[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies van de Raad van State

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D36240, datum: 2013-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z17579:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W06.13.0259/III	's-Gravenhage, 9 september 2013

Bij Kabinetsmissive van 3 september 2013, no.13.001794, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiƫn, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige
andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014), met memorie van
toelichting

Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar
2014, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2014, Wet aanpak fraude
toeslagen en fiscaliteit en Wet wijziging percentage belasting- en
invorderingsrente vennootschapsbelasting.

Het voorstel bevat wijzigingen van enkele belastingwetten en enige
andere wetten waarvoor inwerkingtreding of wettelijke vastlegging met
ingang van 1 januari 2014 wenselijk is. Het gaat daarbij onder andere om
het mogelijk maken van een onderhandse akte bij periodieke giften, het
aanpakken van constructies met afgezonderde particuliere vermogens, het
toestaan van het gebruik van de waarde in het economische verkeer voor
de waardering van serviceflats voor de erfbelasting en het uitbreiden
van de weigerings- of intrekkingsgronden voor de status van een algemeen
nut beogende instelling (ANBI-status) naar bepaalde misdrijven. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de WOZ-waarde van
serviceflats en de status van algemeen nut beogende instellingen
(ANBI-status). Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van
het wetsvoorstel wenselijk is.

1.	WOZ-waarde serviceflats

De volgens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde
(WOZ-waarde) van serviceflats blijkt in bepaalde gevallen substantieel
hoger dan de waarde in het economische verkeer (WEV). In die gevallen
leidt gebruikmaking van de WOZ-waarde voor serviceflats voor de
erfbelasting ertoe dat de erfgenaam wordt aangeslagen voor een
substantieel hoger bedrag dan in werkelijkheid wordt geƫrfd, aldus de
toelichting. Voor overlijdens in de jaren 2010 tot en met 2013 is via
twee beleidsbesluiten goedgekeurd dat voor serviceflats mag worden
uitgegaan van de WEV op het moment van overlijden van de erflater, mits
de WEV van de serviceflat in belangrijke mate afwijkt van de WOZ-waarde
daarvan. Thans wordt  voorgesteld dat bij algemene maatregel van bestuur
afwijkende waarderingsregels kunnen worden gesteld voor de vaststelling
van de waarde van bij die amvb aan te wijzen serviceflats.

De Afdeling plaatst hier enkele kanttekeningen bij.

a. Inbreuk op het objectieve systeem; precedentwerking

In de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) is voor de waardering van
woningen met het oog op de uitvoering bewust aangesloten bij de volgens
de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde WOZ-waarde en is er
bewust voor gekozen geen tegenbewijsregeling op te nemen. 

De Afdeling constateert dat thans wordt voorgesteld voor serviceflats af
te wijken van de WOZ-waarde. De Afdeling merkt op dat uit de toelichting
niet blijkt in hoeveel gevallen de waardering van serviceflats
daadwerkelijk substantieel afwijkt van de vastgestelde WOZ-waarde.
Hierdoor is het niet goed mogelijk te beoordelen of de onderhavige
inbreuk op het objectieve wettelijke systeem goede grond heeft. De
Waarderingskamer daarentegen concludeert dat wetswijziging niet
noodzakelijk is en de WOZ-waarde uitgangspunt kan blijven. In de
toelichting wordt niet ingegaan op deze conclusie van de
Waarderingskamer. Daarmee blijkt onvoldoende welke de argumenten zijn om
in dit geval van de WOZ-waarde af te wijken. Tevens dient aandacht
besteed te worden aan de vraag in hoeverre daarmee sprake is van een
precedentwerking die verdere inbreuken op het objectieve systeem in de
hand zal werken. 

De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting op het vorenstaande
in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.

b. Delegatie

Wat betreft het gebruik van delegatiebepalingen verwijst de Afdeling
naar haar algemene opmerking onder punt 5 van het advies over het
Belastingplan 2014. Meer in het bijzonder merkt de Afdeling over de
onderhavige delegatiebepaling op  dat van delegatie van de bevoegdheid
tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften ā€“ in
verband met het uitgangspunt dat deze op zo hoog mogelijk regelniveau
worden vastgesteld ā€“ terughoudend gebruik moet worden gemaakt. 

De Afdeling is van oordeel dat niet aan deze vereisten wordt voldaan met
betrekking tot het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van
een definitie van serviceflat en van waarderingsvoorschriften voor
serviceflats. 

Volgens de toelichting zullen de te treffen waarderingsregels
overeenstemmen met de regels zoals die zijn goedgekeurd in de hiervoor
bedoelde beleidsbesluiten. In die beleidsbesluiten gaat het steeds om de
WEV, welk begrip de SW 1956 thans al kent. Delegatie naar lagere
regelgeving lijkt daarmee niet noodzakelijk. 

Verder is het niet duidelijk waarom de al in de hiervoor bedoelde
beleidsbesluiten gegeven definitie van serviceflat bij amvb moet worden
vastgesteld en waarom deze definitie niet in de SW 1956 kan worden
opgenomen.

De Afdeling adviseert de noodzaak voor het vaststellen bij amvb van
waarderingsregels voor serviceflats en van een definitie van
serviceflats dragend te motiveren of het voorstel aan te passen.

c. Begrenzing delegatie  

Onverminderd hetgeen hiervoor is opgemerkt met betrekking tot de
noodzaak voor delegatie, merkt de Afdeling nog het volgende op. 

