33673 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen
Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D27177, datum: 2013-06-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z13092:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: J.A. Hennis-Plasschaert, minister van Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-07-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-07-04 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-09-12 14:00: Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen (33673) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-06-05 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-06-19 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-10-08 19:30: Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen (33673) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-10-14 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.13.0011/I 's-Gravenhage, 8 maart 2013 Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2013, no.13.000091, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel regelt onder meer dat de kosten, verbonden aan het uitvoeren van een veiligheidsonderzoek bij de vervulling van een vertrouwensfunctie, in rekening worden gebracht bij de (publieke of private) werkgever. Deze doorberekening van de kosten vloeit primair voort uit het streven te komen tot een scherper aanwijzingsbeleid zodat het aantal vertrouwensfuncties afneemt. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het streven van de regering om te komen tot een scherpere aanwijzing van vertrouwensfuncties, maar maakt opmerkingen over de gevolgen van de doorberekening van de kosten van veiligheidsonderzoeken, over de maatregelen om te komen tot een scherpere aanwijzing van vertrouwensfuncties en over vertrouwensfunctionarissen zonder specifieke vertrouwensfuncties. 1. Doorberekening van de kosten van veiligheidsonderzoeken Het wettelijk stelsel voor het veiligheidsonderzoek is als volgt. Vertrouwensfuncties kunnen worden aangewezen zowel bij de overheid als bij private werkgevers. Een vertrouwensfunctie wordt aangewezen door de minister die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waartoe de vertrouwensfunctie behoort (vakminister) in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (BZK). Aanwijzing vindt plaats voor die functies die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden. De werkgever verschaft de daarvoor benodigde gegevens. Het wetsvoorstel beoogt met de doorberekening aan de werkgever van de kosten die samenhangen met het initiële veiligheidsonderzoek en het herhalingsonderzoek tot een scherper aanwijzingsbeleid te komen; dat moet leiden tot een afname van het aantal aangewezen vertrouwensfuncties. In de toelichting wordt aangegeven dat met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken publieke middelen gemoeid zijn en dat in het huidige tijdsgewricht een efficiënte inzet van die schaarse middelen meer dan ooit noodzakelijk is. Doorberekening van kosten aan de werkgever zal voor de werkgever en de vakminister een stimulans vormen om bij de aanwijzing van vertrouwensfuncties de noodzaak daarvan goed in het oog te houden. De Afdeling merkt op dat het doorberekenen van kosten bij levering van diensten door de overheid in het algemeen ook legitiem is. Om die reden heeft de Afdeling tegen de voorgestelde kostendoorberekening als zodanig geen bezwaar. De Afdeling benadrukt echter dat de aanwijzing van vertrouwensfuncties een exclusieve overheidstaak en -verantwoordelijkheid is met als primaire doel bescherming van de nationale veiligheid. De minister van BZK en de vakministers dragen de volledige verantwoordelijkheid voor de bescherming van het belang van de nationale veiligheid. Het introduceren van een kostenprikkel met als enige doel het aantal vertrouwensfuncties te verminderen kan tot het ongewenste effect leiden dat de werkgever vanwege financiële motieven het risico van kwetsbare functies binnen zijn organisatie onderschat of onderwaardeert, zodat de vakminister niet goed in staat zal zijn de dreigingen voor de nationale veiligheid te onderkennen en ten onrechte zal afzien van het aanwijzen van vertrouwensfuncties. Gelet op de aard van vertrouwensfuncties en het belang van de nationale veiligheid bij de aanwijzing van vertrouwensfuncties vindt de Afdeling dit mogelijke neveneffect ongewenst. Nu de vakminister bij zijn afweging of een functie moet worden aanwezen als vertrouwensfunctie afhankelijk is van de informatie die hij ontvangt van de werkgever, is de Afdeling van oordeel dat gewaarborgd moet worden dat functies die in het belang van de nationale veiligheid vertrouwensfuncties behoren te zijn ook als zodanig worden aangewezen. Voorkomen moet worden dat zij uit kostenoverweging niet (langer) als zodanig worden aangewezen. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan. 2. Aanwijzing van vertrouwensfuncties In de toelichting wordt aangegeven dat het aanwijzingsbeleid de laatste jaren is geërodeerd en dat de aantallen vertrouwensfuncties weer toenemen. De Afdeling mist in de toelichting een beleidsmatige en cijfermatige analyse van de oorzaak en de omvang van de stijging van de verschillende categorieën vertrouwensfuncties. In de toelichting wordt slechts melding gemaakt van de door de AIVD in 2010 gestarte heroriëntatie op het aanwijzingsbeleid bij vertrouwensfuncties. Volgens de strekking van de Wvo moet het aanwijzingsbeleid erop gericht zijn uitsluitend die functies als vertrouwensfuncties aan te wijzen die de mogelijkheid bieden het nationaal belang te schaden. De Afdeling is van oordeel dat helder moet zijn welke aanwijzingscriteria en aanwijzingsgronden rijksbreed gelden en op welke wijze die zullen worden toegepast. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de vakminister om periodiek toezicht te houden op de ontwikkeling van de aantallen en verschillende categorieën vertrouwensfuncties om te toetsen of de praktijk nog wel aansluit bij de doelstelling van de wet. De Afdeling mist in de toelichting een uiteenzetting van de maatregelen die zijn en zullen worden genomen om te komen tot een aanvaardbaar aantal vertrouwensfuncties en tot een scherper en zuiverder aanwijzingsbeleid. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan. 3. Vertrouwensfunctionarissen zonder specifieke vertrouwensfuncties In de toelichting wordt ingegaan op een specifiek probleem dat zich met name voordoet in de private sector. Teneinde flexibele inzet van personeel mogelijk te maken worden “pools” gevormd met vertrouwensfunctionarissen zonder dat zij een directe band hebben met een specifieke functie. De Afdeling merkt allereerst op dat in de toelichting geen cijfers worden gegeven over het aantal vertrouwensfunctionarissen dat niet in een specifieke (vertrouwens)functie is benoemd. Het is daarom niet mogelijk de omvang van dit vraagstuk te beoordelen. Daarnaast merkt de Afdeling op dat op grond van artikel 7 Wvo het veiligheidsonderzoek gericht dient te zijn op een persoon in verband met de vervulling van een bepaalde vertrouwensfunctie. Daaruit volgt dat er geen aanleiding is iemand aan een veiligheidsonderzoek te onderwerpen zolang er voor die persoon geen direct uitzicht is op benoeming in een bepaalde functie. Wel blijkt uit de Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties van de AIVD dat het uit het oogpunt van mobiliteit onder bepaalde voorwaarden mogelijk is om van vertrouwensfuncties te wisselen zonder dat een nieuw veiligheidsonderzoek nodig is. Om deze mobiliteit mogelijk te maken worden functies met vergelijkbare kwetsbaarheden aan elkaar gekoppeld (functieclustering). Het zou dan gaan om functies die op dezelfde grond zijn aangewezen en in dezelfde categorie vallen. De Afdeling merkt op dat niet duidelijk is of gevormde “pools” vallen onder de functieclustering zoals de AIVD die onder bepaalde voorwaarden toelaat. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn besteed. De vice-president van de Raad van State, Artikel 3, eerste lid, van de Wvo. Bij Hoge Colleges van Staat worden vertrouwensfuncties aangewezen door het bevoegd gezag van dat college, eveneens in overeenstemming met de Minister van BZK. Burgers betalen leges bij de afgifte van een vergunning, paspoort of verklaring omtrent het gedrag. Artikel 6 van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2002. Toelichting, § 1 (Algemeen) en § 2 (Kostendoorberekening). In het jaarverslag 2011 van de AIVD wordt gemeld dat er in 2011 75.556 vertrouwensfuncties waren, waarvan 30.487 bij de sector burgerluchtvaart, 20.800 bij defensieorderbedrijven, 16.996 bij de politie, en 5.430 bij de rijksoverheid (in 2011 was er nog geen nationale politie). Bij de sector burgerluchtvaart hebben de cijfers alleen betrekking op het aantal uitgevoerde onderzoeken: het bestand vertrouwensfunctionarissen, zo stelt het jaarverslag, ligt beduidend hoger en fluctueert aanzienlijk. Daarnaast werden in 2011 ongeveer 14.000 veiligheidsonderzoeken binnen het defensiedomein uitgevoerd door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Jaarverslag AIVD 2011, blz. 42 en Jaarverslag MIVD 2011, blz. 32. Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties van de AIVD (versie april 2012, kenmerk 4774418/, pagina 4. PAGE \* MERGEFORMAT 4 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........