[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33673 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen

Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D27177, datum: 2013-06-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z13092:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W04.13.0011/I	's-Gravenhage, 8 maart 2013

Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2013, no.13.000091, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Defensie, bij de
Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet
veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor
het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van
veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie
van toelichting.

Het wetsvoorstel regelt onder meer dat de kosten, verbonden aan het
uitvoeren van een veiligheidsonderzoek bij de vervulling van een
vertrouwensfunctie, in rekening worden gebracht bij de (publieke of
private) werkgever. Deze doorberekening van de kosten vloeit primair
voort uit het streven te komen tot een scherper aanwijzingsbeleid zodat
het aantal vertrouwensfuncties afneemt. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het streven
van de regering om te komen tot een scherpere aanwijzing van
vertrouwensfuncties, maar maakt opmerkingen over de gevolgen van de
doorberekening van de kosten van veiligheidsonderzoeken, over de
maatregelen om te komen tot een scherpere aanwijzing van
vertrouwensfuncties en over vertrouwensfunctionarissen zonder specifieke
vertrouwensfuncties.

1.	Doorberekening van de kosten van veiligheidsonderzoeken

Het wettelijk stelsel voor het veiligheidsonderzoek is als volgt.
Vertrouwensfuncties kunnen worden aangewezen zowel bij de overheid als
bij private werkgevers. Een vertrouwensfunctie wordt aangewezen door de
minister die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waartoe de
vertrouwensfunctie behoort (vakminister) in overeenstemming met de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (BZK). Aanwijzing
vindt plaats voor die functies die de mogelijkheid bieden de nationale
veiligheid te schaden. De werkgever verschaft de daarvoor benodigde
gegevens. 

Het wetsvoorstel beoogt met de doorberekening aan de werkgever van de
kosten die samenhangen met het initiële veiligheidsonderzoek en het
herhalingsonderzoek tot een scherper aanwijzingsbeleid te komen; dat
moet leiden tot een afname van het aantal aangewezen
vertrouwensfuncties. In de toelichting wordt aangegeven dat met de
uitvoering van veiligheidsonderzoeken publieke middelen gemoeid zijn en
dat in het huidige tijdsgewricht een efficiënte inzet van die schaarse
middelen meer dan ooit noodzakelijk is. Doorberekening van kosten aan de
werkgever zal voor de werkgever en de vakminister een stimulans vormen
om bij de aanwijzing van vertrouwensfuncties de noodzaak daarvan goed in
het oog te houden. 

De Afdeling merkt op dat het doorberekenen van kosten bij levering van
diensten door de overheid in het algemeen ook legitiem is. Om die reden
heeft de Afdeling tegen de voorgestelde kostendoorberekening als zodanig
geen bezwaar. De Afdeling benadrukt echter dat de aanwijzing van
vertrouwensfuncties een exclusieve overheidstaak en
-verantwoordelijkheid is met als primaire doel bescherming van de
nationale veiligheid. De minister van BZK en de vakministers dragen de
volledige verantwoordelijkheid voor de bescherming van het belang van de
nationale veiligheid. Het introduceren van een kostenprikkel met als
enige doel het aantal vertrouwensfuncties te verminderen kan tot het
ongewenste effect leiden dat de werkgever vanwege financiële motieven
het risico van kwetsbare functies binnen zijn organisatie onderschat of
onderwaardeert, zodat de vakminister niet goed in staat zal zijn de
dreigingen voor de nationale veiligheid te onderkennen en ten onrechte
zal afzien van het aanwijzen van vertrouwensfuncties. Gelet op de aard
van vertrouwensfuncties en het belang van de nationale veiligheid bij de
aanwijzing van vertrouwensfuncties vindt de Afdeling dit mogelijke
neveneffect ongewenst. Nu de vakminister bij zijn afweging of een
functie moet worden aanwezen als vertrouwensfunctie afhankelijk is van
de informatie die hij ontvangt van de werkgever, is de Afdeling van
oordeel dat gewaarborgd moet worden dat functies die in het belang van
de nationale veiligheid vertrouwensfuncties behoren te zijn ook als
zodanig worden aangewezen. Voorkomen moet worden dat zij uit
kostenoverweging niet (langer) als zodanig worden aangewezen. 

De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan.

2.	Aanwijzing van vertrouwensfuncties

In de toelichting wordt aangegeven dat het aanwijzingsbeleid de laatste
jaren is geërodeerd en dat de aantallen vertrouwensfuncties weer
toenemen. 

