Voortgangsbrief Opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)(Kamerstuk 32615, nr. 8)
Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2013D25975, datum: 2013-06-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.I. Hamer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.P.M. van de Wiel, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2013Z08862:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken
- Medeindiener: S.A.M. Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-05-14 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-05-15 14:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-05-30 16:00: Voortgangsbrief Opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-06-18 16:00: Opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2013-09-18 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
32 615 Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal aanvullende en resterende vragen en opmerkingen voor te leggen over enkele brieven van de minister en staatssecretaris van Economische Zaken inzake de opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Het betreft onder meer vragen die resteren naar aanleiding van het schriftelijk overleg van de commissie met de minister en staatssecretaris over de voortgangsbrief opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) d.d. 1 mei 2013. Een volledige agenda staat opgenomen aan het einde van dit verslag. De op 19 juni 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken bij brief van …….. toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken Hamer De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken Van de Wiel Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen van de leden van de VVD-fractie Vragen van de leden van de CDA-fractie Vragen van de leden van de D66-fractie Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie II Antwoord / Reactie van de minister III Volledige agenda I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief die de minister en staatssecretaris van Economische Zaken naar de Eerste Kamer hebben gestuurd naar aanleiding van het besluit om deze bewindspersonen niet te steunen in het traject voor het opheffen van de productschappen. De leden van de VVD-fractie hebben voorts kennisgenomen van de schriftelijke beantwoording van de bewindspersonen ten aanzien van de vragen die zij hebben gesteld over de voortgangsbrief over dit onderwerp. Deze leden hebben daarbij nog de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie willen allereerst melden dat zij steun verlenen aan de minister en staatsecretaris voor het traject van opheffing. De bewindspersonen hebben in de voortgangsbrief duidelijk aangegeven dat niet beoogd is een inhoudelijk discussie met de Kamer te voeren over de opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) en dat dit aan de orde komt bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Kamer. Tevens hebben zij in de voortgangsbrief gegronde redenen gegeven waarom zij het noodzakelijk vinden om alvast stappen te nemen vooruitlopend op de behandeling van het wetsvoorstel: het blijven borgen van dier- en plantgezondheid, voedselveiligheid en crisismanagement. Deze stappen dienen gezet te worden om de expertise te behouden en de continuïteit van uitvoering van de publieke taken en de dienstverlening naar de sectoren te kunnen blijven garanderen. Onzekerheid en risico’s met betrekking tot plant- en diergezondheid en voedselveiligheid, met als gevolg bijvoorbeeld het wegvallen van exportmogelijkheden, moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Wel roepen de leden van de VVD-fractie de minister en staatssecretaris op om tijdens het afbouwproces van de PBO de benodigde zorgvuldigheid te betrachten. De leden van de VVD-fractie bedanken de minister en staatsecretaris voor de uitgebreide beantwoording naar aanleiding van de vragen over de toekomst PBO gesteld in het schriftelijk overleg. De leden van de VVD-fractie zien geen aanleiding voor het stellen van aanvullende vragen. De VVD-fractie wil van de bewindspersonen wel de toezegging zodra er nieuwe afspraken zijn gemaakt of besluiten zijn genomen over bijvoorbeeld de toekomst van het Diergezondheidfonds (DGF), de herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven op bijvoorbeeld diergezondheid en de oprichting van producenten- en brancheorganisaties de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Vragen van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van de beantwoording over de toekomst PBO nog een aantal vragen. Tevens zullen een aantal vragen nogmaals worden gesteld aangezien deze in het eerdere schriftelijk overleg door de minister en staatssecretaris niet zijn beantwoord. De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet aangeeft het redelijk te vinden dat de overige kosten door de schappen zelf moeten worden gefinancierd. Kan het kabinet ook aangeven waarom ze dat vindt? Welke risico’s loopt de exportpositie van Nederland als het stelsel van verordeningen verdwijnt en daarmee ook nogal wat bovenwettelijke afspraken niet meer “sectorbreed” kunnen worden gemaakt? Het Veterinair Informatie Punt (VIP) is voor exporterende bedrijven als zéér waardevol betiteld. Het kabinet geeft aan dat export zeer belangrijk is. Waarom legt het kabinet de gevolgen van het opheffen van het VIP geheel bij het bedrijfsleven neer? Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet van mening is dat medefinanciering van land- en tuinbouw nodig is voor een DGF en Plantgezondheidsfonds (PGF)? Zo ja, dan veronderstelt dit dat een Interbrancheorganisatie (IBO) moet worden opgezet voor de gehele veehouderij c.q. plantaardige sectoren die het instrument algemeen verbindend moeten krijgen voor het innen van heffingen voor een DGF c.q. PGF om zo te zorgen dat “free riders” worden uitgesloten. Deelt het kabinet deze veronderstelling? Zo nee, waarom niet? Welke ervaring uit het buitenland met IBO’s en producentenorganisaties (PO) zijn bij het kabinet bekend? De leden van de CDA-fractie merken op dat bijvoorbeeld in België al geruime tijd instructies voor het opzetten en inwerkingtreden worden verspreid. Als binnen een keten in de vorm van IBO’s afspraken worden gemaakt tussen het bedrijfsleven, hoe verhouden dergelijke afspraken zich tot de mededingingswetgeving? Is het mogelijk om hier van te voren duidelijk over te verschaffen? Zo nee, waarom niet? Willen de bewindspersonen beperkingen opleggen aan het aantal IBO’s en PO’s? Zo ja, waarom? De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet kan garanderen dat de goede dienstverlening aan bedrijven (zoals die vandaag de dag geleverd wordt door de schappen) in stand blijft bij het overnemen van diverse taken door de ministeries? Heeft het kabinet de juridische risico’s die worden gelopen door het schrappen van de PBO’s laten onderzoeken? Zo ja, zouden de uitkomsten hiervan aan de Kamer beschikbaar kunnen worden gesteld? Is het kabinet bereid om de correspondentie met de SER met betrekking tot het opheffen van de PBO’s aan de Kamer beschikbaar te stellen? Op dit moment wordt de haalbaarheid van het traject per 1 januari 2014 onderzocht. Is het kabinet bereid de uitkomsten van het onderzoek, welke naar verwachting medio juni 2013 gereed is, beschikbaar te stellen aan de Kamer? Vragen van de leden van de D66-fractie De leden van de D66-fractie hebben geen nadere vragen over de opheffing van de PBO’s, maar willen graag van de gelegenheid gebruik maken om de minister en staatssecretaris opnieuw aan te sporen haast te maken met het PBO-opheffingsproces. Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg over de Voortgangsbrief over de opheffing van de PBO. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan nog aantal vragen en opmerkingen. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn niet overtuigd van de noodzaak om onomkeerbare stappen te nemen alvorens het wetsvoorstel wordt behandeld. Deze leden vragen het kabinet daarom geen onomkeerbare stappen te nemen vooruitlopend op de behandeling van het wetsvoorstel, dat zelfs nog geschreven moet worden. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat nog veel onduidelijkheid bestaat over de vormgeving en taken van de producenten- en brancheorganisaties in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), aangezien de onderhandelingen over het GLB nog niet zijn afgerond. Deze leden zijn van mening dat het niet verstandig is onomkeerbare stappen te nemen voordat duidelijk is welke wettelijke mogelijkheden deze producenten- en brancheorganisaties straks krijgen. Voorkomen moet worden dat er lacunes ontstaan die niet door deze producenten- en brancheorganisaties kunnen worden opgevuld. Genoemde leden vragen het kabinet aan te geven hoe zij dit wil borgen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de bijdrage die sectoren straks (via de producenten- en brancheorganisaties) kunnen leveren aan de publiek-private samenwerking in het kader van het topsectorenbeleid, en aan de hierbij samenhangende projecten op het terrein van duurzaamheid en innovatie. Genoemde leden vragen het kabinet zich ervoor in te zetten dat goedlopende projecten, zoals Duurzame Zuivelketen, niet in de knel komen. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het kabinet voornemens taken weg te halen bij de schappen terwijl de bevoegdheid om een heffing op te leggen blijft bestaan. Wat betekent dit dan voor de heffing, zo vragen deze leden. Wordt deze afgebouwd, naarmate meer taken naar het ministerie worden overgeheveld? De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er een categorie taken is waarvoor nog geen wettelijke basis aanwezig is en waarvoor deze nog gecreëerd moet worden. Om welke taken gaat het dan, zo vragen deze leden? II Antwoord / Reactie van de minister III Volledige agenda Brief regering - minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp - 11 juni 201, Beantwoording vragen commissie over de opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) (Kamerstuk 32 615, nr. 8) - 2013Z11816 Brief regering - minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp - 1 mei 2013, Voortgangsbrief Opheffing publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) - 32615-8 Brief regering - minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp - 17 juni 2013, Voortgangsbrief over opheffing van de PBO - 2013Z12327 PAGE \* MERGEFORMAT 4