[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten

Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D35038, datum: 2013-09-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z17048:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W13.13.0050/III	's-Gravenhage, 19 april 2013

Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2013, no.13.000398, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch
zieken en gehandicapten, de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met
de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en
gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de
fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de
tegemoetkoming specifieke zorgkosten, met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot de afschaffing van de algemene tegemoetkoming
voor chronisch zieken en gehandicapten, van de compensatie voor het
verplicht eigen risico, van de fiscale aftrek van uitgaven voor
specifieke zorgkosten en van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. De
opbrengsten hiervan bedragen structureel ruim € 1,1 mrd. Ingevolge het
regeerakkoord van 29 oktober 2012 bestaat, zo wordt vermeld in de
toelichting, het voornemen om structureel € 761 mln. in te zetten op
gemeentelijk niveau om daar voor de doelgroep chronisch zieken en
gehandicapten een maatwerkvoorziening te realiseren.

De Afdeling is van oordeel dat de regering terecht zoekt naar wegen om
de budgettaire middelen voor chronisch zieken en gehandicapten beter
gericht te kunnen inzetten en op die wijze de voorzieningen meer
financieel houdbaar te doen zijn. Decentralisatie en
maatwerkvoorzieningen kunnen belangrijke bouwstenen zijn van een aanpak
daartoe. De Afdeling merkt echter het volgende op.

De consequentie van de voorgenomen decentralisatie en de omslag van
recht naar (maatwerk-)voorziening is dat desbetreffende gemeentelijke
maatwerkvoorzieningen naar hun aard niet de inkomens- en
koopkrachtgevolgen zullen kunnen compenseren van het afschaffen van de
inkomens- en koopkrachtondersteunende maatregelen op de thans bestaand
wijze. Decentralisatie brengt voorts mee dat gemeenten zelf bepalen of,
en zo ja op welke wijze zij vorm geven aan hun maatwerkvoorzieningen. De
thans nog bestaande uniformiteit zal daardoor verdwijnen.

De bestaande wettelijke kaders geven gemeenten slechts beperkte
mogelijkheden tot inkomensondersteuning. Zo geeft de Wmo wel
mogelijkheden tot specifieke voorzieningen, maar niet tot
inkomensondersteuning. Daar komt bij dat voor personen met een inkomen
rond modaal of meer het inkomen veelal een belemmering zal vormen om
voor voorzieningen in aanmerking te komen. Verder geeft de (categoriale)
bijzondere bijstand weliswaar ruimte tot inkomensondersteuning, maar
slechts voor de minima tot 110% van de bijstandsnorm. Dit alles betekent
dat de bestaande gemeentelijke instrumenten  vooral zijn gericht op de
laagste inkomens. 

Verder verdient het aandacht dat de toelichting geen inzicht geeft in de
vorm en het karakter van de gemeentelijke maatwerkvoorzieningen zoals de
regering meent dat die mogelijk gemaakt zullen moeten gaan worden. De
toelichting geeft evenmin een antwoord op de vraag of zij die thans de
tegemoetkomingen en/of de mogelijkheid tot aftrek van specifieke
ziektekosten echt nodig hebben, met de voorgenomen maatwerkvoorzieningen
wel kunnen worden bereikt. Indien gemeenten ook andere groepen zouden
moeten kunnen bereiken dan de laagste inkomensgroepen, zijn hiervoor
nieuwe wettelijke voorzieningen nodig en daarmee samenhangend aanpassing
van het wettelijk kader. De inwerkingtreding daarvan zal dan moeten
samenvallen met die van de thans voorgestelde wijzigingen. Ook voor
dergelijke nieuwe instrumenten is overigens van belang dat gemeenten
zelf moeten kunnen bepalen aan wie zij die nieuwe instrumenten
aanbieden. Ook dan staat echter nog steeds niet vast dat de beschikbaar
gestelde middelen terecht komen bij degenen voor wie deze beoogd zijn. 

