Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake de voorhang bekostiging ambulancezorg (Kamerstuk 32 854, nr. 16)
Tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2013D27858, datum: 2013-06-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Neppérus, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2013Z11856:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-06-19 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-06-25 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-06-27 14:00: Voorhangbrief inzake bekostiging ambulancezorg (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-03-20 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
32 854 Tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg) Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld ------------------ In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 11 juni 2013 inzake de voorhang bekostiging ambulancezorg (Kamerstuk 32 854, nr. 16). De op 28 juni 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van ----- toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, NeppĂ©rus Adjunct-griffier van de commissie, Clemens Inhoudsopgave blz. I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II. Reactie van de minister I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de voorhangbrief gelezen. Zij hebben nog enkele vragen. De minister geeft aan dat onder andere doelmatig werken een van de uitgangspunten is bij de nieuwe beleidsregels. Wordt daaronder ook verstaan dat het gebruik van ambulances alleen nog plaats zal vinden wanneer nodig, en alleen voor ritten waarvoor ambulances ook daadwerkelijk nodig zijn? De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is in overleg met veldpartijen over de mogelijke vormgeving van nieuwe beleidsregels. Kan de minister toelichten hoe dit proces verder verloopt, wat de verwachtingen zijn ten aanzien van een afronding van dit overleg, en hoe de Kamer hierover geĂŻnformeerd wordt? Kan de minister aangeven hoe het staat met de totstandkoming van de definitieve wettelijke regeling voor de ambulancezorg? Vragen en opmerkingen van de SP-fractie Zoals bekend waren de leden van de SP-fractie geen voorstander van de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz). Deze leden hadden bezwaar tegen de tijdelijkheid van de wet. Doordat de wet een beperkte geldigheid heeft van vijf jaar ligt de dreiging van marktwerking in de ambulancezorg altijd op de loer. Of kan de minister die zorg definitief wegnemen? Deze leden vragen de minister of zij kan garanderen dat na het verlopen van deze wet geen vrije toetreding tot de ambulancezorg wordt toegestaan. Is de minister voornemens om ook dan de monopoliepositie per veiligheidsregio in stand te houden waardoor er geen concurrentie tussen aanbieders mogelijk is? De leden van de SP-fractie delen met de minister dat te complexe bekostigingssystematiek onwenselijk is. Volgens de minister is de huidige bekostiging sterk gericht op het vergoeden van gereden ritten en kilometers in plaats van het vergoeden van beschikbaarheid van ambulancezorg. Genoemde leden kunnen zich voorstellen dat de minister dit wil aanpassen. Deze leden zijn in algemene zin geen voorstander van bekostiging van productie in de zorg en vinden een bekostiging van beschikbaarheid beter op zijn plaats. Wel vragen de leden van de SP-fractie de minister waarom er eerder wel gekozen is voor bekostiging per rit. Welke overwegingen lagen toen daaraan ten grondslag? Ook willen zij weten in welke mate de correctie achteraf op dit moment functioneert. Daarnaast willen de leden van de SP-fractie weten in hoeverre de wijziging van de bekostiging van de ambulancezorg effect heeft op de verschillende regioâs. Zij vragen de minister of de nieuwe wijze van bekostiging in bepaalde veiligheidsregioâs negatief kan uitpakken. Zo ja, welke regioâs betreft dit en welk effect heeft dit op de beschikbaarheid van ambulances? Dit vragen deze leden omdat de minister stelt dat dit een kostenneutrale wijziging is, wat zal betekenen dat wanneer een bepaalde regio een groter budget krijgt een andere regio het met minder geld zal moeten doen. De minister schrijft dat een deel van het budget zal bestaan uit nacalculeerbare kosten. Dit betreft over het algemeen de variabele kosten per rit en kosten die een grote variatie kennen tussen de verschillende Regionale Ambulance Voorzieningen (RAVâs). De leden van de SP-fractie vragen de minister welk deel van de kosten uit deze nacalculeerbare kosten zal bestaan. Verder vragen deze leden de minister hoe de nieuwe financieringssystematiek zich verhoudt tot het feit dat de wet slechts voor vijf jaar geldig is. De minister schrijft dat indien de RAVâs zijn âovergefinancierdâ het wenselijk is dat verzekeraars via het instrument van het vereveningsbedrag dit geld kunnen terugvorderen. Onderfinanciering wordt gecorrigeerd via het reguliere declaratieverkeer stelt de minister. De zorgautoriteit kan hier een aparte prestatie voor vaststellen. De leden van de SP-fractie vragen de minister hier verder op in te gaan. Hoe komt die aparte prestatie eruit