Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten
Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D35038, datum: 2013-09-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z17048:
- Indiener: M.J. van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-09-11 13:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-09-19 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-24 14:00: Wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten - 33726 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-10-02 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2013-12-11 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-01-15 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-01-22 10:15: Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten (33726) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-01-23 13:50: STEMMINGEN (over moties ingediend bij het VAO Aldel en over wetsvoorstel Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (33726)) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W13.13.0050/III 's-Gravenhage, 19 april 2013 Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2013, no.13.000398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt tot de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, van de compensatie voor het verplicht eigen risico, van de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. De opbrengsten hiervan bedragen structureel ruim € 1,1 mrd. Ingevolge het regeerakkoord van 29 oktober 2012 bestaat, zo wordt vermeld in de toelichting, het voornemen om structureel € 761 mln. in te zetten op gemeentelijk niveau om daar voor de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten een maatwerkvoorziening te realiseren. De Afdeling is van oordeel dat de regering terecht zoekt naar wegen om de budgettaire middelen voor chronisch zieken en gehandicapten beter gericht te kunnen inzetten en op die wijze de voorzieningen meer financieel houdbaar te doen zijn. Decentralisatie en maatwerkvoorzieningen kunnen belangrijke bouwstenen zijn van een aanpak daartoe. De Afdeling merkt echter het volgende op. De consequentie van de voorgenomen decentralisatie en de omslag van recht naar (maatwerk-)voorziening is dat desbetreffende gemeentelijke maatwerkvoorzieningen naar hun aard niet de inkomens- en koopkrachtgevolgen zullen kunnen compenseren van het afschaffen van de inkomens- en koopkrachtondersteunende maatregelen op de thans bestaand wijze. Decentralisatie brengt voorts mee dat gemeenten zelf bepalen of, en zo ja op welke wijze zij vorm geven aan hun maatwerkvoorzieningen. De thans nog bestaande uniformiteit zal daardoor verdwijnen. De bestaande wettelijke kaders geven gemeenten slechts beperkte mogelijkheden tot inkomensondersteuning. Zo geeft de Wmo wel mogelijkheden tot specifieke voorzieningen, maar niet tot inkomensondersteuning. Daar komt bij dat voor personen met een inkomen rond modaal of meer het inkomen veelal een belemmering zal vormen om voor voorzieningen in aanmerking te komen. Verder geeft de (categoriale) bijzondere bijstand weliswaar ruimte tot inkomensondersteuning, maar slechts voor de minima tot 110% van de bijstandsnorm. Dit alles betekent dat de bestaande gemeentelijke instrumenten vooral zijn gericht op de laagste inkomens. Verder verdient het aandacht dat de toelichting geen inzicht geeft in de vorm en het karakter van de gemeentelijke maatwerkvoorzieningen zoals de regering meent dat die mogelijk gemaakt zullen moeten gaan worden. De toelichting geeft evenmin een antwoord op de vraag of zij die thans de tegemoetkomingen en/of de mogelijkheid tot aftrek van specifieke ziektekosten echt nodig hebben, met de voorgenomen maatwerkvoorzieningen wel kunnen worden bereikt. Indien gemeenten ook andere groepen zouden moeten kunnen bereiken dan de laagste inkomensgroepen, zijn hiervoor nieuwe wettelijke voorzieningen nodig en daarmee samenhangend aanpassing van het wettelijk kader. De inwerkingtreding daarvan zal dan moeten samenvallen met die van de thans voorgestelde wijzigingen. Ook voor dergelijke nieuwe instrumenten is overigens van belang dat gemeenten zelf moeten kunnen bepalen aan wie zij die nieuwe instrumenten aanbieden. Ook dan staat echter nog steeds niet vast dat de beschikbaar gestelde middelen terecht komen bij degenen voor wie deze beoogd zijn. Alles bijeen, is de Afdeling advisering van de Raad van State van oordeel dat duidelijkheid over de beoogde wettelijke kaders voor gemeentelijke