[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33659, Bijgewerkt t/m nr. 9 (2e NvW d.d. 8 januari 2014)

Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2013D31823, datum: 2013-08-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z12353:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (2e NvW d.d. 8 januari 2014)

 



	33 659	Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele
andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
verplichte samenwerking in plusregio’s te beëindigen, de bevoegdheden
van deze regio’s te verdelen over provincies en gemeenten en daartoe
de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten te
wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 OPHEFFING PLUSREGIO’S

ARTIKEL I

Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen vervalt.

ARTIKEL II

De wijzigingswet Wgr-plus wordt ingetrokken.

HOOFDSTUK 2 WIJZIGING VAN ENKELE WETTEN

ARTIKEL III

	De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In bijlage 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

	Wet gemeenschappelijke regelingen: een ontslagbesluit als bedoeld in
artikel 16, vijfde lid

B

	Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In artikel 1 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen.

	2. In artikel 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

	Wet gemeenschappelijke regelingen:

	de artikelen 99, eerste lid, 100, eerste lid, 103b en 103c, eerste lid

ARTIKEL IV

Artikel 107 van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt “, van plusregio’s als bedoeld in
artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen” en “,
plusregio’s”.

2. In het derde lid vervalt “plusregio’s en”.

3. In het achtste lid vervalt “plusregio of”.

4. Het negende en tiende lid vervallen.

ARTIKEL V

De Huisvestingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 2, derde lid, 3, derde lid, 60g en artikel 85a, vierde lid,
vervallen. 

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

1. Op verzoek van burgemeester en wethouders van een of meer gemeenten
kunnen gedeputeerde staten, indien een evenwichtige regionale verdeling
van woonruimte dat naar hun oordeel vereist, een woningmarktregio
aanwijzen waarin de in artikel 2 gegeven bevoegdheid uitsluitend met
toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan worden
uitgeoefend. 

2. Gebieden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere
maatregelen grootstedelijke problematiek zijn van een aanwijzing als
bedoeld in het eerste lid uitgezonderd. 

3. Indien de woningmarktregio in meer dan een provincie is gelegen,
wordt de aanwijzing gegeven door gedeputeerde staten van de provincie
waarin de meerderheid van de bevolking van de woningmarktregio woont, na
overleg met gedeputeerde staten van de andere provincie of provincies.

4. Alvorens een aanwijzing te geven, plegen gedeputeerde staten overleg
met burgemeester en wethouders van de gemeenten in de woningmarktregio.

5. De gemeentelijke huisvestingsverordeningen die op het tijdstip waarop
de aanwijzing wordt gegeven van kracht zijn, vervallen een jaar na dat
tijdstip. Deze vervaltermijn treedt in de plaats van de termijnen waarop
die verordeningen zouden zijn vervallen, indien geen aanwijzing zou zijn
gegeven.

ARTIKEL VI

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt “, plusregio’s als bedoeld in artikel
104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen”.

2. Aan het slot van de eerste volzin van het derde lid vervalt “of aan
een plusregio”.

3. In het vierde lid vervalt “, het algemeen bestuur van een
plusregio” en “het dagelijks bestuur van een plusregio”.

4. In het zesde lid vervalt “, het algemeen bestuur van een
plusregio”.

B

In artikel 82, eerste lid, vervalt “, plusregio’s als bedoeld in
artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen”.

ARTIKEL VII

De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek wordt als
volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, derde lid, vervalt “dan wel, indien de gemeente is
gelegen in een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet
gemeenschappelijke regelingen, het dagelijks bestuur van die
plusregio”.

B

Artikel 10 vervalt.

ARTIKEL VIII

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op het BTW-
compensatiefonds komt te luiden:

d. regionaal openbaar lichaam: een openbaar lichaam als bedoeld in
artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.

ARTIKEL IX

De Wet BDU verkeer en vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

De onderdelen a tot en met d komen te luiden:

a. Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

b. openbaar lichaam: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20,
derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;

c. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam;

d. uitkering: een brede doeluitkering als bedoeld in artikel 3, eerste
lid;

	2.Onderdeel e vervalt en de onderdelen f en g worden geletterd tot
onderdelen e en f. 

B

Artikel 2 vervalt.

C 

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister verstrekt jaarlijks voor het uitkeringsjaar aan een
openbaar lichaam een brede doeluitkering ten behoeve van de
voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en
vervoerbeleid in het krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet
personenvervoer 2000 aangewezen gebied. 

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “de plusregio” vervangen
door: het krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer
2000 aangewezen gebied.

3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt “een plusregio” vervangen
door: een krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer
2000 aangewezen gebied.

D 

In artikel 4, tweede lid, vervalt de zinsnede “aan provincies
onderscheidenlijk regionale openbare lichamen”. 

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede “provincies en regionale
openbare lichamen” vervangen door: de openbare lichamen.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede “iedere provincie
onderscheidenlijk voor iedere plusregio” vervangen door: ieder
openbaar lichaam. 

3. In het vijfde lid wordt de zinsnede “gedeputeerde staten en de
dagelijkse besturen” vervangen door: de dagelijkse besturen.

F

De artikelen 6, 7 en 8 vervallen.

G

In artikel 9, eerste lid, wordt de zinsnede “Gedeputeerde staten
onderscheidenlijk het dagelijks bestuur kunnen” vervangen door: Het
dagelijks bestuur kan.

H

In artikel 10 wordt de zinsnede “De provincie onderscheidenlijk de
plusregio” vervangen door: Het openbaar lichaam.

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt de zinsnede “de provincie
onderscheidenlijk de plusregio” vervangen door: het openbaar lichaam.

2. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede “provinciale
onderscheidenlijk het” en telkens de zinsnede “onderscheidenlijk uit
de verantwoordingsinformatie”.

3 In het tweede lid vervalt de zinsnede “gedeputeerde staten
onderscheidenlijk”.

4. In het derde lid wordt de zinsnede “de provincie of van de
plusregio” vervangen door: het openbaar lichaam.

J

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ”Gedeputeerde staten
onderscheidenlijk het dagelijks bestuur verstrekken” vervangen door:
Het dagelijks bestuur verstrekt.

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: “de in artikel 10, tweede
lid, bedoelde” en wordt de zinsnede “de provincie onderscheidenlijk
de plusregio” vervangen door: het openbaar lichaam.

K

In artikel 14, eerste lid, wordt de zinsnede “Gedeputeerde staten
onderscheidenlijk het dagelijks bestuur verstrekken” vervangen door:
Het dagelijks bestuur verstrekt.

L

De artikelen 22, 23, 25 en 26 vervallen.

ARTIKEL X

De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel b.

B

In de artikelen 14b, 26, eerste lid, en artikel 87, eerste lid,
onderdeel b, wordt “artikel 20, tweede en derde lid,” telkens
vervangen door: artikel 20, tweede, derde en vierde lid,.

C

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20 

1. Bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor
openbaar vervoer per trein is Onze Minister.

2. Bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor
openbaar vervoer, anders dan openbaar vervoer per trein, zijn
gedeputeerde staten.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in bij die
maatregel aan te wijzen gebieden in afwijking van het tweede lid het
dagelijks bestuur van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld
openbaar lichaam bevoegd is tot het verlenen, wijzigen of intrekken van
de in het tweede lid bedoelde concessies in dat gebied.

4. In afwijking van het eerste lid is het bestuur, bedoeld in het tweede
of derde lid, bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van
concessies voor regionaal openbaar vervoer per trein voor de bij
algemene maatregel van bestuur dan wel in overeenstemming met het
betrokken bestuur bij besluit van Onze Minister aangewezen
vervoersdiensten die de daarbij aangegeven stations verbinden. 

D

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

Gedeputeerde staten dragen zorg voor de coördinatie en afstemming van
het openbaar vervoer in de provincie, met uitzondering van het krachtens
artikel 20, derde lid, aangewezen gebied. 

E

In de artikelen 30, vierde lid, 41, eerste lid, en 62, vierde lid, wordt
“artikel 20, tweede lid,” vervangen door: artikel 20, tweede of
derde lid,.

F

In artikel 61, tweede lid, wordt “artikel 20, derde lid” vervangen
door: artikel 20, vierde lid.

G

In artikel 62 eerste, tweede en derde lid, wordt “het grondgebied van
de plusregio” vervangen door: het krachtens artikel 20, derde lid
aangewezen gebied.

H

Artikel 63a komt te luiden:

Artikel 63a

1.In afwijking van artikel 61, eerste lid, kan een concessieverlener
voor openbaar vervoer, anders dan per trein, in een krachtens artikel
20, derde lid, aangewezen gebied, dat de gemeenten Amsterdam,
’s-Gravenhage of Rotterdam omvat, een concessie verlenen zonder dat
daartoe een aanbesteding is gehouden, indien deze concessie wordt
verleend aan een vervoerder waarop het openbaar lichaam als bedoeld
artikel 20, derde lid, net als over haar eigen diensten zeggenschap
uitoefent. Artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007 is van
toepassing.

2. In afwijking van artikel 61, eerste lid, kan een concessieverlener
voor openbaar vervoer, anders dan per trein, voor het gebied van de
plusregio bedoeld in hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke
regelingen, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding van de Wet afschaffing plusregio’s, dat de gemeente
Utrecht omvatte, een concessie verlenen zonder dat daartoe een
aanbesteding is gehouden, indien deze concessie wordt verleend aan een
vervoerder waarop de concessieverlener net als over haar eigen diensten
zeggenschap uitoefent. Artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 1370
/2007 is van toepassing.

I

Artikel 63b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a en b, wordt “de plusregio”
vervangen door: de gebieden, bedoeld in artikel 63a, eerste en tweede
lid,.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “het grondgebied van de
plusregio” vervangen door: het gebied bedoeld in artikel 63a, eerste
en tweede lid,.

G

In artikel 93a wordt “Het dagelijks bestuur van een plusregio als
bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid” vervangen door: Het
dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20,
derde en vierde lid.

H

Artikel 121 vervalt.

ARTIKEL XI

Artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer komt te luiden:

Artikel 16

1. Het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde
lid, van de Wet personenvervoer 2000, stelt een regionaal verkeer- en
vervoerplan vast, dat richting geeft aan de voor het krachtens artikel
20, derde lid, van de Wet personenvervoer aangewezen gebied te nemen
beslissingen inzake verkeer en vervoer. Het bestuur neemt hierbij de
essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan in
acht, evenals de essentiële onderdelen van het provinciale verkeers- en
vervoerplan, voor zover die betrekking hebben op de bovenregionale
samenhang.

2. Voor een openbaar lichaam als bedoeld in het eerste lid is de
onderhavige wet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat:

a. voor de toepassing van de artikelen 2, tweede lid, 12, 13, eerste
lid, en 14 openbare lichamen als bedoeld in artikel 20, derde lid van de
Wet personenvervoer 2000 gelijkgesteld worden met provincies;

b. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel b, na
“provincies” ingevoegd wordt: , openbare lichamen; 

c. het in artikel 5 bedoelde provinciale verkeers- en vervoerplan
uitsluitend betrekking heeft op het krachtens artikel 20, derde lid, van
de Wet personenvervoer 2000 aangewezen gebied voor zover daarin
essentiële onderdelen van beleid zijn opgenomen die noodzakelijk zijn
voor de bovenregionale samenhang en het bestuur van de provincie over
deze onderdelen overleg heeft gevoerd met het bestuur van het openbaar
lichaam;

d. in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, na “provincies”
ingevoegd wordt: , alsmede het bestuur van het in de provincie bestaand
openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet
personenvervoer 2000;

e. de artikelen 8 en 10 niet van toepassing zijn.; 

ARTIKEL XII

In artikel 28 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt de zinsnede
“, een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet
gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam,
Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo,
’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat,” vervangen door: een
openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet
personenvervoer 2000,.

ARTIKEL XIII

Artikel 1, onderdeel i, van de Wet Infrastructuurfonds komt te luiden:

i. regionaal openbaar lichaam: een openbaar lichaam als bedoeld in
artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;.

ARTIKEL XIV

Artikel 8.43, derde lid, van de Wet Luchtvaart komt te luiden:

3. Artikel 107 van de Provinciewet is niet van toepassing.

ARTIKEL XV

In artikel 1, eerste lid, van de wet van 24 april 1991 houdende regels
met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en
gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat (Stb. 1991, 225)
wordt de zinsnede “dan wel aan een plusregio als bedoeld in artikel
104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of
gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede
en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat,” vervangen
door: dan wel aan een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde
lid, van de Wet personenvervoer 2000.

ARTIKEL XVI

In de Wet milieubeheer vervalt paragraaf 4.5a.

ARTIKEL XVII

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 55i wordt de zinsnede “op grond van artikel 88, eerste of
zevende lid,” vervangen door: op grond van artikel 88, eerste of
vijfde lid,.

B

In artikel 87a, vierde lid, wordt de zinsnede “of krachtens het
zevende lid,” vervangen door: of krachtens het vijfde lid,.

C

Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en vierde lid vervallen onder vernummering van het derde,
vijfde, zesde en zevende lid tot tweede, derde, vierde en vijfde lid.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Onverminderd het tweede lid, treedt in de gevallen, bedoeld in het
eerste lid, de raad op in plaats van provinciale staten, treedt het
college van burgemeester en wethouders op in plaats van gedeputeerde
staten en treedt de burgemeester op in plaats van Onze commissaris in de
provincie.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt “vijfde lid” vervangen door:
derde lid.

D

Artikel 95, vierde lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

a. In gevallen als bedoeld in artikel 88, eerste en vijfde lid,:
burgemeester en wethouders;.

ARTIKEL XVIII

Artikel 2 van de Wet op de Jeugdzorg komt te luiden:

Artikel 2

Het provinciebestuur kan de bevoegdheden inzake de uitvoering van zijn
taken in het kader van de jeugdzorg overdragen aan het bestuur van een
openbaar lichaam dat is ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling
waaraan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, onderscheidenlijk Den Haag
deelneemt. Dat bestuur wordt voor de toepassing van deze wet
gelijkgesteld met het provinciebestuur. 

HOOFDSTUK 3 SAMENLOOP MET ANDERE WETSVOORSTELLEN

ARTIKEL XIX

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 2009 ingediende
voorstel van wet houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling
van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad
(Huisvestingswet 2013, 32 271) tot wet is of wordt verheven en in
werking treedt of is getreden, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, derde lid, vervalt.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. Op verzoek van burgemeester en wethouders van een of meer gemeenten
kunnen gedeputeerde staten, indien een evenwichtige regionale verdeling
van woonruimte dat naar hun oordeel vereist, een woningmarktregio
aanwijzen waarin de in artikel 4 gegeven bevoegdheid uitsluitend met
toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan worden
uitgeoefend.

2. Gebieden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere
maatregelen grootstedelijke problematiek zijn van een aanwijzing als
bedoeld in het eerste lid uitgezonderd. 

3. Indien de woningmarktregio in meer dan een provincie is gelegen,
wordt de aanwijzing gegeven door gedeputeerde staten van de provincie
waarin de meerderheid van de bevolking van de woningmarktregio woont, na
overleg met gedeputeerde staten van de andere provincie of provincies.

4. Alvorens een aanwijzing te geven plegen gedeputeerde staten overleg
met burgemeester en wethouders van de gemeenten in de woningmarktregio.

5. De gemeentelijke huisvestingsverordeningen die op het tijdstip waarop
de aanwijzing wordt gegeven van kracht zijn, vervallen een jaar na dat
tijdstip. Deze vervaltermijn treedt in de plaats van de termijnen waarop
die verordeningen waren vervallen, indien geen aanwijzing zou zijn
gegeven.

C

Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij de voorbereiding van de vaststelling of wijziging van een
huisvestingsverordening stemmen burgemeester en wethouders deze af met
burgemeester en wethouders van de overige gemeenten die deel uitmaken
van de woningmarktregio waarin de gemeente is gelegen.

ARTIKEL XX

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 2009 ingediende
voorstel van wet houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling
van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad
(Huisvestingswet 2013, 32 271) tot wet is of wordt verheven en die wet
op hetzelfde moment in werking treedt als deze wet, wordt, onder
vernummering van het tweede lid tot en met vijfde lid in artikel 47 van
die wet een lid ingevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de
huisvestingsverordeningen, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de
Huisvestingswet. Op deze verordeningen is artikel XXIII van de Wet
afschaffing plusregio’s van toepassing.

ARTIKEL XXI

Indien het bij koninklijk boodschap van 3 juli 2012 ingediende voorstel
van wet houdende regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de
veiligheid van lokale spoorwegen (Wet lokaal spoor, 33 324) tot wet is
of wordt verheven en hoofdstuk 1 van die wet in werking treedt of in
werking is getreden wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling van “dagelijks bestuur” respectievelijk
“wegbeheerder” komt te luiden:

dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als
bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;

wegbeheerder: overheden, genoemd in de artikelen 15 tot en met 17 van de
Wegenwet of, indien van toepassing, het openbaar lichaam als bedoeld in
artikel 20, derde lid van de Wet personenvervoer 2000 voor zover het
wegbeheer aan het openbaar lichaam is overgedragen;

2. De begripsbepaling “plusregio” en de bijbehorende omschrijving
vervallen.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt de zinsnede “in het gebied van de
plusregio” vervangen door: in het krachtens artikel 20, derde lid, van
de Wet personenvervoer 2000 aangewezen gebied.

2. In het derde lid wordt “plusregio” vervangen door: in het
krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000
aangewezen gebied.

C

	In artikel 30, tweede lid, wordt  “artikel 20, tweede lid, “
vervangen door: artikel 20, tweede of derde lid,.

ARTIKEL XXIa

	Indien het bij koninklijke boodschap van 3 april 2013 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gemeenschappelijke
regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van
het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een
bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling
van diverse andere onderwerpen (33 597) tot wet is of wordt verheven en
artikel VII van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze
wet dan wel op hetzelfde moment in werking treedt als deze wet, komt
artikel III van deze wet te luiden:

ARTIKEL III

	De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In bijlage 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

	

	Wet gemeenschappelijke regelingen:

	a. een ontslagbesluit als bedoeld in artikel 16, vierde lid

	b. de artikelen 25, achtste lid, 32b, 32c, 36, eerste lid, 45a gelezen
in samenhang met artikel 32b, 49 gelezen in samenhang met artikel 36,
eerste lid, en 50h, eerste lid

	c. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, betreffende de
toepassing van de artikelen 32b en 32c, en artikel 49 gelezen in
samenhang met dit onderdeel

B

	Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

	Wet gemeenschappelijke regelingen:

	a. de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor
zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar
lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het
gemeenschappelijk orgaan

	b. artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door
gedeputeerde staten

	c. de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36,
eerste lid, en 50h, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om
een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een
besluit tot vernietiging

	d. de artikelen 39b en 49 gelezen in samenhang met artikel 39b, voor
zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te
doen 

	e. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, betreffende de
toepassing van artikel 32b voor zover het beroep niet wordt ingesteld
door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de
bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en
betreffende de toepassing van artikel 32c, voor zover het beroep niet
wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in
samenhang met dit onderdeel

	

	2.  In artikel 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

	Wet gemeenschappelijke regelingen:

	a. artikel 25, achtste lid

	b. de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor
zover het beroep wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar
lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het
gemeenschappelijk orgaan

	c. artikel 32c, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde
staten

	d. de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36,
eerste lid, en 50h, eerste lid

	e. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, betreffende de
toepassing van artikel 32b voor zover het beroep wordt ingesteld door
het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de
bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en
betreffende de toepassing van artikel 32c, voor zover het beroep wordt
ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in samenhang
met dit onderdeel 

	f. de artikelen 99, eerste lid, 100, eerste lid, 103b, en 103c, eerste
lid

ARTIKEL XXIb

	Indien het bij koninklijke boodschap van 3 april 2013 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gemeenschappelijke
regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van
het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een
bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling
van diverse andere onderwerpen (33 597) tot wet is of wordt verheven en
artikel VII van die wet later in werking treedt dan deze wet, komen de
onderdelen B tot en met D van artikel VII van die wet te luiden:

B

	In bijlage 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

Wet gemeenschappelijke regelingen:

	a. een ontslagbesluit als bedoeld in artikel 16, vierde lid

	b. de artikelen 25, achtste lid, 32b, 32c, 36, eerste lid, 45a gelezen
in samenhang met artikel 32b, 49 gelezen in samenhang met artikel 36,
eerste lid, en 50h, eerste lid

	c. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, betreffende de
toepassing van de artikelen 32b en 32c, en artikel 49 gelezen in
samenhang met dit onderdeel

C

	In artikel 1 van bijlage 2 wordt in de alfabetische rangschikking
ingevoegd:

	Wet gemeenschappelijke regelingen:

	a. de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor
zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar
lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het
gemeenschappelijk orgaan

	b. artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door
gedeputeerde staten

	c. de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36,
eerste lid, en 50h, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om
een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een
besluit tot vernietiging

	d. de artikelen 39b en 49 gelezen in samenhang met artikel 39b, voor
zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te
doen 

	e. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, betreffende de
toepassing van artikel 32b voor zover het beroep niet wordt ingesteld
door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de
bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en
betreffende de toepassing van artikel 32c, voor zover het beroep niet
wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in
samenhang met dit onderdeel

D

	In artikel 2 van bijlage 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
gemeenschappelijke regelingen te luiden:

	

	Wet gemeenschappelijke regelingen:

	a. artikel 25, achtste lid

	b. de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor
zover het beroep wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar
lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het
gemeenschappelijk orgaan

	c. artikel 32c, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde
staten

	d. de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36,
eerste lid, en 50h, eerste lid

	e. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, betreffende de
toepassing van artikel 32b voor zover het beroep wordt ingesteld door
het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de
bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en
betreffende de toepassing van artikel 32c, voor zover het beroep wordt
ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in samenhang
met dit onderdeel 

	f. de artikelen 99, eerste lid, 100, eerste lid, 103b, en 103c, eerste
lid

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XXII 

1. De gemeenten die deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling
waarbij een plusregio is ingesteld, dragen er zorg voor dat de
desbetreffende gemeenschappelijke regeling binnen een jaar na de datum
van inwerkingtreding van deze wet wordt opgeheven met toepassing van de
bepalingen die ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet
gemeenschappelijke regelingen in de regeling zijn opgenomen. 

2. In afwijking van het eerste lid kunnen de gemeenten de
gemeenschappelijke regeling voortzetten. Zij brengen de regeling binnen
een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet in
overeenstemming met de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze
komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.

3. Paragraaf 3 en 5 van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke
regelingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een
gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio is ingesteld, zolang
de regeling niet overeenkomstig het eerste of tweede lid is beëindigd
of gewijzigd.

ARTIKEL XXIII

1. De huisvestingsverordeningen, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de
Huisvestingswet, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet
van kracht zijn in plusregio’s als bedoeld in artikel 104 van de Wet
gemeenschappelijke regelingen, blijven in de dienovereenkomstige
gebieden van kracht tot het moment waarop de gemeenschappelijke regeling
waarbij de plusregio is ingesteld, krachtens artikel XVII, eerste lid,
is beëindigd met dien verstande dat de verordeningen uiterlijk een jaar
na inwerkingtreding van deze wet vervallen. 

2. De vervaltermijn, bedoeld in het eerste lid, treedt in voorkomende
gevallen in de plaats van de termijnen waarop de verordeningen zouden
zijn vervallen, indien de plusregio zou hebben voortbestaan.

3. Gedurende de periode dat de huisvestingsverordeningen van kracht
zijn, kan het algemeen bestuur van een voormalige plusregio deze
wijzigen of intrekken.