Alles bijeen, is de Afdeling advisering van de Raad van State van
oordeel dat duidelijkheid over de beoogde wettelijke kaders voor
gemeentelijke maatwerkvoorzieningen nodig is om de voorgestelde
maatregelen op verantwoorde wijze te kunnen invoeren. Vooralsnog bestaat
die duidelijkheid niet. De Afdeling is van oordeel dat in verband
daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen.

Overigens merkt de Afdeling nog op dat op de terreinen die vallen binnen
het bereik van het wetsvoorstel de verschillende wijzigingen zeer snel
op elkaar volgen. Een voorbeeld is de uitkering die chronisch zieken en
gehandicapten krijgen in verband met het eigen risico. Als onderdeel van
het Begrotingsakkoord 2013 is het eigen risico per 1 januari 2013
verhoogd, en is de uitkering ter compensatie daarvan aangepast in
samenhang met aanpassing van de hoogte van de zorgtoeslag.  

Na een toen noodzakelijk geachte verhoging van de tegemoetkoming per 1
januari 2013 in verband met de verhoging van het eigen risico per die
datum, worden betrokkenen nu geconfronteerd met het geheel vervallen van
de tegemoetkoming. De Afdeling vraagt dit verband aandacht voor het
belang van goede wetgeving, hetgeen onder meer inhoudt dat deze
bestendig is. Dat is zowel in het belang van hen voor wie de wet rechten
en plichten bevat als van de instanties die met de uitvoering zijn
belast. Een zo snelle en beperkt gemotiveerde koersverandering als die
van het wetsvoorstel doet geen recht aan dit uitgangspunt. 

1.	Van rechten naar gemeentelijke maatwerkvoorzieningen

Met het thans voorliggende voorstel wordt gekozen voor vervanging van de
tegemoetkomingsregeling door gemeentelijke maatwerkvoorzieningen.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord. Daarin staat dat
voor de uitvoering van de maatwerkregeling die zal worden ingevoerd in
verband met de afschaffing van de compensatie voor het verplicht eigen
risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de Wet tegemoetkoming
chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), het wettelijk kader de Wmo of
de bijzondere bijstand zal zijn, maar dat ook een nieuw op te stellen
wettelijk kader tot de mogelijkheden behoort. 

Hierover merkt de Afdeling het volgende op. 

a.	Afbakening doelgroep

De toelichting wijst er ter motivering van het voorstel op dat de
regelingen die thans worden geschrapt een ongerichte werking hebben. Een
aanzienlijk deel van de ontvangers behoort niet tot de doelgroep,
terwijl een ander deel van de doelgroep niet in aanmerking komt voor de
regelingen. Het ontbreken van een eenduidige definitie van chronisch
zieken en gehandicapten is hierbij een belangrijk knelpunt. 

Dit probleem is echter niet nieuw. De invoering van de Wtcg hing samen
met het schrappen van enkele posten in de fiscale buitengewone
uitgavenregeling. In de toelichting bij dat voorstel werd al onderkend
dat pogingen die in het verleden waren gedaan om tot een juiste
afbakening te komen, steeds waren gestrand op het ontbreken van
eenduidige, objectieve criteria. 

Uit de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Wtcg komt voorts
naar voren dat de tegemoetkomingsregeling onderdeel vormt van het door
de regering gevoerde inkomens- en koopkrachtbeleid. In verband daarmee
is er in 2008 niet voor gekozen om de fiscale faciliteit te schrappen en
in samenhang daarmee te voorzien in een nieuwe regeling in het kader van
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), toegespitst op chronisch
zieken en gehandicapten. De Wmo is namelijk gericht op participatie en
niet op inkomenscompensatie, aldus die toelichting. 

Uit de toelichting blijkt niet waarom het thans, in tegenstelling tot
2008, wél mogelijk wordt geacht de regelingen voor chronisch zieken en
gehandicapten die zijn gericht op inkomens- en koopkrachtondersteuning
te vervangen door gemeentelijke voorzieningen, onder andere in het kader
van de Wmo en de bijzondere bijstand. Immers, nog steeds geldt dat de
Wmo is gericht op participatie en niet op inkomenscompensatie. Bovendien
mag niet op voorhand worden verwacht dat gemeenten, in tegenstelling tot
de nationale wetgever, wél in staat zullen zijn eenduidige, objectieve
criteria vast te stellen voor de afbakening van de doelgroep. 

b.	Inkomensondersteuning

Bestaande wettelijke kaders: beperkt bereik

Het huidige wettelijke instrumentarium van de Wmo en dat van de
bijzondere bijstand geven gemeenten slechts beperkte mogelijkheden tot
ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten.  

Met de Wmo kunnen voorzieningen worden getroffen op het gebied van
maatschappelijke ondersteuning. Die voorzieningen zijn niet gericht op
inkomensondersteuning, maar op het bieden van specifieke ondersteuning
met het oog op participatie. Hierbij is geen sprake van rechten, maar
van voorzieningen. Daarbij wordt rekening gehouden met de
persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen,
alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten
zelf in maatregelen te voorzien. De Wmo geeft aldus geen mogelijkheden
voor inkomensondersteuning.  

De bijzondere bijstand geeft gemeenten wel de mogelijkheid om, naast de
algemene bijstand, financiële ondersteuning te bieden. Het moet dan
gaan om mensen die als gevolg van bijzondere kosten onder het
bestaansminimum zouden belanden. Categoriale bijzondere bijstand kan
onder andere worden verleend aan chronisch zieken met betrekking tot
kosten in verband met hun ziekte of handicap. Daarbij wordt niet
nagegaan of die kosten daadwerkelijk nodig of gemaakt zijn. Het is
daarom de vraag of er bij categoriale bijzondere bijstand aan chronisch
zieken wel sprake is van een gerichte uitkering. 

Of een gemeente voorziet in categoriale bijzondere bijstand en zo ja,
hoe de criteria en de doelgroep nader worden ingevuld, is overgelaten
aan gemeenten zelf. Als voorwaarde daarbij geldt dat die regelingen
beperkt moeten blijven tot personen met niet meer dan 110% van het voor
hen relevante sociale minimum. Gemeenten hebben zo de mogelijkheid om
voor chronisch zieken en gehandicapten te voorzien in enige vorm van
inkomensondersteuning in verband met kosten die samenhangen met hun
ziekte of handicap, maar dit is beperkt tot de allerlaagste
inkomensgroepen. 

De thans nog bestaande algemene tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten en de tegemoetkomingsregeling specifieke zorgkosten
richten zich in belangrijke mate op de laagste inkomensgroepen. De
Afdeling acht het daarom aannemelijk dat deze doelgroep zich, gelet op
het verlies aan inkomensondersteuning die het gevolg is van het
voorstel, tot de gemeente zal wenden om in aanmerking te komen voor een
gemeentelijke maatwerkvoorziening. 

Het voorstel voorziet ook in het laten vervallen van de persoonsgebonden
aftrek voor specifieke zorgkosten. Dit levert een besparing op van
structureel € 450 mln. Blijkens de toelichting moet de gemeentelijke
maatwerkvoorziening ook hier uitkomst bieden in verband met het
vervallen van de regeling. 

De personen in de inkomensgroep die thans met de persoonsgebonden aftrek
wordt bereikt, modaal en daarboven, zullen echter veelal niet in
aanmerking komen voor bestaande gemeentelijke maatwerkinstrumenten, Wmo
en bijzondere bijstand. 

Eventuele nieuwe mogelijkheden

Als nieuwe gemeentelijke maatwerkvoorzieningen het karakter moeten
hebben van het bieden van inkomens- en koopkrachtondersteuning, verdient
aandacht dat uitbreiding van de mogelijkheden tot gemeentelijk beleid
inzake inkomensondersteuning zou kunnen leiden tot gemeentelijk
inkomensbeleid. Dat is tot dusver altijd afgewezen, omdat daarmee het
landelijke inkomensbeleid zou kunnen worden geraakt. Uniformiteit zal
daarbij niet kunnen worden bereikt, omdat het aan gemeenten zelf is om
beleid dienaangaande vast te stellen. 