maatwerkvoorzieningen nodig is om de voorgestelde maatregelen op verantwoorde wijze te kunnen invoeren. Vooralsnog bestaat die duidelijkheid niet. De Afdeling is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen. Overigens merkt de Afdeling nog op dat op de terreinen die vallen binnen het bereik van het wetsvoorstel de verschillende wijzigingen zeer snel op elkaar volgen. Een voorbeeld is de uitkering die chronisch zieken en gehandicapten krijgen in verband met het eigen risico. Als onderdeel van het Begrotingsakkoord 2013 is het eigen risico per 1 januari 2013 verhoogd, en is de uitkering ter compensatie daarvan aangepast in samenhang met aanpassing van de hoogte van de zorgtoeslag. Na een toen noodzakelijk geachte verhoging van de tegemoetkoming per 1 januari 2013 in verband met de verhoging van het eigen risico per die datum, worden betrokkenen nu geconfronteerd met het geheel vervallen van de tegemoetkoming. De Afdeling vraagt dit verband aandacht voor het belang van goede wetgeving, hetgeen onder meer inhoudt dat deze bestendig is. Dat is zowel in het belang van hen voor wie de wet rechten en plichten bevat als van de instanties die met de uitvoering zijn belast. Een zo snelle en beperkt gemotiveerde koersverandering als die van het wetsvoorstel doet geen recht aan dit uitgangspunt. 1. Van rechten naar gemeentelijke maatwerkvoorzieningen Met het thans voorliggende voorstel wordt gekozen voor vervanging van de tegemoetkomingsregeling door gemeentelijke maatwerkvoorzieningen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord. Daarin staat dat voor de uitvoering van de maatwerkregeling die zal worden ingevoerd in verband met de afschaffing van de compensatie voor het verplicht eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), het wettelijk kader de Wmo of de bijzondere bijstand zal zijn, maar dat ook een nieuw op te stellen wettelijk kader tot de mogelijkheden behoort. Hierover merkt de Afdeling het volgende op. a. Afbakening doelgroep De toelichting wijst er ter motivering van het voorstel op dat de regelingen die thans worden geschrapt een ongerichte werking hebben. Een aanzienlijk deel van de ontvangers behoort niet tot de doelgroep, terwijl een ander deel van de doelgroep niet in aanmerking komt voor de regelingen. Het ontbreken van een eenduidige definitie van chronisch zieken en gehandicapten is hierbij een belangrijk knelpunt. Dit probleem is echter niet nieuw. De invoering van de Wtcg hing samen met het schrappen van enkele posten in de fiscale buitengewone uitgavenregeling. In de toelichting bij dat voorstel werd al onderkend dat pogingen die in het verleden waren gedaan om tot een juiste afbakening te komen, steeds waren gestrand op het ontbreken van eenduidige, objectieve criteria. Uit de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Wtcg komt voorts naar voren dat de tegemoetkomingsregeling onderdeel vormt van het door de regering gevoerde inkomens- en koopkrachtbeleid. In verband daarmee is er in 2008 niet voor gekozen om de fiscale faciliteit te schrappen en in samenhang daarmee te voorzien in een nieuwe regeling in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), toegespitst op chronisch zieken en gehandicapten. De Wmo is namelijk gericht op participatie en niet op inkomenscompensatie, aldus die toelichting. Uit de toelichting blijkt niet waarom het thans, in tegenstelling tot 2008, wél mogelijk wordt geacht de regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten die zijn gericht op inkomens- en koopkrachtondersteuning te vervangen door gemeentelijke voorzieningen, onder andere in het kader van de Wmo en de bijzondere bijstand. Immers, nog steeds geldt dat de Wmo is gericht op participatie en niet op inkomenscompensatie. Bovendien mag niet op voorhand worden verwacht dat gemeenten, in tegenstelling tot de nationale wetgever, wél in staat zullen zijn eenduidige, objectieve criteria vast te stellen voor de afbakening van de doelgroep. b. Inkomensondersteuning Bestaande wettelijke kaders: beperkt bereik Het huidige wettelijke instrumentarium van de Wmo en dat van de bijzondere bijstand geven gemeenten slechts beperkte mogelijkheden tot ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten. Met de Wmo kunnen voorzieningen worden getroffen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Die voorzieningen zijn niet gericht op inkomensondersteuning, maar op het bieden van specifieke ondersteuning met het oog op participatie. Hierbij is geen sprake van rechten, maar van voorzieningen. Daarbij wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. De Wmo geeft aldus geen mogelijkheden voor inkomensondersteuning. De bijzondere bijstand geeft gemeenten wel de mogelijkheid om, naast de algemene bijstand, financiële ondersteuning te bieden. Het moet dan gaan om mensen die als gevolg van bijzondere kosten onder het bestaansminimum zouden belanden. Categoriale bijzondere bijstand kan onder andere worden verleend aan chronisch zieken met betrekking tot kosten in verband met hun ziekte of handicap. Daarbij wordt niet nagegaan of die kosten daadwerkelijk nodig of gemaakt zijn. Het is daarom de vraag of er bij categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken wel sprake is van een gerichte uitkering. Of een gemeente voorziet in categoriale bijzondere bijstand en zo ja, hoe de criteria en de doelgroep nader worden ingevuld, is overgelaten aan gemeenten zelf. Als voorwaarde daarbij geldt dat die regelingen beperkt moeten blijven tot personen met niet meer dan 110% van het voor hen relevante sociale minimum. Gemeenten hebben zo de mogelijkheid om voor chronisch zieken en gehandicapten te voorzien in enige vorm van inkomensondersteuning in verband met kosten die samenhangen met hun ziekte of handicap, maar dit is beperkt tot de allerlaagste inkomensgroepen. De thans nog bestaande algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de tegemoetkomingsregeling specifieke zorgkosten richten zich in belangrijke mate op de laagste inkomensgroepen. De Afdeling acht het daarom aannemelijk dat deze doelgroep zich, gelet op het verlies aan inkomensondersteuning die het gevolg is van het voorstel, tot de gemeente zal wenden om in aanmerking te komen voor een gemeentelijke maatwerkvoorziening. Het voorstel voorziet ook in het laten vervallen van de persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten. Dit levert een besparing op van structureel € 450 mln. Blijkens de toelichting moet de gemeentelijke maatwerkvoorziening ook hier uitkomst bieden in verband met het vervallen van de regeling. De personen in de inkomensgroep die thans met de persoonsgebonden aftrek wordt bereikt, modaal en daarboven, zullen echter veelal niet in aanmerking komen voor bestaande gemeentelijke maatwerkinstrumenten, Wmo en bijzondere bijstand. Eventuele nieuwe mogelijkheden Als nieuwe gemeentelijke maatwerkvoorzieningen het karakter moeten hebben van het bieden van inkomens- en koopkrachtondersteuning, verdient aandacht dat uitbreiding van de mogelijkheden tot gemeentelijk beleid inzake inkomensondersteuning zou kunnen leiden tot gemeentelijk inkomensbeleid. Dat is tot dusver altijd afgewezen, omdat daarmee het landelijke inkomensbeleid zou kunnen worden geraakt. Uniformiteit zal daarbij niet kunnen worden bereikt, omdat het aan gemeenten zelf is om beleid dienaangaande vast te stellen. Als gemeentelijke maatwerkvoorzieningen met name gericht dienen te zijn op het bieden van ondersteuning voor specifieke knelpunten waarmee mensen met een chronische ziekte of handicap worden geconfronteerd, betekent dit dat voor vele chronisch zieken en gehandicapten die thans op grond van één of meer van de bestaande regelingen inkomensondersteuning ontvangen geen voorzieningen beschikbaar zullen zijn. Reden daarvoor is dat zij over een dusdanig inkomen of vermogen beschikken dat zij niet in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand. Om dezelfde reden zullen zij veelal ook niet voor andere maatwerkvoorzieningen, zoals een voorziening op grond van de Wmo, in aanmerking komen. Verder maakt de toelichting niet duidelijk of en zo ja op welke wijze zij die thans nog specifieke ziektekosten kunnen aftrekken voor de belasting, voor een [eventueel nieuw te creëren] maatwerkvoorziening in aanmerking kunnen komen. Hoe dan ook, de toelichting geeft geen inzicht in de vorm en het karakter van de introductie van eventuele nieuwe wettelijke mogelijkheden voor gemeentelijke maatwerkvoorzieningen. Indien ten behoeve van die gemeentelijke maatwerkvoorzieningen wijziging van wettelijke bepalingen nodig is, moet de inwerkingtreding daarvan op het voorliggende voorstel worden afgestemd. Budgettaire aspecten Het afschaffen van de algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de uitkering compensatie eigen risico en de tegemoetkomingsregeling specifieke zorgkosten levert volgens de toelichting structureel ruim € 650 mln op. Deze regelingen richten zich in belangrijke mate op de laagste inkomens, de doelgroep die ook met de bestaande gemeentelijke maatwerkvoorzieningen kan worden bereikt. Mogelijk kan daarbij een besparing worden bereikt, doordat met de maatwerkvoorziening de beschikbare middelen beter gericht kunnen worden ingezet. Blijkens de toelichting wordt € 760 mln beschikbaar gesteld voor gemeentelijke maatwerkvoorzieningen. Als wordt uitgegaan van de bestaande mogelijkheden voor gemeentelijke maatwerkvoorzieningen, leidt dat tot de conclusie dat dit bedrag hoger is dan de middelen die in de huidige regelingen voor deze doelgroep beschikbaar zijn gesteld. Daar komt bij dat die bedragen zijn gebaseerd op uniforme regelingen op grond van wettelijke rechten van de betrokken doelgroep. In de nieuwe situatie is het afhankelijk van het beleid van individuele gemeente hoeveel middelen daadwerkelijk zullen worden ingezet. Een gemeente heeft immers de vrijheid om ervoor te kiezen deze middelen voor geheel andere doeleinden in te zetten. Het schrappen van de fiscale persoonsgebonden aftrek ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten levert structureel € 450 mln op. Die regeling richt zich, zoals hiervoor aan de orde is geweest, op een andere doelgroep dan die welke met de bestaande gemeentelijke maatwerkvoorzieningen kan worden bereikt. Niet duidelijk is op welke wijze ook deze chronisch zieken en gehandicapten van een gemeentelijke maatwerkvoorziening gebruik zullen kunnen maken. Aldus is evenmin duidelijk of en zo ja, in welke mate en op welke wijze het bedrag van € 760 mln ook ziet op deze categorie chronisch zieken en gehandicapten. Om dat te kunnen bereiken, zullen de mogelijkheden daartoe voor de gemeenten moeten worden uitgebreid. c. Decentralisatie De omslag van rijksbrede uniforme inkomensondersteuning naar gemeentelijke maatwerkvoorzieningen brengt ook mee dat de vraag of, en zo ja welke, voorzieningen beschikbaar zullen zijn, een aangelegenheid is van de desbetreffende gemeente zelf. Dit betekent dat niet is verzekerd dat wie nu tot de doelgroep van een inkomensondersteunende maatregel behoort, in de nieuwe situatie ook voor een voorziening in aanmerking zal komen. Ook zullen tussen gemeenten verschillen kunnen gaan ontstaan als gevolg van de decentralisatie. Het uitgangspunt van het bieden van maatwerkvoorzieningen en het leggen van de (financiële) verantwoordelijkheid bij gemeenten kan alleen worden waargemaakt indien op rijksniveau uitsluitend de opdracht om taken uit te voeren wordt vastgelegd, en niet tevens de wijze waarop dat dient te geschieden. Alleen in een specifieke, op de lokale situatie afgestemde, vormgeving kan maatwerk worden geleverd en efficiencywinst worden behaald. Dit betekent dat aanvaard moet worden dat verschillen zullen bestaan in de wijze waarop gemeenten deze taken uitvoeren. Uniformiteit kan derhalve niet worden verzekerd. d. Cumulatie Uit paragraaf 5 van de toelichting komt naar voren dat aan het voorstel aanzienlijke inkomensgevolgen verbonden kunnen zijn voor verschillende categorieën burgers, afhankelijk van hun omstandigheden. Het gaat daarbij niet alleen om de laagste inkomensgroepen, tot ca. 1,5 keer WML, maar vooral ook om de groep rond en boven modaal. Deze gevolgen komen bovenop de versoberingen die bij tal van overheidsvoorzieningen worden doorgevoerd, en niet in de laatste plaats bovenop de effecten van de gematigde loonontwikkelingen en de verhogingen van de lastendruk. Uit het recente koopkrachtoverzicht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijkt dat over de periode 2002 – 2017 de koopkracht van de groep rond modaal in het bijzonder aanzienlijk verslechtert, terwijl die van inactieven en minima in het algemeen verbetert. In het advies over de Miljoenennota 2013 heeft de Afdeling hier reeds aandacht voor gevraagd. Zij wees in dat advies op de negatieve gevolgen van de gematigde loonontwikkeling en de verhogingen van de lastendruk als middel om financiële problemen van de overheid op te lossen. Het Centraal Economisch Plan 2013 laat de negatieve bijdrage van de binnenlandse consumptie aan de economische groei zien; de consumptiegroei blijft daarmee ook achter bij die van andere landen. De Afdeling heeft er in dit verband voorts op gewezen, dat met de noodzaak om een groter beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers, er tegelijkertijd aandacht zal moeten komen voor maatregelen ten behoeve van ook feitelijk meer individuele financiële ruimte en handelingsvermogen voor burgers voor het maken van meer eigen afwegingen. Zoals hiervoor aangegeven, kunnen de mogelijkheden van gemeentelijke maatwerkvoorzieningen soelaas bieden voor met name de laagste inkomensgroepen (tot 1,5 keer WML), maar vooralsnog niet voor de groepen daarboven. Met name de groepen rond modaal zullen door de (cumulatie van) maatregelen in de knel kunnen komen. e. Conclusie De Afdeling acht het begrijpelijk dat de regering zoekt naar wegen om het voor de bedoelde voorzieningen bestemde budget beter gericht te kunnen inzetten en het op die wijze ook beter budgettair beheersbaar te doen zijn. Decentralisatie en maatwerkvoorzieningen kunnen belangrijke bouwstenen zijn van een aanpak daartoe. De consequentie van de voorgenomen decentralisatie en de omslag van recht naar maatwerkvoorziening is dat die desbetreffende gemeentelijke maatwerkvoorzieningen naar hun aard niet de inkomens- en koopkrachtgevolgen van het afschaffen van de bestaande inkomens- en koopkrachtondersteunende maatregelen op rijksniveau zullen kunnen wegnemen of compenseren. Voorts bepalen gemeenten zelf of, en zo ja op welke wijze, zij vorm geven aan hun maatwerkvoorzieningen. Hiervoor is beschreven dat de bestaande wettelijke kaders gemeenten slechts beperkte mogelijkheden geven tot inkomensondersteuning. Deze zijn vooral gericht op de laagste inkomens. Indien gemeenten ook andere groepen dan de minima zouden moeten kunnen bereiken – met name in verband met het vervallen van de persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten-, zijn daarvoor nieuwe wettelijke voorzieningen nodig. Het wetsvoorstel voorziet daarin niet en evenmin biedt de toelichting hierover inzicht. Indien ten behoeve van die gemeentelijke maatwerkvoorzieningen wijziging van wettelijke bepalingen nodig is, moet de inwerkingtreding daarvan op het voorliggende voorstel worden afgestemd. De Afdeling is van oordeel dat duidelijkheid over de beoogde (wettelijke kaders voor) gemeentelijke maatwerkvoorzieningen nodig is om de voorgestelde maatregelen op verantwoorde wijze te kunnen invoeren. Vooralsnog bestaat die duidelijkheid niet. De Afdeling adviseert het voorstel dan ook niet in te dienen voordat die duidelijkheid alsnog wordt geboden, en het in zoverre nader te overwegen. Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling nog het volgende op. 2. Samenhang met andere regelingen Zoals hiervoor al aan de orde is geweest, ging de invoering van de Wtcg gepaard met het schrappen van enkele posten in de fiscale buitengewone uitgavenregeling. Bij die gelegenheid is ook een aantal andere voorzieningen getroffen in verband met de versobering van de buitengewone uitgavenregeling, in het bijzonder de tegemoetkoming arbeidsongeschikten en de korting van 30% op de eigen bijdragen in de Wmo en in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze voorzieningen hebben een beleidsmatige samenhang met de regelingen die thans vervallen. In de toelichting wordt op deze samenhang niet ingegaan. De problematiek bij deze regelingen is bovendien niet wezenlijk anders dan die bij de regelingen die vervallen. Wat betreft de korting van 30% op de eigen bijdragen AWBZ en Wmo blijkt uit de toelichting bij de wet en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten dat deze regeling onderdeel uitmaakte van het pakket aan maatregelen ter compensatie van het vervallen van de buitengewone uitgavenregeling. Ook deze korting hield verband met de verzilveringsproblematiek: relatief weinig mensen die een eigen bijdrage betalen voor de AWBZ of Wmo maakten gebruik van de mogelijkheid die kosten op te voeren voor de buitengewone lastenregeling. De tegemoetkoming arbeidsongeschikten diende ter compensatie van het vervallen van het arbeidsongeschiktheidsforfait in de buitengewone uitgavenregeling. De tegemoetkoming heeft het karakter van een vergoeding voor uitgaven wegens gezondheidsproblemen. Wat betreft de tegemoetkoming arbeidsongeschikten herinnert de Afdeling aan het advies van de Raad van State over het voorstel voor de Wtcg, waarin hij heeft geadviseerd die regeling vanwege het inkomenspolitieke karakter ervan niet onder te brengen in de Wtcg, maar in de desbetreffende uitkeringswetten. Dit aspect vergt naar het oordeel van de Afdeling opnieuw aandacht, mede gelet op de omstandigheid dat de tegemoetkoming arbeidsongeschikten het enige overgebleven artikel van de Wtcg gaat vormen. De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 3. Advisering