ARTIKEL XXIV 

1. De besluiten die op grond van artikel 107, eerste lid, van de
Provinciewet, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding van deze wet, zijn genomen in verband met de overdracht
van bevoegdheden inzake de uitvoering van de provinciale taken in het
kader van de jeugdzorg blijven van kracht. 

2. De termijn genoemd in artikel XXII, eerste en tweede lid, vangt voor
de plusregio waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam onderscheidenlijk
’s-Gravenhage deel uitmaakt aan op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip.

ARTIKEL XXV

1. Bijdragen, subsidies en uitkeringen die zijn verleend of verstrekt
aan een plusregio op grond van:

a. artikel 28 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit;

b. artikel 1 van de wet van 24 april 1991 houdende regels met betrekking
tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het
terrein van Verkeer en Waterstaat (Stb. 1991, 225); 

c. artikel 3 Wet BDU verkeer en vervoer, of

d. artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Wet Infrastructuurfonds, 

zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te zijn verleend of
verstrekt aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de plusregio
is gelegen of, indien van toepassing, aan het dagelijks bestuur van een
openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet
personenvervoer 2000. Gedeputeerde staten, respectievelijk het dagelijks
bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid,
van de Wet personenvervoer 2000, treedt dienaangaande in de rechten en
verplichtingen van de plusregio aan wie de bijdragen, subsidies en
uitkeringen oorspronkelijk zijn verleend of verstrekt.

2. De gemeenten, bedoeld in artikel XXII, eerste lid, verstrekken,
desgevraagd aan gedeputeerde staten en de dagelijkse besturen van een
openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet
personenvervoer 2000, alle voor de uitoefening van de rechten en
verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, benodigde inlichtingen.

3. De gemeenten, bedoeld in artikel XXII, eerste lid, verstrekken een
overzicht van de verplichtingen en de bestuurlijke afspraken die met het
oog op de gereserveerde bedragen, bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU
verkeer en vervoer, zijn aangegaan en dragen zorg voor de overdracht van
deze gereserveerde bedragen aan gedeputeerde staten of, indien van
toepassing, aan de dagelijkse besturen van een openbaar lichaam als
bedoeld in artikel 20, derde lid, Wet personenvervoer 2000.

4. De artikelen 9 tot en met 14 van de Wet BDU verkeer en vervoer zoals
deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkintreding van
deze wet, blijven van toepassing op de voor inwerkingtreding van deze
wet verstrekte uitkeringen, met dien verstande dat in artikel 11 telkens
voor “plusregio” moet worden gelezen: provincie waarin de plusregio
is gelegen of, indien van toepassing, openbaar lichaam als bedoeld in
artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.

5. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en
vervoer kan de verstrekking van de brede doeluitkering voor het
uitkeringsjaar waarin deze wet in werking treedt, plaatsvinden in het
jaar waarop de uitkering betrekking heeft.

ARTIKEL XXVI

Concessies die door de dagelijkse besturen van de plusregio’s zijn
verleend op grond van artikel 20, tweede of derde lid, van de Wet
personenvervoer 2000, zoals dit luidde op de dag voorafgaand aan de
datum van inwerkingtreding van deze wet, worden met ingang van de datum
van inwerkingtreding van deze wet geacht te zijn verleend door de
krachtens artikel 20, tweede, derde of vierde lid, van de Wet
personenvervoer 2000 bevoegde concessieverleners.

ARTIKEL XXVII 

Regionale verkeer- en vervoerplannen die door de plusregio’s zijn
vastgesteld op grond van artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer,
zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding van deze wet worden geacht te zijn vastgesteld door
gedeputeerde staten of, indien van toepassing, door het dagelijks
bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid,
van de Wet personenvervoer 2000.

ARTIKEL XXVIII 

Na de inwerkingtreding van deze wet:

a. berust het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet
bodembescherming op artikel 88, vijfde lid, van de Wet bodembescherming;

b. berusten besluiten die genomen zijn op grond van artikel 20, derde
lid, van de Wet personenvervoer 2000 zoals dat luidde op de dag
voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet op artikel
20, vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000.

ARTIKEL XXIX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL XXX

Deze wet wordt aangehaald als: Wet afschaffing plusregio’s.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1