Reactie op de arrestatie van de heer K. in Turkije
Brief regering
Nummer: 2013D31551, datum: 2013-07-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.C.G.M. Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van zaak 2013Z15446:
- Indiener: F.C.G.M. Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2013-09-03 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2013-09-10 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-10-03 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 juli 2013 Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken om reactie te ontvangen over de arrestatie van de heer K. in Turkije kan ik u als volgt berichten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is bekend met de arrestatie van de heer K. in Izmir en betreurt dat hem dit is overkomen. Nederlanders die in het buitenland worden aangehouden kunnen rekenen op consulaire bijstand van de ambassade indien zij dat wensen. Er is geen plicht om personen proactief te benaderen met het doel hen consulaire bijstand te verlenen. De ambassade kan en zal dit echter wel doen waar dit mogelijk is. Hiervoor is het noodzakelijk dat de ambassade kennis heeft genomen van de gebeurtenissen. Artikel 36 van het Weens Verdrag inzake Consulaire Betrekkingen stelt dat landen de plicht hebben een persoon te informeren over de mogelijkheid consulaire bijstand te ontvangen van de ambassade. Indien betrokkene hiervan gebruik wenst te maken, moeten de autoriteiten dit doorgeven aan de ambassade. In het geval van de heer K. heeft de ambassade geen consulaire hulp kunnen bieden op het moment dat hij in Turkije was; de heer K. heeft de ambassade namelijk niet benaderd of laten benaderen toen hij op 6 januari 2013 werd aangehouden. Wel kreeg de ambassade een dag later, namelijk op 7 januari, via een medewerker van de Vreemdelingendienst op het vliegveld van Izmir te horen dat de heer K. was aangehouden. Dat was reden voor de ambassade om direct te bellen met de Vreemdelingendienst. Die meldde dat de heer K. diezelfde dag nog zou worden uitgezet. De heer K. nam zelf voor het eerst contact op met het ministerie op 11 januari 2013 en meldde hij dat hij niet op 7 januari 2013, maar pas op 9 januari 2013 was uitgezet. Tijdens dit eerste contact met het ministerie gaf de heer K. slechts aan een bewijs van inname van zijn medicatie te willen ontvangen. Op 15 januari 2013 heeft de heer K. desgevraagd relevante documentatie overlegd, waarna zijn verzoek aan de ambassade in Ankara is voorgelegd. De ambassade heeft direct navraag gedaan bij de Turkse autoriteiten en gehoord dat de uitzetting was verlaat vanwege een medisch onderzoek. Overigens heeft de heer K. ook die dagen (8 en 9 januari 2013) geen contact opgenomen of op laten nemen met de ambassade. De ambassade verkeerde in de veronderstelling dat hij het land al uit was. De ambassade en het ministerie hebben vervolgens alles in het werk gesteld om de vragen die de heer K. had te beantwoorden en hem waar nodig te helpen. Zo is, na het verzoek van de heer Koops op 11 januari 2013, bij de OvJ in Izmir een verklaring opgevraagd waaruit blijkt dat zijn medicatie in beslag is genomen. De heer K. had een dergelijke verklaring nodig om een nieuwe voorraad medicinale cannabis te krijgen. Dankzij regelmatig rappelleren is die verklaring uiteindelijk ontvangen. Door dit rappelleren is dit ministerie ook ter kennis gekomen dat er een officiële strafrechtzaak tegen de heer K. was gestart. Hiervan heeft dit ministerie de heer K. vervolgens op de hoogte gebracht en hem geadviseerd contact op te nemen met een advocaat. Overigens heeft de heer K. noch de ambassade noch het ministerie op enig moment ingelicht over de mishandelingen waarover hij in zijn brief aan de ambassade in Turkije melding maakt. Dit ministerie heeft regelmatig contact gehad met de heer K., zowel per mail als per telefoon. Laatste keer was een mail van 6 mei jl. van het ministerie aan hem. Ook de komende tijd is de heer K. van harte welkom om bij dit ministerie zijn ervaringen toe te lichten. De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans