33687, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvV d.d. 9 september 2013)
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2013D31818, datum: 2013-08-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z13825:
- Indiener: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-07-02 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-07-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-07-23 14:00: Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot (33687) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-09-10 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-09-18 19:00: Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot (33 687) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-09-24 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2013-10-01 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 9 september 2013) 33 687 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het rechtvaardig delen van de lasten van de economische crisis wenselijk is het recht op de partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van de pensioengerechtigde en diens echtgenoot; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid wordt vernummerd tot zesde lid. 2. Na het tweede lid worden drie leden ingevoegd, luidende: 3. Indien de korting, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, wordt vastgesteld op het bedrag van de bruto-toeslag, bedoeld in artikel 12a, tweede lid, eindigt het recht op toeslag. 4. Na het eindigen van het recht op toeslag, bedoeld in het derde lid, ontstaat als gevolg van wijziging van het gezamenlijk inkomen, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, geen recht meer op toeslag. 5. Indien het recht op toeslag is geëindigd uitsluitend als gevolg van een incidentele stijging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, of als gevolg van een incidentele stijging van het gezamenlijk inkomen, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, kan, in afwijking van het tweede en vierde lid, het recht op toeslag herleven. B Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt “9, zesde lid, onderdeel b” vervangen door: 9, vijfde lid, onderdeel b. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de inkomensgrens, bedoeld in het eerste lid. C Artikel 12a wordt vernummerd tot artikel 12b. D Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 12a 1. De bruto-toeslag, vastgesteld op grond van artikel 10, en, indien van toepassing, na toepassing van de artikelen 13, tweede lid, en 12, eerste lid, wordt gekort met het bedrag waarmee het gezamenlijke inkomen uit arbeid of overig inkomen van de gehuwde pensioengerechtigde en diens echtgenoot, de inkomensgrens overschrijdt. 2. Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, gelijk is aan of hoger is dan de bruto-toeslag, vastgesteld op grond van artikel 10, en, indien van toepassing, na toepassing van de artikelen 13, tweede lid, en 12, eerste lid, wordt de korting vastgesteld op het bedrag van die bruto-toeslag. 3. Als inkomensgrens als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld: 224% van het bruto-minimumloon met inbegrip van de bruto-minimumvakantiebijslag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. 4. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de inkomensgrens, bedoeld in het derde lid. 5. De met toepassing van artikel 10, tweede lid, of artikel 13, tweede lid, of artikel 12, eerste lid, of het eerste tot en met vierde lid, of artikel 64c, eerste lid, berekende niet-volledige bruto-toeslag wordt voor de toepassing van artikel 29, tweede lid, aanhef en onderdeel b, uitgedrukt in een percentage van de volledige bruto-toeslag. Dit percentage wordt rekenkundig afgerond op een veelvoud van éénhonderdste. 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel II van de Wet van 23 oktober 1993 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet (wijziging in de verhouding van ouderdomspensioen en toeslag) (Stb. 592). Ten aanzien van die pensioengerechtigden dient: a. artikel 10, vierde lid, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van die wet, te worden gelezen alsof «en 11» is vervangen door «11, 12 en 12a»; en b. artikel 29, tweede lid, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van die wet, te worden gelezen alsof «met toepassing van artikel 10, tweede lid,» is vervangen door «met toepassing van artikel 10, tweede lid, of artikel 13, tweede lid, of artikel 12, eerste lid, of artikel 12a, eerste lid» en «de in artikel 10, derde lid, bedoelde percenten» is vervangen door «de in artikel 12, tweede lid, of artikel 12a, tweede lid, bedoelde percenten». E In artikel 12b (nieuw) wordt “11 en 12” vervangen door: 11, 12 en 12a. F Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “een ongehuwde pensioengerechtigde” vervangen door: de ongehuwde pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a,. 2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: b. aan wie een niet-volledige toeslag is toegekend met toepassing van artikel 10, tweede lid, artikel 13, tweede lid, artikel 12, eerste lid, of artikel 12a, eerste tot en met vierde lid, is gelijk aan de bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vermeerderd met de met behulp van de in artikel 12a, vijfde lid, bedoelde percenten over het verschil tussen de vastgestelde bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in onderdeel a, en de vastgestelde bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c. G In hoofdstuk VIII, paragraaf 2, wordt na artikel 64b een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 64c 1. In afwijking van artikel 12a, eerste lid, heeft de pensioengerechtigde nog gedurende drie jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 12a recht op de bruto-toeslag, vastgesteld op grond van artikel 10, en, indien van toepassing, na toepassing van de artikelen 13, tweede lid, en 12, eerste lid, met dien verstande dat de korting, bedoeld in het eerste en tweede lid, in het eerste, tweede en derde jaar voor respectievelijk 25%, 50% en 75% wordt toegepast. In het vierde jaar na de datum, bedoeld in de eerste zin, wordt de korting volledig toegepast. 2. Dit artikel en het zinsdeel “, of artikel 64c, eerste lid,” in artikel 12a, vijfde lid, vervallen met ingang van 1 januari 2018. ARTIKEL II. INWERKINGTREDING Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, PAGE PAGE 3