Als gemeentelijke maatwerkvoorzieningen met name gericht dienen te zijn
op het bieden van ondersteuning voor specifieke knelpunten waarmee
mensen met een chronische ziekte of handicap worden geconfronteerd,
betekent dit dat voor vele chronisch zieken en gehandicapten die thans
op grond van één of meer van de bestaande regelingen
inkomensondersteuning ontvangen geen voorzieningen beschikbaar zullen
zijn. Reden daarvoor is dat zij over een dusdanig inkomen of vermogen
beschikken dat zij niet in aanmerking komen voor categoriale bijzondere
bijstand. Om dezelfde reden zullen zij veelal ook niet voor andere
maatwerkvoorzieningen, zoals een voorziening op grond van de Wmo, in
aanmerking komen. Verder maakt de toelichting niet duidelijk of en zo ja
op welke wijze zij die thans nog specifieke ziektekosten kunnen
aftrekken voor de belasting, voor een [eventueel nieuw te creëren]
maatwerkvoorziening in aanmerking kunnen komen.  

Hoe dan ook, de toelichting geeft geen inzicht in de vorm en het
karakter van de introductie van eventuele nieuwe wettelijke
mogelijkheden voor gemeentelijke maatwerkvoorzieningen. Indien ten
behoeve van die gemeentelijke maatwerkvoorzieningen wijziging van
wettelijke bepalingen nodig is, moet de inwerkingtreding daarvan op het
voorliggende voorstel worden afgestemd. 

Budgettaire aspecten

Het afschaffen van de algemene tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten, de uitkering compensatie eigen risico en de
tegemoetkomingsregeling specifieke zorgkosten levert volgens de
toelichting structureel ruim € 650 mln op. Deze regelingen richten
zich in belangrijke mate op de laagste inkomens, de doelgroep die ook
met de bestaande gemeentelijke maatwerkvoorzieningen kan worden bereikt.
Mogelijk kan daarbij een besparing worden bereikt, doordat met de
maatwerkvoorziening de beschikbare middelen beter gericht kunnen worden
ingezet. 

Blijkens de toelichting wordt € 760 mln beschikbaar gesteld voor
gemeentelijke maatwerkvoorzieningen. Als wordt uitgegaan van de
bestaande mogelijkheden voor gemeentelijke maatwerkvoorzieningen, leidt
dat tot de conclusie dat dit bedrag hoger is dan de middelen die in de
huidige regelingen voor deze doelgroep beschikbaar zijn gesteld. Daar
komt bij dat die bedragen zijn gebaseerd op uniforme regelingen op grond
van wettelijke rechten van de betrokken doelgroep. In de nieuwe situatie
is het afhankelijk van het beleid van individuele gemeente hoeveel
middelen daadwerkelijk zullen worden ingezet. Een gemeente heeft immers
de vrijheid om ervoor te kiezen deze middelen voor geheel andere
doeleinden in te zetten. 

Het schrappen van de fiscale persoonsgebonden aftrek ter zake van
uitgaven voor specifieke zorgkosten levert structureel € 450 mln op.
Die regeling richt zich, zoals hiervoor aan de orde is geweest, op een
andere doelgroep dan die welke met de bestaande gemeentelijke
maatwerkvoorzieningen kan worden bereikt. Niet duidelijk is op welke
wijze ook deze chronisch zieken en gehandicapten van een gemeentelijke
maatwerkvoorziening gebruik zullen kunnen maken. Aldus is evenmin
duidelijk of en zo ja, in welke mate en op welke wijze het bedrag van
€ 760 mln ook ziet op deze categorie chronisch zieken en
gehandicapten. Om dat te kunnen bereiken, zullen de mogelijkheden
daartoe voor de gemeenten moeten worden uitgebreid. 

c.	Decentralisatie

De omslag van rijksbrede uniforme inkomensondersteuning naar
gemeentelijke maatwerkvoorzieningen brengt ook mee dat de vraag of, en
zo ja welke, voorzieningen beschikbaar zullen zijn, een aangelegenheid
is van de desbetreffende gemeente zelf. Dit betekent dat niet is
verzekerd dat wie nu tot de doelgroep van een inkomensondersteunende
maatregel behoort, in de nieuwe situatie ook voor een voorziening in
aanmerking zal komen. 

Ook zullen tussen gemeenten verschillen kunnen gaan ontstaan als gevolg
van de decentralisatie. Het uitgangspunt van het bieden van
maatwerkvoorzieningen en het leggen van de (financiële)
verantwoordelijkheid bij gemeenten kan alleen worden waargemaakt indien
op rijksniveau uitsluitend de opdracht om taken uit te voeren wordt
vastgelegd, en niet tevens de wijze waarop dat dient te geschieden. 

Alleen in een specifieke, op de lokale situatie afgestemde, vormgeving
kan maatwerk worden geleverd en efficiencywinst worden behaald. Dit
betekent dat aanvaard moet worden dat verschillen zullen bestaan in de
wijze waarop gemeenten deze taken uitvoeren. Uniformiteit kan derhalve
niet worden verzekerd.  

d.	Cumulatie

Uit paragraaf 5 van de toelichting komt naar voren dat aan het voorstel
aanzienlijke inkomensgevolgen verbonden kunnen zijn voor verschillende
categorieën burgers, afhankelijk van hun omstandigheden. Het gaat
daarbij niet alleen om de laagste inkomensgroepen, tot ca. 1,5 keer WML,
maar vooral ook om de groep rond en boven modaal. Deze gevolgen komen
bovenop de versoberingen die bij tal van overheidsvoorzieningen worden
doorgevoerd, en niet in de laatste plaats bovenop de effecten van de
gematigde loonontwikkelingen en de verhogingen van de lastendruk. 

Uit het recente koopkrachtoverzicht van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid blijkt dat over de periode 2002 – 2017 de koopkracht
van de groep rond modaal in het bijzonder aanzienlijk verslechtert,
terwijl die van inactieven en minima in het algemeen verbetert. In het
advies over de Miljoenennota 2013 heeft de Afdeling hier reeds aandacht
voor gevraagd. Zij wees in dat advies op de negatieve gevolgen van de
gematigde loonontwikkeling en de verhogingen van de lastendruk als
middel om financiële problemen van de overheid op te lossen. Het
Centraal Economisch Plan 2013 laat de negatieve bijdrage van de
binnenlandse consumptie aan de economische groei zien; de
consumptiegroei blijft daarmee ook achter bij die van andere landen. De
Afdeling heeft er in dit verband voorts op gewezen, dat met de noodzaak
om een groter beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid van
burgers, er tegelijkertijd aandacht zal moeten komen voor maatregelen
ten behoeve van ook feitelijk meer individuele financiële ruimte en
handelingsvermogen voor burgers voor het maken van meer eigen
afwegingen. Zoals hiervoor aangegeven, kunnen de mogelijkheden van
gemeentelijke maatwerkvoorzieningen soelaas bieden voor met name de
laagste inkomensgroepen (tot 1,5 keer WML), maar vooralsnog niet voor de
groepen daarboven. Met name de groepen rond modaal zullen door de
(cumulatie van) maatregelen in de knel kunnen komen. 

e.	Conclusie

De Afdeling acht het begrijpelijk dat de regering zoekt naar wegen om
het voor de bedoelde voorzieningen bestemde budget beter gericht te
kunnen inzetten en het op die wijze ook beter budgettair beheersbaar te
doen zijn. Decentralisatie en maatwerkvoorzieningen kunnen belangrijke
bouwstenen zijn van een aanpak daartoe. 

De consequentie van de voorgenomen decentralisatie en de omslag van
recht naar maatwerkvoorziening is dat die desbetreffende gemeentelijke
maatwerkvoorzieningen naar hun aard niet de inkomens- en
koopkrachtgevolgen van het afschaffen van de bestaande inkomens- en
koopkrachtondersteunende maatregelen op rijksniveau zullen kunnen
wegnemen of compenseren. Voorts bepalen gemeenten zelf of, en zo ja op
welke wijze, zij vorm geven aan hun maatwerkvoorzieningen.