Delegatie van regelgevende bevoegdheid dient in de delegerende regeling
zo concreet en nauwkeurig mogelijk te worden begrensd.

De Afdeling is van oordeel dat het voorstel niet aan dit vereiste
voldoet. De delegatiebepaling beoogt de al bestaande praktijk wettelijk
vast te leggen. De bestaande praktijk is dat voor serviceflats mag
worden uitgegaan van de WEV indien die waarde ā€œin belangrijke mate
afwijkt (30%) van de WOZ-waarde daarvanā€. De delegatiebepaling kent
deze voorwaarde echter niet en is daarmee te ruim geformuleerd. 

De Afdeling adviseert de delegatiebepaling te beperken tot situaties
waarbij de waarde in het economische verkeer in belangrijke mate afwijkt
van de WOZ-waarde.

2.	Status algemeen nut beogende instelling (ANBI-status)

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is een
zogenoemde integriteitsbepaling voor algemeen nut beogende instellingen
(ANBIā€™s) opgenomen. Deze bepaling schrijft voor dat een instelling
door de inspecteur niet, of niet langer, als ANBI wordt aangemerkt
ā€œindien de instelling, een bestuurder van die instelling of een
persoon die feitelijk leiding geeft aan die instelling, dan wel een voor
die instelling gezichtsbepalend persoon, onherroepelijk is veroordeeld
wegens aanzetten tot haat, aanzetten tot geweld of gebruik van geweld en
nog geen vier kalenderjaren zijn verstreken sinds deze veroordelingā€.

Voorgesteld wordt om deze bepaling uit te breiden met de situatie waarin
sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor het opzettelijk
plegen van een misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of
goederen in gevaar wordt gebracht. In de toelichting wordt opgemerkt dat
het (voor de toepassing van de sanctie van het verlies van de
ANBI-status) de instelling wel zelf moet zijn aan te rekenen dat mensen
of goederen in gevaar zijn gebracht: de ANBI-status wordt volgens de
toelichting namelijk niet geweigerd en niet ontnomen indien de ANBI zelf
niet op enigerlei wijze betrokken is bij het begaan van de misdrijven.
Daarmee wordt de intrekking een vorm van sanctie op de betrokkenheid bij
het begaan van de misdrijven.

De Afdeling merkt op dat deze laatste voorwaarde en de implicaties die
dit heeft, niet in de voorgestelde bepaling tot uitdrukking zijn
gebracht. 

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.

3.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W06.13.0259/III

Ingevolge artikel VIII, onderdeel A, wordt het derde lid van artikel 3
van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van
enkele andere produkten vernummerd tot vierde lid. Tevens voorzien in
een aanpassing van de verwijzing in het huidige vierde lid van genoemd
artikel 3 naar het tot vierde lid te vernummeren derde lid.

 	Omdat bij de vaststelling van de WOZ-waarde geen rekening wordt
gehouden met de invloed van de verplichting tot betaling van
servicekosten (bijvoorbeeld voor maaltijden, kapper of alarmservice).

 	Paragraaf 4, eerste tekstblok.

	Besluit van de Staatssecretaris van Financiƫn van 25 november 2011,
nr. BLKB2011/1541M (Stcrt. 2011, 22414) en besluit van de
Staatssecretaris van Financiƫn van 2 juli 2013, nr. BLKB2013/791M
(Stcrt. 2013, 19517).

	Het voorgestelde artikel 21, tiende lid, (nieuw), van de Successiewet
1956 (artikel IV, onderdeel D). 

 	Blijkens het rapport van de Waarderingskamer gaat het in zijn
totaliteit om "slechts circa honderd complexen met daarin enkele
duizenden serviceflats", waarvan het aantal serviceflats dat jaarlijks
in de erfbelasting betrokken zal zijn "dus beperkt [is] enĀ vermoedelijk
verder [zal] dalen" (Advies toepassing WOZ-waarde voor serviceflats bij
de erfbelasting, 15 juli 2011,   HYPERLINK
"http://www.waarderingskamer.nl"  www.waarderingskamer.nl ).

 	Paragraaf 4, slotzin, van de toelichting.

 	Artikel 21, eerste lid, van de SW 1956.

 	Zie ook aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

 	Zie de definitie van serviceflat in de twee eerdergenoemde
beleidsbesluiten.

 	Artikel 5b, achtste lid, van de AWR.

 	Artikel XII, onderdeel A. Het gaat daarbij om misdrijven als bedoeld
in Titel VII van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht. De
misdrijven die zijn opgesomd in deze titel betreffen onder meer
brandstichting, het teweegbrengen van ontploffingen, het veroorzaken van
overstromingen, het versperren van openbare land- of waterwegen of het
verijdelen van ten aanzien daarvan genomen veiligheidsmaatregelen,
hetĀ veroorzaken van gevaar voor het spoorwegverkeer en het vernielen,
onbruikbaar maken of beschadigen van een gas- of waterleiding,
riolering, elektriciteitswerk, geautomatiseerd werk of werk voor het
openbaar verkeer of het luchtverkeer. 

 	Laatste en voorlaatste volzin van paragraaf 12.2 van de toelichting en
van de toelichting op artikel XII, onderdeel A. 

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING