen 7.57d en 7.57f, vierde
en vijfde lid,”.

2. De tweede volzin komt te luiden: Voor de toepassing van artikel 7.56
gelden bovendien door universiteiten of hogescholen verzorgde groepen
van verwante opleidingen als dezelfde opleidingen.

BA

Hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt.

BB

Artikel 7.57i wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende: 

2. Indien de omvang van de ondersteuning, bedoeld in het eerste lid,
overeenkomt met een studielast van 30 studiepunten of minder kan het
instellingsbestuur daarvoor een vergoeding vragen ter hoogte van
maximaal een proportioneel deel van het wettelijk collegegeld. Indien de
studielast overeenkomt met meer dan 30 studiepunten maar niet meer
bedraagt dan 60 studiepunten kan het instellingsbestuur voor het aantal
studiepunten boven de 30 een vergoeding vragen van maximaal een
proportioneel deel van twee maal het wettelijk collegegeld.

3. Indien de studielast overeenkomt met meer dan 60 studiepunten stelt
het instellingsbestuur het tarief van de vergoeding vast voor het
resterende gedeelte. 

4. Een student die gebruik maakt van de ondersteuning terwijl hij een
opleiding volgt waarvoor hij wettelijk collegegeld verschuldigd is,
wordt vrijgesteld van het betalen van een vergoeding voor de
ondersteuning.

	5. Een student die gebruik maakt van de ondersteuning en, in afwijking
van artikel 7.32, derde lid, alleen met dat oogmerk is ingeschreven voor
een opleiding, betaalt gedurende de periode dat hij ondersteuning
ontvangt in plaats van collegegeld een vergoeding voor de ondersteuning.

BC

Artikel 7.61, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt de zinsnede “beslissingen inzake
vaststelling van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in artikel
7.9a, alsmede”.

2. Onderdeel c vervalt onder verlettering van de onderdelen d tot en met
h tot de onderdelen c tot en met g.

3. In onderdeel d (nieuw) wordt “de artikelen 7.25, vierde lid”
vervangen door: de artikelen 7.25, vijfde lid.

4. In onderdeel g (nieuw) wordt “de artikelen 7.30a en 7.30b”
vervangen door: artikel 7.30b.

BC1

	In artikel 9.32, vierde lid, wordt “alsmede de inschakeling van
gehandicapten en allochtonen” vervangen door: alsmede de inschakeling
van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.

BD

Artikel 9.33a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “artikel 6.7, eerste
lid,” ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt na “artikel 6.7, eerste lid,” ingevoegd:
onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.

	b. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: onderscheidenlijk
artikel 7.26, 7.26a en 7.53, derde lid, en voor zover het de
selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,.

c. In onderdeel e wordt na “artikel 6.7a, eerste lid, onder c,
ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, zesde lid,. 

d. Na onderdeel f wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
dat onderdeel door een komma, een nieuw onderdeel g toegevoegd,
luidende:

g. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de
studiekeuzeadviezen en studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel
7.31b, vierde lid.

BE

Artikel 9.38, onderdeel b, komt te luiden:

b. de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met
uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a tot
en met g en v, alsmede het vierde lid, en met uitzondering van de eisen,
bedoeld in de artikelen 7.28, vierde en vijfde lid, en 7.30b, tweede
lid.

BF

Aan artikel 10.17 wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

8. Voor de toepassing van het eerste lid kan het Ad-programma worden
beschouwd als een organisatorische eenheid waaraan een deelraad als
bedoeld in artikel 10.25 is verbonden. Indien een deel van het
Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel
1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt het
personeel van die instelling voor de toepassing van het derde en het
vijfde lid beschouwd als personeel van de hogeschool.

BF1

	In artikel 10.19, vierde lid, wordt “alsmede de inschakeling van
gehandicapten en allochtonen” vervangen door: alsmede de inschakeling
van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.

BG

In artikel 10.20, onderdeel e, wordt “onder a tot en met g”
vervangen door: onder a tot en met g en w, alsmede het derde lid.

BH

Artikel 10.20a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “artikel 6.7, eerste
lid,” ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt na “artikel 6.7, eerste lid,” ingevoegd:
onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.

	b. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: onderscheidenlijk
artikel 7.26, 7.26a en 7.53, derde lid, en voorzover het de
selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,.

c. In onderdeel e wordt na “artikel 6.7a, eerste lid, onder c,”
ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, zesde lid,. 

d. Na onderdeel f wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
dat onderdeel door een komma, een nieuw onderdeel g toegevoegd,
luidende:

g. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de
studiekeuzeadviezen en studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel
7.31b, vierde lid.