Hiervoor is beschreven dat de bestaande wettelijke kaders gemeenten
slechts  beperkte mogelijkheden geven tot inkomensondersteuning. Deze
zijn vooral gericht op de laagste inkomens. 

Indien gemeenten ook andere groepen dan de minima  zouden moeten kunnen
bereiken – met name in verband met het vervallen van de
persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten-, zijn daarvoor
nieuwe wettelijke voorzieningen nodig. Het wetsvoorstel voorziet daarin
niet en evenmin biedt de toelichting hierover inzicht. Indien ten
behoeve van die gemeentelijke maatwerkvoorzieningen wijziging van
wettelijke bepalingen nodig is, moet de inwerkingtreding daarvan op het
voorliggende voorstel worden afgestemd.

De Afdeling is van oordeel dat duidelijkheid over de beoogde (wettelijke
kaders voor) gemeentelijke maatwerkvoorzieningen nodig is om de
voorgestelde maatregelen op verantwoorde wijze te kunnen invoeren.
Vooralsnog bestaat die duidelijkheid niet. De Afdeling adviseert het
voorstel dan ook niet in te dienen voordat die duidelijkheid alsnog
wordt geboden, en het in zoverre nader te overwegen. 

Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling nog het volgende op. 

2.	Samenhang met andere regelingen

Zoals hiervoor al aan de orde is geweest, ging de invoering van de Wtcg
gepaard met het schrappen van enkele posten in de fiscale buitengewone
uitgavenregeling. Bij die gelegenheid is ook een aantal andere
voorzieningen getroffen in verband met de versobering van de
buitengewone uitgavenregeling, in het bijzonder de tegemoetkoming
arbeidsongeschikten en de korting van 30% op de eigen bijdragen in de
Wmo en in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. 

Deze voorzieningen hebben een beleidsmatige samenhang met de regelingen
die thans vervallen. In de toelichting wordt op deze samenhang niet
ingegaan. De problematiek bij deze regelingen is bovendien niet
wezenlijk anders dan die bij de regelingen die vervallen.   

Wat betreft de korting van 30% op de eigen bijdragen AWBZ en Wmo blijkt
uit de toelichting bij de wet en het Besluit tegemoetkoming chronisch
zieken en gehandicapten dat deze regeling onderdeel uitmaakte van het
pakket aan maatregelen ter compensatie van het vervallen van de
buitengewone uitgavenregeling. Ook deze korting hield verband met de
verzilveringsproblematiek: relatief weinig mensen die een eigen bijdrage
betalen voor de AWBZ of Wmo maakten gebruik van de mogelijkheid die
kosten op te voeren voor de buitengewone lastenregeling. 

De tegemoetkoming arbeidsongeschikten diende ter compensatie van het
vervallen van het arbeidsongeschiktheidsforfait in de buitengewone
uitgavenregeling. De tegemoetkoming heeft het karakter van een
vergoeding voor uitgaven wegens gezondheidsproblemen. 

 

Wat betreft de tegemoetkoming arbeidsongeschikten herinnert de Afdeling
aan het advies van de Raad van State over het voorstel voor de Wtcg,
waarin hij heeft geadviseerd die regeling vanwege het inkomenspolitieke
karakter ervan niet onder te brengen in de Wtcg, maar in de
desbetreffende uitkeringswetten. Dit aspect vergt naar het oordeel van
de Afdeling opnieuw aandacht, mede gelet op de omstandigheid dat de
tegemoetkoming arbeidsongeschikten het enige overgebleven artikel van de
Wtcg gaat vormen.  

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te
gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 

3.	Advisering door VNG

Op grond van de bestuursafspraken 2011-2015 wordt de Vereniging van 
Nederlandse Gemeenten (VNG) in de gelegenheid gesteld een bestuurlijke
reactie te geven op voorstellen voor regelgeving met relevantie voor
decentrale overheden. Deze reactie dient te worden meegezonden naar de
Afdeling advisering van de Raad van State.

