[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de brief van de heer J. G. over de fictieve opzegtermijn in de WW

Brief regering

Nummer: 2013D26828, datum: 2013-06-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z13096:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoekt mij
met de brief van 16 mei 2013 om een reactie op de brief van de heer J.
G. over de fictieve opzegtermijn in de WW. De arbeidsovereenkomst van de
heer J. G. is ontbonden door de kantonrechter en de datum van ontbinding
ligt op een eerdere datum dan de datum waarop hij van het UWV een
WW-uitkering ontvangt. De heer J. G. hoopt dat wet- en regelgeving
worden aangepast zodat dit verschil in ontbindingsdatum en recht op WW
in de toekomst wordt weggenomen. 

In reactie hierop merk ik allereerst op dat ik niet treed in individuele
gevallen. Het is aan het UWV de regels van de WW in concrete situaties
toe te passen en in laatste instantie aan de rechter. 

Tegen de beslissing van het UWV om de WW-uitkering later dan de
ontbindingsdatum in te laten gaan, heeft de heer J. G. bezwaar en beroep
aangetekend. Echter, het beroep is ongegrond verklaard. 

Zoals de heer J. G. in zijn brief aangeeft ontstaat de uitkeringsloze
periode door het verschil in de ontbindingsdatum van de
arbeidsovereenkomst en de datum waarop de fictieve opzegtermijn afloopt.
Deze fictieve opzegtermijn wordt aangehouden wanneer de opzegtermijn,
die gebaseerd is op de duur van het dienstverband, niet in acht is
genomen. Dit kan voorkomen bij de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden of bij ontbinding van de
arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Dit betekent dat bij
beëindiging van de arbeidsovereenkomst de werknemer pas recht heeft op
een WW-uitkering wanneer de opzegtermijn die de werkgever had aan moeten
houden verlopen is. De inkomsten die de werknemer ontvangt in verband
met de ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden aangemerkt als loon
over de niet in acht genomen opzegtermijn. De werknemer heeft daardoor
niet direct recht op een WW-uitkering. Overigens verandert de fictieve
opzegtermijn de duur van de WW-uitkering niet, maar verschuift slechts
de datum waarop de WW-uitkering ingaat.

 

De invoering van de fictieve opzegtermijn was onderdeel van de Wet
Flexibiliteit en zekerheid (1999). Vóór deze tijd bepaalde de manier
waarop de arbeidsovereenkomst eindigde (opzegging, ontbinding of met
wederzijds goedvinden) de ingangsdatum van de WW-uitkering. Het kon dus
zo zijn dat de werknemer bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst een
ontslagvergoeding kreeg en daarnaast direct een WW-uitkering ontving.
Dit werd door het toenmalige kabinet als ongewenst gezien. Om deze
redenen is de fictieve opzegtermijn in de WW ingevoerd. Ik zie geen
aanleiding om hierin wijziging aan te brengen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 

L.F. Asscher