[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33691 Adv RvSt inzake Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen)

Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D29194, datum: 2013-07-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z14321:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W04.13.0021/I	's-Gravenhage, 28 maart 2013

Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2013, no.13.000154, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelatie, mede namens de Minister van Infrastructuur en
Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet,
de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen), met memorie van
toelichting.

Het voorstel bevat institutionele wijzigingen van de Gemeentewet, de
Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
en de Waterschapswet, waarvan de meeste voortkomen uit evaluaties van de
dualisering van het decentrale bestuur.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de vertrouwelijkheid
van de rapportages van de commissaris van de Koning aan de minister en
de verspreiding van geheime stukken. Zij is van oordeel dat in verband
daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Vertrouwelijkheid van het verslag van de commissaris van de Koning

Het voorstel voorziet erin dat de commissaris van de Koning periodiek
vertrouwelijk verslag uitbrengt aan de minister over de werkzaamheden
die hij ter uitvoering van de ambtsinstructie heeft verricht. Dit
betreft de rijkstaken van de commissaris, waarover hij verantwoording is
verschuldigd aan de desbetreffende minister, niet aan provinciale
staten. Met de bepaling wordt, zo stelt de toelichting, verduidelijkt
dat de commissaris voor de werkzaamheden die hij ter uitvoering van de
ambtsinstructie – als rijksorgaan – verricht geen verantwoording
verschuldigd is aan provinciale staten, maar aan de minister.

Volgens de toelichting is de voorgestelde bepaling een bijzondere
regeling, die uitputtend is bedoeld en daarmee beoogt de Wet
openbaarheid van bestuur (Wob) terzijde te stellen. De rapportages
zullen immers veelal persoonlijke beleidsopvattingen bevatten en
onderwerpen die naar hun aard vertrouwelijk zijn, zoals benoeming van
burgemeesters en bestuurlijke knelpunten in gemeenten of het contact met
de zogenaamde rijksheren.

De Grondwet, zo merkt de Afdeling op, bevat het beginsel dat de overheid
bij de uitvoering van haar taak openbaarheid betracht. Bovendien is de
Wob een algemene wet, waarvan in een bijzondere wet alleen kan worden
afgeweken als daarvoor klemmende redenen bestaan. De afwijking van de
Wob is bovendien veelomvattend, nu de rapportages van de commissaris aan
de minister alle taken betreffen die in de ambsinstructie worden
genoemd.

De Afdeling onderkent het belang van vertrouwelijkheid bij een deel van
de rapportages die de commissaris aan de minister stuurt. Zij merkt
echter op dat de Wob mogelijkheden biedt om een verzoek om
openbaarmaking af te wijzen in verband met de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer. Datzelfde geldt voor documenten waarin
persoonlijke beleidsopvattingen zijn verwoord. Op grond hiervan is de
Afdeling er niet van overtuigd dat een van de Wob afwijkende regeling
noodzakelijk is. Wel zou in het wetsvoorstel kunnen worden bepaald dat
verzoeken om toezending van rapportages op grond van artikel 3 van de
Wob alleen worden behandeld door de minister, zodat de commissaris die
een dergelijk verzoek ontvangt, dit op grond van artikel 2:3 van de
Algemene wet bestuursrecht dient door te zenden aan de minister. Op die
wijze zou verzekerd worden dat alleen het bestuursorgaan waarvoor de
rapportage is opgesteld beslist over openbaarmaking. 

De Afdeling is van oordeel dat het uitsluiten van de Wob alleen
aanvaardbaar is als het afwegingskader van de Wob niet voldoende
mogelijkheden biedt om de noodzakelijke vertrouwelijkheid te garanderen.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en
zo nodig het voorstel aan te passen. 

2.	Verspreiding van geheime stukken

Artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de gemeenteraad
geheimhouding kan opleggen omtrent het in een besloten vergadering
behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden
overgelegd; geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering
behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. Daar wordt een nieuw
artikellid aan toegevoegd, waarin bepaald wordt dat de wethouder die
niet bij de vergadering aanwezig was de in het eerste lid bedoelde
stukken ontvangt.

Volgens de toelichting wordt deze verduidelijking voorgesteld naar
aanleiding van vragen uit de Eerste Kamer. Het ligt, zo stelt de
toelichting, weliswaar in de rede dat een wethouder die niet in de
vergadering aanwezig was kennis kan nemen van het behandelde in de
vergadering en de overgelegde stukken (wethouders hebben toegang tot de
raadsvergadering), maar de wet spreekt zich daar niet over uit. Het is
niet nodig een vergelijkbare voorziening te treffen voor afwezige
raadsleden: uitgangspunt is dat volksvertegenwoordigers over dezelfde
informatie beschikken, aldus de toelichting.

In het stelsel van de Gemeentewet vormt het college het dagelijks
bestuur van de gemeente. Het college is – anders dan bij voorbeeld de
ministerraad – wettelijk en ook in de praktijk een vorm van collegiaal
bestuur. Vrijwel alle besluiten worden genomen in vergaderingen van het
college; wethouders nemen vrijwel alleen besluiten als zij mandaat
hebben van het college. Wethouders voeren het overleg met de raad namens
het college. In dat stelsel is het ondenkbaar dat afwezige wethouders
het verslag van een besloten raadsvergadering niet zouden ontvangen. Dat
zou immers betekenen dat het college moet beraadslagen en beslissen over
het besprokene in een besloten raadsvergadering, terwijl niet alle leden
van het college beschikken over een verslag van die vergadering.

De Afdeling constateert dat de vraag vanuit de Eerste Kamer alleen
betrekking had op het verslag van een besloten raadsvergadering. In
antwoord op deze vraag verklaarde de regering zich bereid de wet te
verduidelijken, maar het een nogal theoretische kwestie te vinden, die
in de praktijk nauwelijks tot problemen leidt.

Kennelijk is er, ook naar het oordeel van de regering, geen sprake van
een in de praktijk ervaren probleem. Uit oogpunt van terughoudendheid
met regelgeving verdient het geen aanbeveling de wet te wijzigen met het
oog op het oplossen van theoretische kwesties; dit temeer omdat de
wetswijziging in de toekomst aanleiding kan geven tot a
contrario-redeneringen over de verstrekking van geheime stukken aan
raadsleden die in de raadsvergadering afwezig waren, die dan weer
ondervangen moeten worden met een volgende wetswijziging. In het advies
van de VNG wordt al om zo’n wetswijziging gevraagd.

De Afdeling bepleit een omgekeerde benadering. De regering heeft terecht
gesteld dat een raadslid dat niet aanwezig is in een besloten
vergadering, vanzelfsprekend recht heeft op stukken waarvoor
geheimhouding is opgelegd, ook al is dit niet wettelijk geregeld. Voor
wethouders zou dit ook vanzelf moeten spreken.

De Afdeling adviseert dan ook van de voorgestelde bepaling af te zien.

3.	Voorzitterschap van raadscommissies

Het voorstel maakt het mogelijk dat een raadscommissie die de
werkzaamheden van de gemeenteraad voorbereidt wordt voorgezeten door
iemand die geen raadslid is. Volgens de toelichting wordt van een
externe voorzitter verwacht dat hij het debat aantrekkelijker kan maken;
bovendien is hij politiek neutraal.

De Afdeling tekent aan dat de eindverantwoordelijkheid van de gekozen
volksvertegenwoordiging voorop dient te staan. Aan die
verantwoordelijkheid, die niet overdraagbaar is, kan met het voorstel
geen afbreuk worden gedaan. Het externe voorzitterschap is beperkt tot
het technisch voorzitten van de vergadering.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt te verduidelijken.

4.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W04.13.0021/I met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

In de geldende tekst van artikel 25, eerste lid, Gemeentewet de
verwijzing naar het Staatsblad schrappen (aanwijzing 86 van de
Aanwijzingen voor de regelgeving).

In de artikelen 32a, tweede lid, Gemeentewet, 32a, tweede lid,
Provinciewet en 34, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba (WolBES) aan het slot toevoegen: “In dat geval
blijft medeondertekening achterwege.” Het derde lid schrappen.

Artikel 99, tweede lid, eerste volzin, Gemeentewet, en artikel 96,
tweede lid, eerste volzin, Provinciewet wijzigen in: “Voordelen ten
laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en
tegemoetkoming, genieten zij slechts voor zover dat is bepaald bij of
krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad.” Het
voorgestelde derde lid schrappen.

In de toelichting op artikel I, onderdeel L, wat betreft artikel 73 van
de Gemeentewet, opnemen dat nadere regels inzake de herbenoeming van de
burgemeester nu al zijn opgenomen in de Ambtsinstructie commissaris van
de Koning.

 	Voorgesteld artikel 182, vijfde lid, Provinciewet.

 	Toelichting, § 5 (De commissaris van de Koningin als rijksorgaan),
eerste en tweede tekstblok.

 	Artikel 110 van de Grondwet.

 	Artikel 10, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel e, van
de Wet openbaarheid van bestuur.

 	Artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur.

 	Artikel 25 van de Provinciewet en artikel 26, tweede lid, WolBES
worden in gelijke zin gewijzigd. De adviesopmerking heeft eveneens op
die bepalingen betrekking.

 	Toelichting, § 2.6 (Overlegging geheime stukken).

 	Artikel 160, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

 	Kamerstukken II 2009/10, 30 902, F, blz. 2.

 	Advies van 29 september 2012, kenmerk 2012-0000279248, blz. 02.

 	Toelichting, § 2.6 (Overlegging geheime stukken).

 	Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet, dat het voorzitterschap
voorbehoudt aan raadsleden, wordt geschrapt. Hetzelfde geldt voor het
voorzitterschap van commissies, ingesteld door provinciale staten of de
eilandsraad van een van de BES-eilanden (artikelen 80, vierde lid, van
de Provinciewet, en 117, vierde lid, van de Wet openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

 	Toelichting, § 2.4 (Externe voorzitter raadscommissies).

 PAGE   2 

  PAGE  3 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........