De Afdeling mist in de toelichting een beleidsmatige en cijfermatige
analyse van de oorzaak en de omvang van de stijging van de verschillende
categorieën vertrouwensfuncties. In de toelichting wordt slechts
melding gemaakt van de door de AIVD in 2010 gestarte heroriëntatie op
het aanwijzingsbeleid bij vertrouwensfuncties. Volgens de strekking van
de Wvo moet het aanwijzingsbeleid erop gericht zijn uitsluitend die
functies als vertrouwensfuncties aan te wijzen die de mogelijkheid
bieden het nationaal belang te schaden. 

De Afdeling is van oordeel dat helder moet zijn welke
aanwijzingscriteria en aanwijzingsgronden rijksbreed gelden en op welke
wijze die zullen worden toegepast. Daarnaast is het de
verantwoordelijkheid van de vakminister om periodiek toezicht te houden
op de ontwikkeling van de aantallen en verschillende categorieën
vertrouwensfuncties om te toetsen of de praktijk nog wel aansluit bij de
doelstelling van de wet. De Afdeling mist in de toelichting een
uiteenzetting van de maatregelen die zijn en zullen worden genomen om te
komen tot een aanvaardbaar aantal vertrouwensfuncties en tot een
scherper en zuiverder aanwijzingsbeleid. 

De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan. 

3.	Vertrouwensfunctionarissen zonder specifieke vertrouwensfuncties

In de toelichting wordt ingegaan op een specifiek probleem dat zich met
name voordoet in de private sector. Teneinde flexibele inzet van
personeel mogelijk te maken worden “pools” gevormd met
vertrouwensfunctionarissen zonder dat zij een directe band hebben met
een specifieke functie. 

De Afdeling merkt allereerst op dat in de toelichting geen cijfers
worden gegeven over het aantal vertrouwensfunctionarissen dat niet in
een specifieke (vertrouwens)functie is benoemd. Het is daarom niet
mogelijk de omvang van dit vraagstuk te beoordelen. Daarnaast merkt de
Afdeling op dat op grond van artikel 7 Wvo het veiligheidsonderzoek
gericht dient te zijn op een persoon in verband met de vervulling van
een bepaalde vertrouwensfunctie. Daaruit volgt dat er geen aanleiding is
iemand aan een veiligheidsonderzoek te onderwerpen zolang er voor die
persoon geen direct uitzicht is op benoeming in een bepaalde functie.

Wel blijkt uit de Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties van de AIVD dat
het uit het oogpunt van mobiliteit onder bepaalde voorwaarden mogelijk
is om van vertrouwensfuncties te wisselen zonder dat een nieuw
veiligheidsonderzoek nodig is. Om deze mobiliteit mogelijk te maken
worden functies met vergelijkbare kwetsbaarheden aan elkaar gekoppeld
(functieclustering). Het zou dan gaan om functies die op dezelfde grond
zijn aangewezen en in dezelfde categorie vallen. De Afdeling merkt op
dat niet duidelijk is of gevormde “pools” vallen onder de
functieclustering zoals de AIVD die onder bepaalde voorwaarden toelaat.

De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn besteed.

De vice-president van de Raad van State, 

 	Artikel 3, eerste lid, van de Wvo. Bij Hoge Colleges van Staat worden
vertrouwensfuncties aangewezen door het bevoegd gezag van dat college,
eveneens in overeenstemming met de Minister van BZK.

 	Burgers betalen leges bij de afgifte van een vergunning, paspoort of
verklaring omtrent het gedrag.

 	Artikel 6 van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2002.

 	Toelichting, § 1 (Algemeen) en § 2 (Kostendoorberekening).

 	In het jaarverslag 2011 van de AIVD wordt gemeld dat er in 2011 75.556
vertrouwensfuncties waren, waarvan 30.487 bij de sector
burgerluchtvaart, 20.800 bij defensieorderbedrijven, 16.996 bij de
politie, en 5.430 bij de rijksoverheid (in 2011 was er nog geen
nationale politie). Bij de sector burgerluchtvaart hebben de cijfers
alleen betrekking op het aantal uitgevoerde onderzoeken: het bestand
vertrouwensfunctionarissen, zo stelt het jaarverslag, ligt beduidend
hoger en fluctueert aanzienlijk. Daarnaast werden in 2011 ongeveer
14.000 veiligheidsonderzoeken binnen het defensiedomein uitgevoerd door
de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Jaarverslag AIVD 2011,
blz. 42 en Jaarverslag MIVD 2011, blz. 32.

	Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties van de AIVD (versie april 2012,
kenmerk 4774418/, pagina 4.

 PAGE   \* MERGEFORMAT 4 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........