Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Resultaten internationale review onderbouwing ammoniakemissie-factoren
Mestbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2013D25082, datum: 2013-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.I. Hamer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Peen, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2013Z10921:
- Indiener: S.A.M. Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-06-11 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-06-13 14:00: Resultaten internationale review onderbouwing ammoniakemissie-factoren (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-06-18 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-24 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
2013Z10921 nr. Resultaten internationale review onderbouwing ammoniakemissie-factoren Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken betreffende de resultaten van de internationale review ter onderbouwing van emissie-factoren. De brief is opgenomen aan het eind van dit verslag. De op 13 juni 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van âŠâŠ.. toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Hamer De adjunct-griffier van de commissie, Peen Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Gezamenlijke vragen van de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie, de CDA-fractie, de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie pp. 1-4 Vragen van de leden van de PvdA-fractie pp. 4 Vragen van de leden van de SP-fractie pp. 4 Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie pp. 5 Vragen van de leden van de SGP-fractie pp. 5 Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie pp. 5-6 II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris III Volledige agenda I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Gezamenlijk vragen van de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie, CDA-fractie ChristenUnie-fractie en SGP-fractie De 31 mei jl. ontvangen review van het ammoniakonderzoek en de bijbehorende kabinetsreactie roepen bij de leden van de fracties van de VVD, PVV, het CDA, ChristenUnie en SGP verschillende vragen op. In zijn peer review geeft de heer Sutton aan dat de nationale review tegenstrijdige visies lijkt te combineren en dat er onvoldoende consensus is bereikt. Dat roept bij deze leden vragen op. In de nationale review wordt aangegeven dat iedere reviewer schriftelijk input heeft geleverd, maar dat dit materiaal niet gepubliceerd wordt. Zijn deze verschillende schriftelijke bijdragen oftewel de mogelijk verschillende visies wel doorgestuurd aan de peer reviewers? Is het mogelijk dat de Kamer inzage krijgt in de bijdragen van de individuele reviewers, zo vragen deze leden? In de review en de peer review wordt regelmatig verwezen naar het artikel van Sintermann c.s. (2012) waarin verschillende methodes voor het meten van ammoniakemissie bij het uitrijden van drijfmest met elkaar worden vergeleken. Dit artikel bevat een stevige conclusie: âConsequently, new series of measurements are urgently needed in order to systematically compare emissions from medium scale plots and field scale measurements under identical conditions using a range of different measurement techniques (âŠ).â. Ook in de nationale review wordt aangegeven: âThe mass balance method has been used for nearly all EF. In view of recent discussions and scientific developments the method should be evaluated for systematic biases using other measurement techniques and quantifying the complete N-balance.â Deelt de staatssecretaris met deze leden de conclusie dat er hiaten in de wetenschappelijke kennis zitten die opheldering vergen? Is het de inzet van de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat het door Sintermann c.s. en de nationale reviewers bepleite vervolgonderzoek voldoende van de grond komt, zodanig dat alle hiaten waarop onder meer de review wijst die met veldmetingen gedicht kunnen worden ook daadwerkelijk gedicht worden? De staatssecretaris schrijft dat onlangs met de tunnelmethode lagere emissies zijn gemeten dan met de gangbare meetmethode. Zij tekent daarbij aan dat met de lage ventilatiesnelheid, zoals in het recente onderzoek is gebruikt, de tunnelmethodiek leidt tot systematische onderschatting van de emissie. Is zij ervan op de hoogte dat in het genoemde, recente onderzoek mogelijke onderschatting van de emissie als gevolg van de lage ventilatiesnelheid is ingecalculeerd en dat dan nog forse lagere emissies worden gemeten? Deelt zij de mening dat niet cruciaal is of onderschatting wel of niet optreedt, maar of voor onderschatting correctie kan plaatsvinden? Deelt zij de mening dat de metingen en resultaten van het genoemde, recente onderzoek een bijdrage kunnen leveren aan het doorgronden van de (fysische) processen die zich bij ammoniakemissie na het uitrijden van mest op veldschaal afspelen? De heer Sutton schrijft in zijn peer review dat nationale emissiefactoren niet rechtstreeks afgeleid moeten worden van âchamber studiesâ (zoals de tunnelmethode). Aansluitend schrijft hij echter ook dat âchamber measurementsâ, onder bepaalde voorwaarden, een belangrijk onderdeel kunnen vormen van een wetenschappelijk juiste aanpak om ammoniakemissies te begrijpen en te kwantificeren. Daarmee kan de tunnelmethode helpen om de bestaande hiaten te dichten. Deelt de staatssecretaris deze mening? Is het haar inzet bij het vervolgonderzoek om geen enkele meetmethode uit te sluiten, zolang deze wetenschappelijk verantwoord worden toegepast? De beleidsmatig vastgestelde emissiefactoren zijn gebaseerd op meetgegevens die met name afkomstig zijn van metingen met de massa balans methode. Voor het hanteren van deze methode is een bepaalde windsnelheid nodig. Is de veronderstelling juist, zo vragen deze leden, dat deze methode daarom niet bij windstil weer toegepast kan worden en de emissiefactoren daarom niet betrekking kunnen hebben op het uitrijden van mest tijdens windstil weer? Wordt het meten van de ammoniakemissie bij het uitrijden van mest tijdens windstil weer meegenomen in het veldonderzoek? De staatssecretaris schrijft dat zij, gelet op de wetenschappelijke kanttekeningen bij de recentheid van de wetenschappelijke onderbouwing van de ammoniakemissiefactoren, veldmetingen uit wil laten voeren volgens de nieuwste wetenschappelijke meetmethoden. Deze veldmetingen wil zij combineren met onderzoek naar een aantal mestaanwendingstechnieken die nu niet zijn toegestaan maar wel een potentie hebben om de ammoniakemissie te verminderen. Hieroverhebben deze leden een aantal vragen: Welke meetmethoden wil zij hierbij (laten) betrekken? Wil zij hier verschillende meetmethoden bij betrekken, zodat meer inzicht geboden kan worden in de betrouwbaarheid van de verschillende methoden? Neemt zij in ieder geval methoden mee die op veldschaal (volvelds) meten? In de reviews wordt verschillende malen aangegeven dat verschillende elementen invloed hebben op de emissiefactor: mestsamenstelling, mestaanwendingstechniek, grondsoort, stalsysteem- en management, zuurtegraad, weersomstandigheden, enzovoorts. De heer Sutton pleit in zijn peer review daarom ook voor âongoing efforts (..) to quantify better the effects of differences in manure properties and farmer implementationâ. Is het de inzet van de staatssecretaris om dit mee te laten nemen in de uit te voeren veldmetingen, zodanig dat bezien kan worden of voor de meest invloedrijke elementen de vastgestelde emissiefactoren gedifferentieerd kunnen worden? Is het haar inzet om de projecten rond kringlooplandbouw (VBBM en NFW) mee te nemen in dergelijk veldonderzoek? Welk tijdpad heeft zij voor ogen? In de reviews wordt gewezen op de grote onzekerheden die gepaard gaan met de inschatting van stikstofdepositie op lokaal niveau. In de reviews wordt aangegeven dat weinig veldonderzoek is gedaan met betrekking tot de droge depositie, en dat de experimenten die gedaan zijn maar betrekking hebben op enkele vegetatietypen. In de reviews wordt daarom ook gepleit voor vervolgonderzoek in het veld. De staatssecretaris geeft in haar brief aan dat zij niet verder wil gaan dan een aanpassing van het huidige model, waaronder het meenemen van wisselende meteorologische condities. Erkent de staatssecretaris de beperkte beschikbaarheid van meetgegevens met betrekking tot de droge depositie, zo vragen deze leden? Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij borgt dat na aanpassing de modellen wel een accurate, empirisch onderbouwde inschatting geven van de stikstofdepositie op lokaal niveau? Is het haar inzet om de aanpassing zo vorm te geven dat de huidige onzekerheid substantieel verminderd wordt? Is het haar inzet om daarom naast de door haar beoogde aanpassing van het model ook uitgebreid veldonderzoek te entameren ten aanzien van de droge depositie? Daarbij moet benadrukt worden dat de droge depositie een belangrijk onderdeel is van de bijdrage van individuele bedrijven aan de lokale depositie van stikstof op nabijgelegen stikstofgevoelige natuurgebieden. De staatssecretaris gaf tijdens het algemeen overleg Mestwetgeving (6 maart 2013) overigens aan dat er een uitgebreid veldmonitoringsprogramma loopt waarin de gebruikte depositiemodellen worden gevalideerd. Waarom komt dit monitoringsprogramma in reviews en Kamerbrief niet terug? Kan zij dat toelichten? Richt dit veldmonitoringsprogramma zich in het bijzonder ook op de droge depositie als gevolg van de emissie vanuit individuele puntbronnen, als stallen, en wordt daarbij gebruik gemaakt van zogenaamde biomonitoring? In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof moet met name de melkveehouderij via onder meer voer- en managementmaatregelen een bijdrage leveren aan een generieke reductie van de ammoniakemissie. De reviews laten zien dat factoren als mestsamenstelling (TAN-gehalte, gehalte droge stof) en zuurtegraad van de mest grote invloed kunnen hebben op de mate van ammoniakemissie. Juist voer- en managementmaatregelen (in de stal en op het land) grijpen op deze factoren in. Is de veronderstelling juist dat in de modellen die in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof gebruikt worden (OPS/Aerius) de diversiteit en invloed van deze factoren en maatregelen nauwelijks tot zijn recht komt, zo vragen deze leden? Is het de bedoeling om via vervolgonderzoek hier werk van te maken? Continu metingen van de droge stikstofdepositie vinden op dit moment alleen plaats op een mast in Speuld. De leden van de genoemde fracties hebben begrepen dat de financiering van deze mast door de regering stopgezet gaat worden. Is dat juist? Zo ja, wat betekent dit voor het continu meten van de droge stikstofdepositie en het ijken en valideren van depositiemodellen en âkaarten? Is de staatssecretaris bereid het stopzetten van de financiering van het genoemde meetpunt te heroverwegen? De Kamer heeft een brief ontvangen, inclusief een wetenschappelijk artikel (âAccurate estimation of ammonia emissions after manure application: an interdisciplinary approachâ), van een onderzoeker bij de Wageningen Universiteit (ref.: 2013D24765). Hij pleit ervoor om de opname van stikstof door het gewas mee te nemen bij het meten van de ammoniakemissie. Dit sluit goed aan op het pleidooi van de heer Sutton voor een âfull nitrogen approachâ. Is de staatssecretaris bereid de bevindingen en het pleidooi van de genoemde onderzoeker mee te laten nemen in het vervolgonderzoek? In het rapport van Sinterman (Sinterman discussion measurement of ammonia emission from field-applied manure) valt terug te lezen dat er verschillende meetmethoden worden toegepast. In Nederland gebruiken we de mass balance method (IHF). In Zwitserland wordt een variant gebruikt (Zinst methode) en in Denemarken en Verenigd Koninkrijk worden weer de wind speed dependent samplers gebruikt. Tevens wordt in deze landen slechts op Ă©Ă©n hoogte gemeten, wat op merkelijk is, gezien het landschap. Het is dan ook niet voor niets dat Sintermann concludeert dat de gehele EU database niet consistent is en dat de uiteenlopende meetmethoden kunnen zorgen voor onnodige afwijkingen. Hier komt bij dat de heranalyse van oude Zinst data in Zwitserland laat zien dat de emissiefactor lager is dan voorheen werd aangenomen. Bovenstaande kan leiden tot een nieuwe discussie. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de inconsistentie? Wat is de reden dat landen allemaal hun eigen meetmethoden mogen kiezen? Worden er nieuwe metingen verricht in de toekomst, en zo ja, zullen deze aan voorwaarden onderhevig zijn zodat er een meer consistent beeld wordt gevormd, en dus een eerlijkere vergelijking kan worden gemaakt? Vragen van de leden van de PvdA-fractie De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van de brief over de resultaten van de âInternationale review onderbouwing ammoniak emmissiefactorenâ. Deze leden hadden gehoopt dat met deze review nu eindelijk duidelijkheid zou komen over de cijfers. Er blijft echter kritiek komen uit de hoek van het Louis Bolk instituut. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een reactie van de staatssecretaris op de kritiek van onder andere de heer Erisman van het Louis Bolk Instituut die zegt dat er wel heel eenzijdig geshopt zou zijn uit het rapport over de review. Is het mogelijk om deze kritiek te weerleggen? Het doel, het terugdringen van ammoniakemissies staat voor de leden van de PvdA-fractie bovenaan. De wijze waarop dit wordt gerealiseerd laten wij graag aan de deskundigen over. We zijn verheugd dat de staatssecretaris onderzoek wil laten uitvoeren naar de meest effectieve wijze waarop de uitstoot van ammoniak kan worden teruggedrongen en vragen ons daarbij meteen af welke budgettaire gevolgen dat heeft. De uitstoot van ammoniak wordt door de agrarische sector veroorzaakt, het lijkt de leden van de PvdA-fractie dan ook logisch dat zij ook bijdrage aan het onderzoek naar het terugdringen van dit probleem. In de beantwoording op de Kamervragen van de leden Van Dekken, Fokke en Jacobi over âovertredingen door veehouderijen met luchtwassersâ van 13 juni jl. beantwoordt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu dat zij verwacht dat de naleving van het verplichte gebruik van luchtwassers zal verbeteren door handhaving in combinatie met de verplichting tot elektronische monitoring. Is het juist dat deze elektronische monitoring tot nu toe in de pilot-fase verkeerde? Hoe is bij deze âcontrole op afstandâ geregeld dat hier niet mee gefraudeerd kan worden? Vragen van de leden van de SP-fractie Waarom voert de staatssecretaris de aangenomen motie niet uit tot verlenging van de praktijkproef bovengronds aanwenden van mest (Kamerstuk 33 037, nr. 28)? Is de staatssecretaris bereid om alsnog een vrijstelling of onderzoeksontheffing te verlenen het liefst voor een periode van vijf jaar? Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de resultaten van de internationale review van de onderbouwing van ammoniakemissie-factoren. Genoemde leden hebben een aantal vragen over de beoordeling van het verzoek tot vrijstelling van bovengronds aanwenden van drijfmest. De leden van de ChristenUnie-fractie willen kringloopboeren graag de ruimte en mogelijkheden blijven geven om te onderzoeken hoe mest zo emissiearm mogelijk bovengronds kan worden aangewend. Zij wijzen erop dat de kringloopmelkveehouders van de VBBM en de NFW veel inspanningen hebben verricht en verrichten om hun bedrijfsvoering te richten op een minimale emissie van ammoniak. Hiervoor zijn veel technische mogelijkheden beschikbaar die nader onderzocht moeten worden. Genoemde leden wijzen in dit verband op de andere samenstelling van drijfmest (minder ammoniakale stikstof) bij kringloopboeren als gevolg van een andere voersamenstelling. Zij vragen de staatssecretaris aan te geven welke maatregelen de kringloopboeren zouden moeten nemen om tot een gunstiger beoordeling van het certificaat te komen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de staatssecretaris om