[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33716 Adv RvSt inzake de Wet hervorming kindregelingen

Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D33712, datum: 2013-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z16447:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.13.0220/III	's-Gravenhage, 7 augustus 2013

Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2013, no.13.001526, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede
namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de
Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot
wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden
budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet
studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming
en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen),
met memorie van toelichting

In het regeerakkoord Bruggen slaan is besloten verschillende
kindregelingen samen te voegen, te hervormen en te versoberen. Met het
voorliggende voorstel wordt hieraan uitvoering gegeven. Verschillende
regelingen worden samengevoegd tot een viertal regelingen. Twee
regelingen voor inkomensondersteuning te weten een
inkomensonafhankelijke (kinderbijslag) en een inkomensafhankelijke
(kindgebonden budget) en twee regelingen gericht op
participatiebevordering: een algemene regeling (de fiscale
combinatiekorting) en een specifieke regeling, gericht op de kosten van
kinderopvang (de kinderopvangtoeslag).

Om te komen tot het nieuwe stelsel van vier regelingen zijn er blijkens
de toelichting langs drie lijnen wijzigingen voorzien: 

-  eenduidige inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders;

-  inkomensondersteuning voor ouders meer richten op lagere inkomens; en


-  vereenvoudigen om effectiviteit te vergroten. 

De thans voorgestelde hervorming beoogt, zo stelt de toelichting, de
beschikbare middelen op een rechtvaardige en effectieve manier in te
zetten voor inkomensondersteuning aan ouders en om arbeidsparticipatie
van ouders te bevorderen. Met de hervorming wordt de armoedeval voor
alleenstaande ouders die vanuit een bijstandsuitkering gaan werken
opgelost en wordt de financiële prikkel om te gaan werken versterkt.
Daarnaast moet het voorstel een bijdrage leveren aan het op orde brengen
van de overheidsfinanciën, aldus de toelichting. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de inkomensgevolgen,
alsmede over de inkomens- en vermogenstoets bij het kindgebonden budget.
Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het
wetsvoorstel wenselijk is.

1.	Inkomensgevolgen

Aan de samenvoeging van regelingen en aan de versobering zijn, naar het
oordeel van de Afdeling, onontkoombare inkomenseffecten verbonden. Deze
effecten worden in de toelichting uitgebreid beschreven. Uit de
toelichting blijkt dat deze in sommige gevallen aanzienlijk zijn. Uit de
toelichting komt minder duidelijk naar voren of met het gehele stelsel
van inkomensondersteunende regelingen in alle gevallen sprake is van
adequate ondersteuning waar dat nodig is. Mede in het licht van
verplichtingen uit hoofde van het Europees Verdrag tot bescherming van
de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient inzicht te
worden verschaft in de gevolgen van de maatregelen ten aanzien van de
proportionaliteit en de vraag of geen sprake kan zijn van een excessieve
last bij specifieke groepen.

Te meer nu ondersteuning voor specifieke uitgaven – de Afdeling wijst
in het bijzonder op de regelingen inzake schooluitgaven, ook hier in het
licht van de toepasselijke verdragsverplichtingen dienaangaande –
worden vervangen door de voorgestelde samengebundelde
inkomensondersteunende maatregelen, acht de Afdeling een nadere
uiteenzetting in de toelichting op dit punt gewenst. 

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen. 

2.	Vermogenstoets en inkomenstoets bij het kindgebonden budget

Blijkens de toelichting (paragraaf 1.1) is het oogmerk van de hervorming
van het stelsel onder andere om inkomensondersteuning te bieden waar die
het hardst nodig is. De toelichting merkt daarbij in het bijzonder op
dat het kindgebonden budget bedoeld is voor ouders met een lagere
draagkracht. Gelet op dit uitgangspunt plaatst de Afdeling een
kanttekening bij de hoogte van de vermogenstoets en de afbouwregeling
bij de inkomenstoets. 

In het voorstel blijven de huidige grenzen voor de vermogenstoets
gehandhaafd. Die bedragen thans € 101.139 per huishouden en vanaf de
AOW-leeftijd maximaal € 129.767, waarbij de waarde van de woning
buiten beschouwing wordt gelaten. 

Ziet de Afdeling het goed dan geldt dat voor een alleenstaande ouder met
twee kinderen een recht bestaat op kindgebonden budget tot een
toetsingsinkomen van € 85.000. Uit figuur 3 leidt de Afdeling af dat
voor ouders met partner met twee kinderen een recht bestaat op
kindgebonden budget tot een toetsingsinkomen van circa € 48.000. 

Het is de Afdeling, tegen de achtergrond van het uitgangspunt dat het
kindgebonden budget bedoeld is voor ouders met een lagere draagkracht,
niet duidelijk waarom de grens voor het inkomen respectievelijk voor het
vermogen bij deze hoge niveaus wordt gelegd. Het is de Afdeling daarbij
evenmin duidelijk waarom die vermogensgrens vanaf de AOW-leeftijd op een
hoger niveau zou moeten worden vastgesteld.

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de gehanteerde
grenzen ten aanzien van het inkomen en het vermogen in relatie tot de
draagkracht van ouders en zo nodig het voorstel aan te passen. 

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

	Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 1. 

	In het bijzonder artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. 

	Hierop wordt gewezen in de toelichting bij artikel VII. 

	Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.1.

	Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.1.3. 

	Voor zowel alleenstaande ouders als ouders met partner geldt dat een
afbouw plaatsvindt vanaf € 19.767. 

	De Afdeling heeft hier ook bij de invoering van de vermogenstoets voor
het kindgebonden budget aandacht voor gevraagd (Kamerstukken II 2010/11,
32 798, nr. 4). 

  PAGE  3 

........................................................................
...........

AAN DE KONING