door VNG Op grond van de bestuursafspraken 2011-2015 wordt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in de gelegenheid gesteld een bestuurlijke reactie te geven op voorstellen voor regelgeving met relevantie voor decentrale overheden. Deze reactie dient te worden meegezonden naar de Afdeling advisering van de Raad van State. Het onderhavige voorstel heeft onmiskenbaar relevantie voor gemeenten. De Afdeling heeft evenwel geen advies van de VNG aangetroffen. Ook in de toelichting wordt niet ingegaan op eventueel commentaar van de VNG. De Afdeling acht inzicht in de standpunten van VNG over voor gemeenten relevante conceptregelgeving en de reactie daarop van de regering van belang voor de oordeelsvorming over de desbetreffende voorstellen. Gelet op de ingrijpende gevolgen van het voorstel voor gemeenten, beveelt de Afdeling aan, voor zover dit nog niet zou zijn gebeurd, alsnog om advies over het voorstel te verzoeken en op dit advies te reageren. Mocht het voorstel naar aanleiding van het advies ingrijpend worden gewijzigd, dan verwacht de Afdeling dat het voorstel opnieuw aan haar ter advisering wordt voorgelegd. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Nota van toelichting, paragraaf 1. Wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ter uitvoering van het Begrotingsakkoord 2013 (Stb. 2012, 381). Regeerakkoord van 29 oktober 2012, punt 57 van Bijlage A. Nota van toelichting, paragraaf 1. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 2. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 2. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 4. Zie artikel 4 van de Wmo. Artikel 35, vierde lid, van de Wet werk en bijstand. Tot de doelgroepen van dat gemeentelijke beleid behoren, naast de ontvangers van algemene bijstand en AOW-uitkeringsgerechtigden zonder aanvullend pensioen, veelal ook diegenen met een iets hoger inkomen, tot ca 110% van de bijstandsnorm (artikel 35, negende lid, van de Wet werk en bijstand en Kamerstukken II 2007/08, 31 441, nr. 3, blz. 7). Voor de algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten geldt sinds 2012 ingevolge artikel 2a Wtcg een inkomenstoets (2013: € 24.570 voor alleenstaanden en € 35.100 voor belanghebbenden met een partner), de tegemoetkoming specifieke zorgkosten geldt voor diegenen die vanwege hun lage fiscale inkomen niet in staat zijn de persoonsgebonden aftrek specifieke zorgkosten te verzilveren. Hierbij merkt de Afdeling overigens wel op dat de huidige regelingen van gemeenten inzake categoriale bijzondere bijstand zich veelal richten op de allerlaagste inkomens tot ca 110% van de bijstandsnorm, terwijl voor de algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten de norm op ca. 1,5 keer WML ligt (zie vorige voetnoot). Een aanzienlijk deel van de doelgroep van de algemene tegemoetkoming zal bij ongewijzigd categoriaal bijzondere bijstandsbeleid dan ook niet worden bereikt. Zie in dit verband ook punt 57 van bijlage A van het Regeerakkoord van 29 oktober 2012, waarin dit nog duidelijker naar voren komt. Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State inzake de Derde Periodieke beschouwing naar de interbestuurlijke verhoudingen van 20 december 2012 (W04.12.0239/I). Kamerstukken II 2012/13, 33 400, nr. 3. Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2013, maart 2013, blz. 64. Met het voorstel worden verschillende inkomensondersteunende maatregelen afgeschaft. De groep rond en boven modaal zal in beperkte mate in aanmerking komen voor de compenserende maatwerkvoorzieningen, en zij wordt daarentegen in toenemende mate geconfronteerd met beperkingen van het verzekerde pakket, stijging van eigen bijdragen en inkomenstoetsen, zowel in de cure als de care. Deze kortingen zijn doorgevoerd in de artikelen 6 en 7 van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten waarin wijzigingen zijn aangebracht in het Bijdragebesluit zorg en het besluit maatschappelijke ondersteuning. Overigens wordt in het regeerakkoord van 29 oktober 2012 in punt 57 van Bijlage A gesproken over het in zijn geheel afschaffen van de Wtcg. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, blz. 5 en Stb. 2008, 607, blz. 11. Stb. 2008, 607, blz. 11. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, blz. 16. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, blz. 42. Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 5, blz. 4. PAGE 9 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........