nader te onderbouwen waarom akkerbouwers wel een vrijstelling krijgen terwijl deze akkerbouwers gewone drijfmest mogen gebruiken en het hierbij om veel meer hectares gaat, en de groep van 100 kringloopmelkveehouders niet in aanmerking komt voor een verlenging van de vrijstelling. Vragen van de leden van de SGP-fractie De leden van de SGP-fractie hebben nog een aanvullende vraag over de afgewezen vrijstelling voor het bovengronds uitrijden van drijfmest. De leden hebben begrepen dat de âkringloopmelkveehoudersâ door allerlei managementmaatregelen een aanzienlijk lager gehalte aan ammoniakale stikstof (TAN-gehalte) in de mest weten te realiseren en dat zij het TAN-gehalte ook twee maal per jaar laten meten. Een lager TAN-gehalte betekent zeer waarschijnlijk ook een lagere ammoniakemissie. Is de veronderstelling juist dat de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet bij haar beoordeling van de gevraagde vrijstelling met het gangbare, gemiddelde TAN-gehalte gerekend heeft, en niet met het lagere, bedrijfsspecifieke TAN-gehalte? Erkent de staatssecretaris dat dit een vertekend beeld geeft van de daadwerkelijke emissiereductie die de âkringloopmelkveehoudersâ weten te realiseren? Is zij bereid op grond hiervan haar besluit te heroverwegen? Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de brief over de resultaten van de internationale review over de onderbouwing ammoniakemissie-factoren. Zij willen nog enkele vragen stellen. De jarenlange discussie over de ammoniakemissie van het uitrijden van mest lijkt ook met deze review nog niet beslecht, zo concluderen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Kan de staatssecretaris ingaan op de berichten in de media ( HYPERLINK "http://www.foodlog.nl/artikel/kamer-misleid-over-ammoniakbeleid/" http://www.foodlog.nl/artikel/kamer-misleid-over-ammoniakbeleid/ ) dat de review in feite een genuanceerder beeld geeft dan de conclusies die zij heeft getrokken dat het huidige beleid voldoende wetenschappelijk onderbouwd is. In het bijzonder wordt er gewezen op dat de modellen weliswaar een landelijk beeld kunnen opleveren, maar dat zij geen goed beeld geven van de lokale emissie en depositie. Kan de staatssecretaris bevestigen, dat dit ook betekent dat de werkelijke lokale depositie niet uit de modellen kan worden afgeleid, en dat deze modellen dan ook geen onderbouwing kunnen zijn voor de beheerplannen die onder de Programmatische Aanpak Stikstof worden opgesteld? Zo ja, welke consequenties verbindt de staatssecretaris hieraan? Voorts willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren graag weten welke aanpassingen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat aanbrengen, en op welke termijn dit zal gebeurden. Tevens kondigt de staatssecretaris aan dat zij veldmetingen wil laten uitvoeren. Kan zij aangeven welke metingen dit precies zullen zijn, en wanneer de resultaten hiervan bekend zullen worden? Het huidige beleid op het gebied van ammoniak en mest, waarbij de mest verplicht geĂŻnjecteerd moet worden, vernietigt het bodemleven en zorgt zo voor een slechte bodemvruchtbaarheid. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat door minder dieren in ons land te houden, de mestregels wat dit betreft ook versoepeld kunnen worden, omdat de totale ammoniakbelasting zal afnemen. Zij pleiten ervoor dat de staatssecretaris het plafond aan de totale mestproductie in stand houdt, en deze verder verlaagt, waardoor het bovengronds uitrijden van dierlijke mest wederom mogelijk wordt, en we onze bodems vruchtbaar kunnen houden. Graag een reactie. II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris III Volledige agenda Inzet vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn HYPERLINK "http://parlisweb/parlis/zaak.aspx?id=9691662a-8a90-4c38-831a-f493de2bbb d3" 2013Z10921  - Brief regering d.d. 31-05-2013 staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma - Resultaten internationale review onderbouwing ammoniakemissie-factoren PAGE \* MERGEFORMAT 6