[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaard pakket televisie- en radioprogrammakanalen

Eindtekst

Nummer: 2013D31018, datum: 2013-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z16865:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

4 juli 2013



	Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van
televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en
omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het
standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe
voorschriften te geven over de verspreiding van de televisie- en
radioprogrammakanalen van de landelijke, regionale en lokale publieke
mediadiensten en van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare
mediadienst;

dat het verder wenselijk is voorschriften te geven over de minimale
omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen en
dat het in verband daarmee wenselijk is de voorschriften over de
instelling van programmaraden te laten vervallen;

dat daartoe wijzigingen in de Mediawet 2008 worden aangebracht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008

In de Mediawet 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De omschrijving van “omroepnet” vervalt.

2. In de omschrijving van “open televisieprogrammakanaal” komt het
bepaalde onder ten 1° te luiden:

1°. het tarief dat een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a aan
zijn abonnees in rekening brengt voor de ontvangst van het
programma-aanbod van een door die aanbieder met inachtneming van de
artikelen 6.13 tot en met 6.14c vast te stellen aantal programmakanalen;
of.

B

Artikel 2.146 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel m wordt aan het slot de puntkomma vervangen door een
punt.

2. Onderdeel n vervalt.

C

In afdeling 6.3.1 wordt voorafgaand aan paragraaf 6.3.1.1 een nieuw
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.9a

In deze afdeling wordt verstaan onder:

“abonnee”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij
een overeenkomst met een pakketaanbieder met betrekking tot de ontvangst
van een of meer programmapakketten;

“pakketaanbieder”: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een
of meer programmapakketten tegen betaling verspreidt of laat verspreiden
door middel van een omroepnetwerk of een omroepzender; 

“programmapakket”: een door een natuurlijk persoon of rechtspersoon
samengesteld geheel van televisie- en radioprogrammakanalen die
hoofdzakelijk door derden zijn geproduceerd;

“standaardprogrammapakket”: een programmapakket als bedoeld in
artikel 6.13 of in artikel 6.14.

D

In de artikelen 6.10 en 6.11 wordt aan het eerste lid telkens een volzin
toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing
op een pakketaanbieder. 

E

Het opschrift van paragraaf 6.3.1.2 komt te luiden: Verspreiding van
pakketten televisie- en radioprogrammakanalen.

F

De artikelen 6.12, 6.13 en 6.14 worden vervangen door drie nieuwe
artikelen, luidende:

Artikel 6.12

1. Deze paragraaf is van toepassing op pakketaanbieders die een of meer
programmapakketten naar ten minste 100.000 abonnees in Nederland
verspreiden of laten verspreiden.

2. Als een pakketaanbieder programma-aanbod door middel van twee of meer
omroepnetwerken of omroepzenders verspreidt of laat verspreiden, worden
voor de toepassing van het eerste lid de desbetreffende aantallen
abonnees samengevoegd. 

3. Als een pakketaanbieder een rechtspersoon is, worden voor de
toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die
pakketaanbieder en de aantallen abonnees van de dochtermaatschappijen
die de pakketaanbieder in stand houdt. Als de pakketaanbieder een
rechtspersoon is en een dochtermaatschappij die door een andere
pakketaanbieder in stand wordt gehouden, worden voor de toepassing van
dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die
dochtermaatschappij, het aantal abonnees van de pakketaanbieder die deze
dochtermaatschappij in stand houdt, en de aantallen abonnees van de
andere dochtermaatschappijen die deze pakketaanbieder in stand houdt.

Artikel 6.13

1. Als een pakketaanbieder een of meer digitale programmapakketten
verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een
overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer digitale
programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een digitaal
standaardprogrammapakket.

2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste dertig
televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met
inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen.
De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid. Bij ministeriële
regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als
integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en
kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten.

3. Voor zover het betreft televisieprogrammakanalen, bevat het
standaardprogrammapakket in elk geval:

a. drie algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke
mediadienst;

b. één televisieprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst
met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de
provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig
zijn;

c. de televisieprogrammakanalen van de regionale publieke mediadienst
met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de
provincies aangrenzend aan de provincie waarbinnen de abonnees
woonachtig zijn; 

d. één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met
programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de
gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; 

e. ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke
mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel d, dat
een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op
specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en  

f. drie televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke
Belgische openbare omroepdienst.

4. Voor zover het betreft radioprogrammakanalen, bevat het
standaardprogrammapakket in elk geval:

a. vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke
mediadienst;

b. één radioprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met
programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de
provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig
zijn;

c. één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met
programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de
gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;

d. ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke
mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel c, dat
een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op
specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en

e. vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke
Belgische openbare omroepdienst.

5. Bij de vaststelling of een pakketaanbieder heeft voldaan aan het
vereiste, bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, worden de
volgende regels in acht genomen:

a. ten minste dertig unieke televisieprogrammakanalen worden aangeboden
in een door de pakketaanbieder te bepalen uitzendkwaliteit;

b. als televisieprogrammakanalen in verschillende uitzendkwaliteit
worden aangeboden, worden programmakanalen met dezelfde naam en ordening
van het programma-aanbod als één programmakanaal aangemerkt; 

c. als televisieprogrammakanalen in verschillende uitzendkwaliteit
worden aangeboden, worden programmakanalen met dezelfde naam maar met
een verschillende ordening van het programma-aanbod als afzonderlijke
programmakanalen aangemerkt; en 

d. als televisieprogrammakanalen via omroepzenders worden verspreid
zonder dat voor de ontvangst andere kosten moeten worden betaald dan de
kosten van aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de
ontvangst mogelijk maken, en deze programmakanalen zijn opgenomen in de
elektronische programmagids die onderdeel van de technische
voorzieningen is, worden deze programmakanalen aangemerkt als
televisieprogrammakanalen als bedoeld in onderdeel a.

Artikel 6.14

1. Als een pakketaanbieder een of meer analoge programmapakketten
verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een
overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer analoge
programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een analoog
standaardprogrammapakket.

2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste vijftien
televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met
inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen.
De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid.

3. Artikel 6.13, derde lid, aanhef en onderdelen a, b, d en e, is van
toepassing. Artikel 6.13, derde lid, aanhef en onderdeel f, is van
toepassing met dien verstande dat het aantal televisieprogrammakanalen
twee bedraagt. 

4. Artikel 6.13, vierde lid, aanhef en onderdelen a, b, c en d, is van
toepassing. Artikel 6.13, vierde lid, aanhef en onderdeel e, is van
toepassing met dien verstande dat het aantal radioprogrammakanalen twee
bedraagt. 

G

Artikel 6.14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid”
vervangen door: die analoog programma-aanbod verspreidt.

2. In het tweede lid wordt “artikel 6.13, eerste lid” vervangen
door: het eerste lid.

H

Na artikel 6.14a worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6.14b

Het digitale standaardprogrammapakket dat een pakketaanbieder door
middel van een satelliet verspreidt of laat verspreiden, bevat in
afwijking van artikel 6.13, derde en vierde lid, niet het
programma-aanbod op programmakanalen als bedoeld in de onderdelen b, c,
d en e van artikel 6.13, derde lid, onderscheidenlijk de onderdelen b, c
en d van artikel 6.13, vierde lid.

Artikel 6.14c 

1. In afwijking van artikel 6.13, tweede lid, bestaat het digitale
standaardprogrammapakket dat de pakketaanbieder, genoemd in de
beschikking van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 31
januari 2002, nr. IVWT/691776, verspreidt, tot 1 februari 2017 uit ten
minste vijfentwintig televisieprogrammakanalen.

2. Artikel 6.13, derde lid, onderdelen c, d en e, en vierde lid,
onderdelen c en d, is niet van toepassing op het programma-aanbod,
bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.14d

Het Commissariaat kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de
verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c, als
het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een
belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het
Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden.

I

Paragraaf 6.3.1.3 komt te luiden:

Paragraaf 6.3.1.3. Geschillencommissie

Artikel 6.15

Artikel 6.12 is van toepassing.

