[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsbrief Opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)(Kamerstuk 32615, nr. 8)

Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2013D25975, datum: 2013-06-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z08862:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


32 615	Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

		Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

		

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties
de behoefte een aantal aanvullende en resterende vragen en opmerkingen
voor te leggen over enkele brieven van de minister en staatssecretaris
van Economische Zaken inzake de opheffing publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie. Het betreft onder meer vragen die resteren naar
aanleiding van het schriftelijk overleg van de commissie met de minister
en staatssecretaris over de voortgangsbrief  opheffing
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) d.d. 1 mei 2013. Een
volledige agenda staat opgenomen aan het einde van dit verslag. 

De op 19 juni 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de
minister en de staatssecretaris van Economische Zaken bij brief van
……..  toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken

Hamer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken

Van de Wiel

Inhoudsopgave

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties				

Vragen van de leden van de VVD-fractie						

Vragen van de leden van de CDA-fractie 				

Vragen van de leden van de D66-fractie			

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie			

II	Antwoord / Reactie van de minister

III	Volledige agenda

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief die de
minister en staatssecretaris van Economische Zaken naar de Eerste Kamer
hebben gestuurd naar aanleiding van het besluit om deze bewindspersonen
niet te steunen in het traject voor het opheffen van de productschappen.
De leden van de VVD-fractie hebben voorts kennisgenomen van de
schriftelijke beantwoording van de bewindspersonen ten aanzien van de
vragen die zij hebben gesteld over de voortgangsbrief over dit
onderwerp. Deze leden hebben daarbij nog de volgende vragen en
opmerkingen. 

De leden van de VVD-fractie willen allereerst melden dat zij steun
verlenen aan de minister en staatsecretaris voor het traject van
opheffing. De bewindspersonen hebben in de voortgangsbrief duidelijk
aangegeven dat niet beoogd is een inhoudelijk discussie met de Kamer te
voeren over de opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
(PBO) en dat dit aan de orde komt bij de behandeling van het
wetsvoorstel in de Kamer. Tevens hebben zij in de voortgangsbrief
gegronde redenen gegeven waarom zij het noodzakelijk vinden om alvast
stappen te nemen vooruitlopend op de behandeling van het wetsvoorstel:
het blijven borgen van dier- en plantgezondheid, voedselveiligheid en
crisismanagement. Deze stappen dienen gezet te worden om de expertise te
behouden en de continuïteit van uitvoering van de publieke taken en de
dienstverlening naar de sectoren te kunnen blijven garanderen.
Onzekerheid en risico’s met betrekking tot plant- en diergezondheid en
voedselveiligheid, met als gevolg bijvoorbeeld het wegvallen van
exportmogelijkheden, moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Wel roepen
de leden van de VVD-fractie de minister en staatssecretaris op om
tijdens het afbouwproces van de PBO de benodigde zorgvuldigheid te
betrachten.

De leden van de VVD-fractie bedanken de minister en staatsecretaris voor
de uitgebreide beantwoording naar aanleiding van de vragen over de
toekomst PBO gesteld in het schriftelijk overleg. De leden van de
VVD-fractie zien geen aanleiding voor het stellen van aanvullende
vragen. De VVD-fractie wil van de bewindspersonen wel de toezegging
zodra er nieuwe afspraken zijn gemaakt of besluiten zijn genomen over
bijvoorbeeld de toekomst van het Diergezondheidfonds (DGF), de herijking
van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven
op bijvoorbeeld diergezondheid en de oprichting van producenten- en
brancheorganisaties de Kamer hierover wordt geïnformeerd.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van de beantwoording
over de toekomst PBO nog een aantal vragen. Tevens zullen een aantal
vragen nogmaals worden gesteld aangezien deze in het eerdere
schriftelijk overleg door de minister en staatssecretaris niet zijn
beantwoord.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet aangeeft het redelijk
te vinden dat de overige kosten door de schappen zelf moeten worden
gefinancierd. Kan het kabinet ook aangeven waarom ze dat vindt?

Welke risico’s loopt de exportpositie van Nederland als het stelsel
van verordeningen verdwijnt en daarmee ook nogal wat bovenwettelijke
afspraken niet meer “sectorbreed” kunnen worden gemaakt? Het
Veterinair Informatie Punt (VIP) is voor exporterende bedrijven als
zéér waardevol betiteld. Het kabinet geeft aan dat export zeer
belangrijk is. Waarom legt het kabinet de gevolgen van het opheffen van
het VIP geheel bij het bedrijfsleven neer?

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet van mening is
dat medefinanciering van land- en tuinbouw nodig is voor een DGF en
Plantgezondheidsfonds (PGF)? Zo ja, dan veronderstelt dit dat een
Interbrancheorganisatie (IBO) moet worden opgezet voor de gehele
veehouderij c.q. plantaardige sectoren die het instrument algemeen
verbindend moeten krijgen voor het innen van heffingen voor een DGF c.q.
PGF om zo te zorgen dat “free riders” worden uitgesloten. Deelt het
kabinet deze veronderstelling? Zo nee, waarom niet?

Welke ervaring uit het buitenland met IBO’s en producentenorganisaties
(PO) zijn bij het kabinet bekend? De leden van de CDA-fractie merken op
dat bijvoorbeeld in België al geruime tijd instructies voor het
opzetten en inwerkingtreden worden verspreid.

Als binnen een keten in de vorm van IBO’s afspraken worden gemaakt
tussen het bedrijfsleven, hoe verhouden dergelijke afspraken zich tot de
mededingingswetgeving? Is het mogelijk om hier van te voren duidelijk
over te verschaffen? Zo nee, waarom niet? 

Willen de bewindspersonen beperkingen opleggen aan het aantal IBO’s en
PO’s? Zo ja, waarom?

De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet kan garanderen dat de
goede dienstverlening aan bedrijven (zoals die vandaag de dag geleverd
wordt door de schappen) in stand blijft bij het overnemen van diverse
taken door  de ministeries?

Heeft het kabinet de juridische risico’s die worden gelopen door het
schrappen van de PBO’s laten onderzoeken? Zo ja, zouden de uitkomsten
hiervan aan de Kamer beschikbaar kunnen worden gesteld? Is het kabinet
bereid om de correspondentie met de SER met betrekking tot het opheffen
van de PBO’s aan de Kamer beschikbaar te stellen?

Op dit moment wordt de haalbaarheid van het traject per 1 januari 2014
onderzocht. Is het kabinet bereid de uitkomsten van het onderzoek, welke
naar verwachting medio juni 2013 gereed is, beschikbaar te stellen aan
de Kamer?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben geen nadere vragen over de opheffing
van de PBO’s, maar willen graag van de gelegenheid gebruik maken om de
minister en staatssecretaris opnieuw aan te sporen haast te maken met
het PBO-opheffingsproces.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het
verslag van het schriftelijk overleg over de Voortgangsbrief over de
opheffing van de PBO. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan nog
aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn niet overtuigd van de noodzaak
om onomkeerbare stappen te nemen alvorens het wetsvoorstel wordt
behandeld. Deze leden vragen het kabinet daarom geen onomkeerbare
stappen te nemen vooruitlopend op de behandeling van het wetsvoorstel,
dat zelfs nog geschreven moet worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat nog veel
onduidelijkheid bestaat over de vormgeving en taken van de producenten-
en brancheorganisaties in het kader van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB), aangezien de onderhandelingen over het GLB nog
niet zijn afgerond. Deze leden zijn van mening dat het niet verstandig
is onomkeerbare stappen te nemen voordat duidelijk is welke wettelijke
mogelijkheden deze producenten- en brancheorganisaties straks krijgen.
Voorkomen moet worden dat er lacunes ontstaan die niet door deze
producenten- en brancheorganisaties kunnen worden opgevuld. Genoemde
leden vragen het kabinet aan te geven hoe zij dit wil borgen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de bijdrage die
sectoren straks (via de producenten- en brancheorganisaties) kunnen
leveren aan de publiek-private samenwerking in het kader van het
topsectorenbeleid, en aan de hierbij samenhangende projecten op het
terrein van duurzaamheid en innovatie. Genoemde leden vragen het kabinet
zich ervoor in te zetten dat goedlopende projecten, zoals Duurzame
Zuivelketen, niet in de knel komen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het kabinet
voornemens taken weg te halen bij de schappen terwijl de bevoegdheid om
een heffing op te leggen blijft bestaan. Wat betekent dit dan voor de
heffing, zo vragen deze leden. Wordt deze afgebouwd, naarmate meer taken
naar het ministerie worden overgeheveld?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er een categorie
taken is waarvoor nog geen wettelijke basis aanwezig is en waarvoor deze
nog gecreëerd moet worden. Om welke taken gaat het dan, zo vragen deze
leden?

      

II	Antwoord / Reactie van de minister

III	Volledige agenda

Brief regering - minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp - 11 juni
201, Beantwoording vragen commissie over de opheffing van de
Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) (Kamerstuk 32 615, nr. 8) -
2013Z11816

Brief regering - minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp - 1 mei
2013, Voortgangsbrief Opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
(PBO) - 32615-8

Brief regering - minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp - 17 juni
2013, Voortgangsbrief over opheffing van de PBO - 2013Z12327

 PAGE   \* MERGEFORMAT 4