[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33558 , bijgewerkt t/m nr. 9 (NvW d.d. 3 juni 2013)

Regels voor subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (20..))

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2013D24470, datum: 2013-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z03638:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (NvW d.d. 3 juni 2013)



	33 558	Regels voor subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende
activiteiten (Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende
activiteiten (20..))







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de taken
van de Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling en de Stichting
Leerplanontwikkeling wettelijk te verankeren en om de middelen voor
onderwijsonderzoek doelmatiger en effectiever te organiseren en dat het
in verband hiermee wenselijk is een nieuwe Wet subsidiëring landelijke
onderwijsondersteunende activiteiten vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

instelling: rechtspersoon die op grond van artikel 2 of artikel 3
subsidie ontvangt,

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en,
voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel 2. Taken Stichting SLO

1. Stichting leerplanontwikkeling heeft tot taak:

a. het ontwikkelen en onderhouden van landelijke leerplankaders, 

b. het ondersteunen en adviseren van Onze Minister met betrekking tot
leerplanontwikkeling,

c. het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de taken, genoemd
in dit artikel, of

d. het uitvoeren van aanvullende activiteiten, niet zijnde activiteiten
gericht op het nascholen van leraren, die samenhangen met de taken,
genoemd in dit artikel.

2. Onze Minister kan Stichting leerplanontwikkeling subsidie verstrekken
voor de taken, genoemd in dit artikel.

Artikel 3. Taken Stichting Cito

1. Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling heeft tot taak:

a. het ontwikkelen van de centrale eindtoets, bedoeld in artikel 9b,
eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 18b, eerste
lid, van de Wet op de expertisecentra, en de toets, bedoeld in artikel
9b, tweede lid, tweede volzin, van de Wet op het primair onderwijs en
artikel 18b, tweede lid, tweede volzin, van de Wet op de
expertisecentra.

b. het ontwikkelen van de diagnostische tussentijdse toets, bedoeld in
artikel 28b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of
artikel 71a, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES,

c. het ontwikkelen van de rekentoets, bedoeld in artikel 29, vijfde lid,
van de Wet op het voortgezet onderwijs,

d. het ontwikkelen van de centrale examens, bedoeld in de Wet op het
voortgezet onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs BES, de Wet
educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES,

e. het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de taken, genoemd
in dit artikel, of

f. het uitvoeren van aanvullende activiteiten die samenhangen met de
taken, genoemd in dit artikel.

2. Onze Minister kan Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling
subsidie verstrekken voor de taken, genoemd in dit artikel.

3. Onze Minister kan Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling
subsidie verstrekken voor het ontwikkelen van de toetsen, bedoeld in
artikel 11, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 4. Subsidieverlening per boekjaar

Subsidies voor de taken, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a
tot en met c, en artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met e worden
per boekjaar verstrekt. 

Artikel 5. Kaderbrief SLOA

Onze Minister maakt eenmaal per twee jaar voor 1 april een Kaderbrief
SLOA bekend op het terrein van leerplanontwikkeling en de doelen van
toetsen en examens. De Kaderbrief SLOA heeft betrekking op de twee
kalenderjaren die volgen op het jaar waarin de brief bekend wordt
gemaakt.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Onverminderd de mogelijkheden tot weigering van subsidieverlening
ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kan een subsidieverlening worden
geweigerd indien Onze Minister van oordeel is dat: 

a. de aanvraag niet past binnen de Kaderbrief SLOA, of

b. mag worden verwacht dat de met subsidiëring beoogde doelstellingen
niet worden bereikt.

Artikel 7. Nadere regels

1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot: 

a. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover,

b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt
bepaald,

c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt,

d. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend,

e. de verplichtingen van de instellingen,

f. de vaststelling van de subsidie,

g. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of
subsidievaststelling,

h. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten,

i. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie
in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet
bestuursrecht, of

j. andere criteria voor de verstrekking van subsidie.

2. Bij de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt voor zover nodig
onderscheid gemaakt tussen subsidie voor:

a. de taken, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met
c, en artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en

b. de taken, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, en artikel
3, eerste lid, onderdeel f.

Artikel 8. Subsidieplafond

1. Onze Minister stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste
beschikbaar is voor de verlening van subsidies ten behoeve van de taken,
genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, en artikel
3, eerste lid, onderdelen a tot en met e. Hij bepaalt daarbij hoe het
beschikbare bedrag of de beschikbare bedragen worden verdeeld. 

2. Onze Minister kan jaarlijks het bedrag vaststellen dat ten hoogste
beschikbaar is voor de activiteiten, genoemd in artikel 2, eerste lid,
onderdeel d, en artikel 3, eerste lid, onderdeel f. Hij kan daarbij
bepalen hoe het beschikbare bedrag of de beschikbare bedragen worden
verdeeld.

Artikel 9. Openbaarheid

De voor de taken, genoemd in artikel 2 en 3, gebruikte gegevens en de
resultaten van die taken worden door de instellingen openbaar gemaakt,
tenzij bijzondere omstandigheden zich hiertegen verzetten. Bij
ministeriële regeling en bij de subsidieverlening kan worden bepaald
dat openbaarmaking geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.

Artikel 10. Intellectueel eigendom

1. Tenzij anders overeengekomen werkt de instelling mee aan het
overdragen van intellectuele eigendomsrechten ten behoeve van Onze
Minister ter zake van de taken, genoemd in artikel 2 en 3, en doet voor
zover de Auteurswet dit toestaat, tevens afstand van
persoonlijkheidsrechten als bedoeld in de Auteurswet die haar of haar
personeel toebehoren.

2. Voor zover de taken, genoemd in artikel 2 en 3, tot stand komen met
gebruikmaking van reeds bestaande, niet aan de instelling toekomende
intellectuele eigendomsrechten, draagt de instelling zorg voor het
verlenen van adequate gebruiksrechten aan Onze Minister.

Artikel 11. Toezicht

1. Met het toezicht op de naleving van de aan de instelling opgelegde
verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aan te
wijzen personen.

2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan
door plaatsing in de Staatscourant.

3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, bedoeld in de
artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12. Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 12a. Wijziging van en samenloop met het wetsvoorstel centrale
eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 januari 2012 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair
onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens
in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van
een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van
bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale
scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en
leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs) (Kamerstukken 33
157) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan dit
wetsvoorstel, dan wordt in die wet in artikel III, onderdeel B, onder
punt 2 in de aanhef van het zesde lid “op het gebied van toetsen als
bedoeld in artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs en artikel 18b
van de Wet op de expertisecentra” vervangen door: op het gebied van de
centrale eindtoets, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de Wet op het
primair onderwijs en artikel 18b, eerste lid, van de Wet op de
expertisecentra, en de toets, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, tweede
volzin, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 18b, tweede lid,
tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 januari 2012 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair
onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens
in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van
een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van
bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale
scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en
leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs) (Kamerstukken 33
157) tot wet is of wordt verheven, en artikel III, onderdeel B, van die
wet eerder in werking treedt dan dit wetsvoorstel, dan wordt in de
aanhef van het zesde lid van artikel 2 van de Wet College voor toetsen
en examens “op het gebied van toetsen als bedoeld in artikel 9b van de
Wet op het primair onderwijs en artikel 18b van de Wet op de
expertisecentra” vervangen door: op het gebied van de centrale
eindtoets, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de Wet op het primair
onderwijs en artikel 18b, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra,
en de toets, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, tweede volzin, van de
Wet op het primair onderwijs en artikel 18b, tweede lid, tweede volzin,
van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 13. Overgangsbepalingen

1. Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling OCW-subsidies
mede op artikel 7 van deze wet.

2. De Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten
wordt ingetrokken.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 15. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet subsidiëring landelijke
onderwijsondersteunende activiteiten, met vermelding van het jaartal van
het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Economische Zaken, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   1