te zien? In welke gevallen is er sprake van overfinanciering? In welke gevallen van onderfinanciering? En wat is hiervan de oorzaak? De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de transitiefase. Tijdens deze fase bestaat het risico op onduidelijkheden in de financiering. Daardoor kan de budgettering oneerlijk uitpakken en kunnen bepaalde RAVâs mogelijk in de problemen komen. Deelt de minister die zorgen? Genoemde leden vragen hoe de minister kan garanderen dat dit niet zal gebeuren. De minister schrijft dat de benodigde spreiding van ambulances over het land niet langer wordt geregeld aan de hand van provinciale spreidingsplannen maar op basis van het door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) opgesteld landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid. Er wordt door de minister gesproken van twee verschillende percentages. Enerzijds stelt de minister dat dit referentiekader tot doel heeft dat ten minste 97% van de inwoners van Nederland in geval van nood binnen een kwartier door een ambulance kan worden bereikt. Anderzijds stelt de minister dat er voldoende ambulances beschikbaar moeten zijn om in 95% van de spoedgevallen onder normale omstandigheden op tijd te kunnen zijn. De leden van de SP-fractie vragen de minister hoe beide percentages zich tot elkaar verhouden. Deze leden vragen de minister een uitgebreide toelichting op beide percentages. Ook vragen genoemde leden of de leidraad van het RIVM nog actueel is. Zij vragen of deze leidraad niet moet worden geactualiseerd. Dit vragen zij omdat de leidraad al enkele jaren oud is en omdat demografische ontwikkelingen wellicht tot gevolg hebben dat deze achterhaald is. Kan de minister aangeven of en op welke plekken de leidraad in de praktijk niet meer in lijn is met de werkelijke situatie ter plaatse? Vragen en opmerkingen van de D66-fractie De leden van de D66-fractie delen de mening van de minister dat het gewenst is de bekostiging van de ambulancezorg aan te passen door die meer te baseren op de benodigde spreiding en capaciteit. De huidige bekostiging die sterk is gericht op het vergoeden van de gereden ritten en kilometers in plaats van op het vergoeden van beschikbaarheid, sluit naar de mening van genoemde leden niet meer aan op de vernieuwde inrichting van de Nederlandse ambulancezorg. Deze leden hebben nog slechts enkele vragen en opmerkingen. De leden van de D66-fractie constateren dat de benodigde spreiding en beschikbaarheid van ambulances tegenwoordig centraal wordt bepaald op basis van het door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu opgestelde landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid. Dit referentiekader beschrijft de benodigde spreiding van ambulances over het land om ervoor te zorgen dat ten minste 97% van de Nederlanders in geval van nood binnen een kwartier door een ambulance bereikt kan worden. Daarnaast schrijft het referentiekader de benodigde capaciteit van ambulances voor om te zorgen dat bij spoedgevallen in 95% van de gevallen een ambulance ter plaatse kan zijn. De leden van de D66-fractie vragen of deze percentages op dit moment ook worden gehaald. Zij vragen daarnaast of de nieuwe financiering kan bijdragen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en beschikbaarheid. De leden van de D66-fractie stellen vast dat in de Twaz is vastgelegd dat de minister de Regionale Ambulance Voorzieningen in de 25 veiligheidsregioâs aanwijst. Deze leden vragen in hoeverre het voor buitenlandse toetreders mogelijk is om toe te treden tot de Nederlandse ambulancezorg en of de nieuwe financiering dit naar verwachting makkelijker zal maken. Genoemde leden constateren dat verzekeraars straks verplicht zijn om gedurende een periode van vijf jaar zorg in te kopen bij de vergunninghouder. Deze leden stellen echter vast dat de verzekeraar bij de verlening van de vergunningen aan de ambulanceaanbieders een beperkte rol heeft. Wil de minister in de Twaz daarom een meer structurele inbreng van de verzekeraar bij de vergunningverlening geven? De leden van de D66-fractie hebben voorts nog enkele vragen bij de genoemde inhoudelijke aspecten die de nieuwe beleidsregels volgens de minister dienen te omvatten. Deze leden vragen op welke wijze bij de bekostiging straks rekening moet worden gehouden met de kwaliteit van de geleverde zorg. Genoemde leden vragen tevens om een toelichting op de suggestie van de minister dat het nieuwe bekostigingssysteem de mogelijkheden in zich moet hebben om samenwerking met of substitutie tussen verschillende âketenpartners in de acute zorgâ te faciliteren. Kan de minister aangeven hoe zij dit voor zich ziet? Deze leden vragen de minister in hoeverre zij verwacht dat dit systeem leidt tot een afname van de administratieve lasten. Kan zij dit kwantificeren? De leden van de D66-fractie vragen ook of de minister naar het advies van de NZa in een transitieperiode van drie jaar wil voorzien. De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de minister de nieuwe bekostiging vijf jaar na de invoering wil evalueren. II. REACTIE VAN DE MINISTER PAGE PAGE 1