Artikel 6.16

1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een pakketaanbieder
voorziet in de instelling van een geschillencommissie voor de
behandeling van klachten van abonnees over de samenstelling van het
digitale standaardprogrammapakket.

2. Als het eerste lid toepassing heeft gevonden, kunnen twee of meer
pakketaanbieders besluiten gezamenlijk een geschillencommissie als
bedoeld in het eerste lid in te stellen.

3. Als het eerste lid toepassing heeft gevonden, worden bij
ministeriële regeling tevens voorschriften gegeven over de wijze van
behandeling van de klachten, de samenstelling van de geschillencommissie
en over de gevolgen van de beslissing van de geschillencommissie in
geval van gegrondheid van een klacht. 

J

In artikel 7.12, derde lid, wordt “, 6.10 tot en met 6.14 en 6.20”
vervangen door: , 6.10 tot en met 6.14d, 6.15 en 6.16.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008

In de Mediawet 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 1.1, eerste lid, in de omschrijving van “open
televisieprogrammakanaal” wordt “de artikelen 6.13 tot en met
6.14c” vervangen door: de artikelen 6.13 tot en met 6.14b.

B

Artikel 6.14c vervalt.

C

In artikel 6.14d wordt “de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c”
vervangen door: de artikelen 6.13, 6.14 en 6.14b.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE TELECOMMUNICATIEWET 

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met
de Nota frequentiebeleid 2005 (Kamerstukken I 2010-2011, 31 412, A) tot
wet wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet,
wordt die wet als volgt gewijzigd: 

Artikel III, onderdeel B, vervalt.

ARTIKEL IV. OVERGANGSBEPALING INZAKE PROGRAMMA-AANBOD 

1. Het is een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de
Mediawet 2008 die programma-aanbod door middel van een omroepnetwerk of
een omroepzender verspreidt of laat verspreiden, tot 5 oktober 2017
toegestaan naar personen die voor 5 oktober 2012 met die pakketaanbieder
een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van minder
programma-aanbod dan bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, van de
Mediawet 2008 hebben gesloten, dat programma-aanbod te verspreiden of te
laten verspreiden. De omvang van het geringere programma-aanbod, bedoeld
in de eerste volzin, is gelijk aan de omvang van het programma-aanbod
dat voor 5 oktober 2012 werd verspreid

2. Artikel 6.13, derde en vierde lid, van de Mediawet 2008 is niet van
toepassing op het programma-aanbod, bedoeld in het eerste lid. 

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALING INZAKE BEZWAAR EN BEROEP

Bezwaar en beroep tegen besluiten van het Commissariaat voor de Media
naar aanleiding van overtreding van het bepaalde in paragraaf 6.3.1.3
van de Mediawet 2008, zoals die paragraaf voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet luidde, worden voor zover tijdig ingesteld
afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in de Mediawet 2008, zoals die
wet voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet luidde.

ARTIKEL Va. OVERGANGSBEPALING INZAKE DE TOEPASSING VAN PARAGRAAF 6.3.1.2
VAN DE MEDIAWET 2008

Als een natuurlijke persoon of rechtspersoon na de inwerkingtreding van
deze wet een aanvang maakt met activiteiten als pakketaanbieder als
bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 en met minder dan 250.000
abonnees een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of
meer programmapakketten heeft gesloten, is in afwijking van artikel 6.12
van de Mediawet 2008 paragraaf 6.3.1.2 van die wet gedurende drie jaar
na de aanvang van de activiteiten niet van toepassing. Artikel 6.12,
tweede en derde lid, van de Mediawet 2008 is gedurende de drie jaar,
bedoeld in de eerste volzin, van overeenkomstige toepassing. Van de
aanvang van de activiteiten, bedoeld in de eerste volzin, wordt
mededeling gedaan aan het Commissariaat voor de Media.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING 

1. Deze wet treedt met uitzondering van artikel II in werking met ingang
van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de
verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld.

2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 februari 2017.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7