Het onderhavige voorstel heeft onmiskenbaar relevantie voor gemeenten.
De Afdeling heeft evenwel geen advies van de VNG aangetroffen. Ook in de
toelichting wordt niet ingegaan op eventueel commentaar van de VNG. De
Afdeling acht inzicht in de standpunten van VNG over voor gemeenten
relevante conceptregelgeving en de reactie daarop van de regering van
belang voor de oordeelsvorming over de desbetreffende voorstellen.

Gelet op de ingrijpende gevolgen van het voorstel voor gemeenten,
beveelt de Afdeling aan, voor zover dit nog niet zou zijn gebeurd,
alsnog om advies over het voorstel te verzoeken en op dit advies te
reageren. Mocht het voorstel naar aanleiding van het advies ingrijpend
worden gewijzigd, dan verwacht de Afdeling dat het voorstel opnieuw aan
haar ter advisering wordt voorgelegd.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Nota van toelichting, paragraaf 1.

	Wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten ter uitvoering van het Begrotingsakkoord 2013 (Stb. 2012,
381).

	Regeerakkoord van 29 oktober 2012, punt 57 van Bijlage A. 

	Nota van toelichting, paragraaf 1.

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 2.

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 2.

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 4.

	Zie artikel 4 van de Wmo.

	Artikel 35, vierde lid, van de Wet werk en bijstand.

	Tot de doelgroepen van dat gemeentelijke beleid behoren, naast de
ontvangers van algemene bijstand en AOW-uitkeringsgerechtigden zonder
aanvullend pensioen, veelal ook diegenen met een iets hoger inkomen, tot
ca 110% van de bijstandsnorm (artikel 35, negende lid, van de Wet werk
en bijstand en Kamerstukken II 2007/08, 31 441, nr. 3, blz. 7). 

	Voor de algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten geldt
sinds 2012 ingevolge artikel 2a Wtcg een inkomenstoets (2013: € 24.570
voor alleenstaanden en € 35.100 voor belanghebbenden met een partner),
de tegemoetkoming specifieke zorgkosten geldt voor diegenen die vanwege
hun lage fiscale inkomen niet in staat zijn de persoonsgebonden aftrek
specifieke zorgkosten te verzilveren. 

	Hierbij merkt de Afdeling overigens wel op dat de huidige regelingen
van gemeenten inzake categoriale bijzondere bijstand zich veelal richten
op de allerlaagste inkomens tot ca 110% van de bijstandsnorm, terwijl
voor de algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten de
norm op ca. 1,5 keer WML ligt (zie vorige voetnoot). Een aanzienlijk
deel van de doelgroep van de algemene tegemoetkoming zal bij ongewijzigd
categoriaal bijzondere bijstandsbeleid dan ook niet worden bereikt.

	Zie in dit verband ook punt 57 van bijlage A van het Regeerakkoord van
29 oktober 2012, waarin dit nog duidelijker naar voren komt. 

	Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State inzake de Derde
Periodieke beschouwing naar de interbestuurlijke verhoudingen van 20
december 2012 (W04.12.0239/I). 

	Kamerstukken II 2012/13, 33 400, nr. 3.

	Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2013, maart 2013, blz.
64. 

	Met het voorstel worden verschillende inkomensondersteunende
maatregelen afgeschaft. De groep rond en boven modaal zal in beperkte
mate in aanmerking komen voor de compenserende maatwerkvoorzieningen, en
zij wordt daarentegen in toenemende mate geconfronteerd met beperkingen
van het verzekerde pakket, stijging van eigen bijdragen en
inkomenstoetsen, zowel in de cure als de care.  

	Deze kortingen zijn doorgevoerd in de artikelen 6 en 7 van het Besluit
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten waarin wijzigingen zijn
aangebracht in het Bijdragebesluit zorg en het besluit maatschappelijke
ondersteuning. 

	Overigens wordt in het regeerakkoord van 29 oktober 2012 in punt 57 van
Bijlage A gesproken over het in zijn geheel afschaffen van de Wtcg. 

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 5 en Stb. 2008, 607, blz.
11.

	Stb. 2008, 607, blz. 11.

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, blz. 16.

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, blz. 42.

	Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 5, blz. 4. 

  PAGE  9 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........