BI

	Artikel 11.13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “instellingscollegegeld OU” vervangen
door: collegegeld OU.

	2. In het tweede lid wordt “bedoeld in de artikelen 7.30a, derde lid,
derde volzin, en 7.30b, eerste lid, derde volzin” vervangen door:
artikel 7.30b, tweede volzin.

BI1

	Artikel 18.32c, derde lid, komt te luiden als volgt:

	3. Een besluit tot het verlenen van accreditatie of toets nieuwe
opleiding in het kader van het invoeringsregime vervalt in afwijking van
artikel 5a.9, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 5a.11, zesde lid,
onder a, na vier jaar. 

BJ

	In hoofdstuk 18 wordt na titel 14 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

Titel 15. Wet van 
 2013 (Stb. 
)

Artikel 18.85. Overgangsbepaling recht op inschrijving

	Aspirant-studenten die op het moment van inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel AW, onderscheidenlijk onderdeel AX, van de Wet van 
 2013
(Stb. 2013, 
) beschikken over een bewijs van toelating als bedoeld in
de artikelen 7.57c en 7.57d, zoals die artikelen luidden op de dag
voordat het desbetreffende onderdeel in werking treedt, behouden hun
recht op inschrijving voor de propedeutische fase van de desbetreffende
opleiding.

Artikel 18.86. Overgangsbepaling selectie door instellingen bij
opleidingen met een toelatingsbeperking

	Tot het moment dat hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt, komt
artikel 7.57e, tweede lid, te luiden: 

	2. Indien het instellingsbestuur toepassing geeft aan het eerste lid,
maakt het tijdig bekend:

	a. de kwalitatieve selectiecriteria die het in aanmerking wil nemen,
waarvan het aantal ten minste twee bedraagt,

	b. de regels van administratieve aard, voorzover niet voortvloeiend uit
het vierde lid,

	c. het percentage, bedoeld in het eerste lid, en

	d. of gegadigden een, twee  dan wel drie maal tot deelname aan de
selectieprocedure kunnen worden toegelaten.

ARTIKEL II WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

In artikel 8.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt na lid 1a
een nieuw lid 1b ingevoegd, luidende:

1b. Voor de student die zich heeft ingeschreven voor een Ad-programma
als bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek geldt niet de
verplichting, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, om gebruik
te kunnen maken van de onderwijsvoorzieningen.

ARTIKEL III WIJZIGING WET VAN 14 JUNI 2007

Artikel IV, onderdeel D, van de Wet van 14 juni 2007 tot wijziging van
onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer de
uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het
hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer
Associate-degreeprogramma’s en masteropleidingen op het gebied van het
hoger onderwijs komt te luiden:

Voorafgaand aan titel 3 van hoofdstuk 5a wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 5a.13. Toets nieuw Ad-programma

1. De toets nieuw Ad-programma wordt verleend op aanvraag van het
instellingsbestuur. Het instellingsbestuur vermeldt daarbij de opleiding
waarbinnen het programma zal worden uitgevoerd. Een aanvraag kan niet
worden ingediend indien en voor zolang ten aanzien van die opleiding
artikel 5a.12a is toegepast onderscheidenlijk van toepassing is.

2. Het accreditatieorgaan neemt binnen zes maanden na ontvangst van de

aanvraag een besluit. In dit besluit geeft het accreditatieorgaan aan
welk onderdeel van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs,
bedoeld in artikel 6.13, naar zijn oordeel voor de opleiding passend is.

3. Het besluit tot het verlenen van een toets nieuw Ad-programma vervalt
indien het instellingsbestuur het Ad-programma niet binnen tien maanden
heeft laten registreren in het in het tweede lid bedoelde register als
het Ad-programma binnen een bekostigde opleiding zal worden verzorgd en
indien het instellingsbestuur het Ad-programma niet binnen zes maanden
in dat register heeft laten registreren als het Ad-programma binnen een
niet-bekostigde opleiding zal worden verzorgd.

4. Het besluit waaruit blijkt dat de toets nieuw Ad-programma met
positief gevolg is ondergaan, vervalt eveneens op het moment dat de
geldigheid van het laatst genomen accreditatiebesluit of het besluit
toets nieuwe opleiding vervalt met betrekking tot de bacheloropleiding
waarvan het Ad-programma onderdeel uitmaakt.

 	5. De artikelen 5a.9, negende lid, 5a.10, 5a.11, vierde lid, en 5a.12b
zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger
onderwijs.

ARTIKEL V INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   26