[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33660 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie

Wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D26259, datum: 2013-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z12354:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W06.13.0044/III	's-Gravenhage, 13 maart 2013

Bij Kabinetsmissive van 4 maart 2013, no.13.000363, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Financiƫn, mede namens de Minister
van Veiligheid en Justitie, de Minister van Buitenlandse Zaken en de
Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot
wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de
toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960
inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie, met
memorie van toelichting.

Het voorstel bevat regels die betrekking hebben op het Verdrag van
Parijs inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de
kernenergie (hierna: het Verdrag). Het voorstel houdt in dat de Minister
van Financiƫn in Nederland gelegen kerninstallaties van de toepassing
van dat verdrag kan uitsluiten. Bij toepassing van die bevoegdheid kan
tevens worden bepaald dat de exploitant van de kerninstallatie
aansprakelijk blijft voor schade waarop ten gevolge van dat besluit het
Verdrag van Parijs niet meer van toepassing is. De Afdeling advisering
van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel,
maar maakt een opmerking over de afbakening van de voorgestelde
bevoegdheid. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van
het voorstel wenselijk is.

Krachtens artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag kan de
Bestuurscommissie van het OESO-Agentschap voor Kernenergie (hierna: de
Bestuurscommissie), indien naar haar mening de geringe omvang van de
betrokken risicoā€™s dit rechtvaardigt, kerninstallaties, splijtstoffen
of splijtbare stoffen van toepassing van het Verdrag uitzonderen. In
1990 heeft de Bestuurscommissie een dergelijk besluit genomen ten
aanzien van kerninstallaties die in het proces van ontmanteling
verkeren. 

Het voorstel bepaalt dat de Minister van Financiƫn, met inachtneming
van de besluiten van de Bestuurscommissie ex artikel 1, onderdeel b, van
het Verdrag, in Nederland gelegen kerninstallaties van de toepassing van
dat verdrag kan uitsluiten, indien de geringe omvang van de betrokken
risicoā€™s in relatie tot de kosten van de verdragsverplichtingen dat
naar zijn oordeel rechtvaardigen.

De Afdeling stelt vast dat het bovengenoemde besluit uit 1990 het enige
besluit is dat de Bestuurscommissie tot op heden heeft genomen met
betrekking tot de uitsluiting van kerninstallaties van de toepassing van
het Verdrag. Uit de toelichting is niet duidelijk waarom de voorgestelde
bevoegdheid op dit moment niet wordt beperkt tot dat besluit.

Voor zover er rekening mee zou worden gehouden dat de Bestuurscommissie
in de toekomst een of meer nieuwe besluiten zal nemen over de
uitsluiting van kerninstallaties van de toepassing van dit Verdrag, kan
op dit moment niet goed worden beoordeeld of het nodig en wenselijk zal
zijn dat de Minister van Financiƫn ter implementatie van die besluiten
in Nederland de thans voorgestelde bevoegdheid uitoefent en daarbij een
zelfstandige afweging kan maken tussen de geringe omvang van de
risicoā€™s enerzijds en de kosten van de verdragsverplichtingen
anderzijds.

De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, in de toelichting in
te gaan op de vraag of op afzienbare termijn nieuwe besluiten van de
Bestuurscommissie over de uitsluiting van kerninstallaties van de
toepassing van dit Verdrag te verwachten zijn, zodat het zinvol en
verantwoord is om in het onderhavige voorstel daar al rekening mee te
houden. Indien dit niet het geval is, geeft de Afdeling in overweging de
voorgestelde bevoegdheid te beperken tot het besluit uit 1990.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Trb. 1961, nr. 27.

	Artikel I (artikel 5a).

	Besluit van de Bestuurscommissie van 20 april 1990, [NE/M(90)1].

	Nuclear Energy Agency, Paris Convention, Decisions Recommendations,
Interpretations, Paris 1990.

  PAGE  1 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........