[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132)

Eindtekst

Nummer: 2013D41429, datum: 2013-10-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z05460:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

10 oktober 2013

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn
2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11Ā meiĀ 2011 tot
wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar
werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming
genieten (PbEU 2011, LĀ 132)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de
Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen ter implementatie van Richtlijn
2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11Ā meiĀ 2011 tot
wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar
werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming
genieten (PbEUĀ L 2011,Ā 132);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel p, komt te luiden:

p. langdurig ingezetene: houder van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen als bedoeld in richtlijn nr. 2003/109/EG van de
Raad van de Europese Unie van 25Ā november 2003 betreffende de status
van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16),
zoals gewijzigd door richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en
de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die
internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), dan wel van een
door een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van deze
richtlijn afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen;

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de puntkomma door een komma aan het einde van
onderdeel b, wordt aan dat onderdeel een zinsnede toegevoegd, luidende:
of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in
artikel 45a indien op het aan de vreemdeling verschafte document,
bedoeld in artikel 9, geen aantekening als bedoeld in artikel 45c,
eerste lid, is geplaatst;

2. Onder vervanging van de puntkomma door een komma aan het einde van
onderdeel d, wordt aan dat onderdeel een zinsnede toegevoegd, luidende:
of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in
artikel 45a indien op het aan de vreemdeling verschafte document,
bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste
lid, is geplaatst;

3. In onderdeel g wordt ā€œin afwachting van de beslissing op een
aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de
artikelen 20 en 33,ā€ vervangen door: in afwachting van de beslissing
op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in
de artikelen 20, 33 en 45a,

C

	Artikel 17, eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

	h. een langdurig ingezetene uit een andere EU-lidstaat, dan wel diens
echtgenoot of minderjarig kind ingeval het gezin reeds was gevormd in
die andere lidstaat.

D

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken op de
gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van
onderdeel b, en wordt ingetrokken indien aan de houder daarvan
ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, onderdeel
d, wordt verleend.

E

Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:

1. Onze Minister is bevoegd:

a. de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling
te nemen;

b. een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken;

c. ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen
aan de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen op grond van artikel 45d is ingetrokken.

F

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de vreemdeling die direct
voorafgaande aan de aanvraag, gedurende vijf achtereenvolgende jaren
rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in artikel 8, onder a, c,
e, l, dan wel op grond van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen, kan slechts worden afgewezen indien de vreemdeling: 

a. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, niet
zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan; 

b. onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft
achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot
het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid; 

c. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens
een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is
bedreigd, dan wel hem ter zake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van
het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;

d. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid; 

e. zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd; 

f. op de dag waarop de aanvraag is ontvangen, een verblijfsrecht van
tijdelijke aard heeft; of 

g. het examen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet
inburgering, of een diploma, certificaat of ander document als bedoeld
in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van die wet niet heeft behaald.

2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag niet afgewezen op
grond van het eerste lid, onder a, indien de vreemdeling gedurende een
tijdvak van tien aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in
artikel 8, onder a of l, of op grond van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen heeft gehad. 

3. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag niet afgewezen op
grond van het eerste lid, onder a, indien de vreemdeling als
minderjarige onder een beperking verband houdende met gezinshereniging
rechtmatig verblijf heeft gehad en sindsdien zijn hoofdverblijf niet
buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, tenzij de
gezinsband werd verbroken binnen een jaar na verlening van de
verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14. 

4. Indien de vreemdeling in Nederland is geboren dan wel reeds voor zijn
vierde levensjaar in Nederland verbleef en sindsdien zijn hoofdverblijf
niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, kan de
aanvraag in afwijking van het eerste lid slechts worden afgewezen op
grond van het eerste lid, onder c en d. In afwijking van het eerste lid,
behoeft het rechtmatig verblijf van de vreemdeling niet aaneengesloten
te zijn. De aanvraag kan slechts worden afgewezen op grond van het
eerste lid, onder c, indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden
rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan
60 maanden, ter zake van handel in verdovende middelen.

5. Onder een tijdvak als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit
artikel wordt verstaan een tijdvak onmiddellijk voorafgaande aan de dag
waarop de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is aangevraagd. Voor
de berekening van het tijdvak wordt de periode van rechtmatig verblijf
in Nederland vĆ³Ć³r het bereiken van de achtjarige leeftijd buiten
beschouwing gelaten. 

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de gronden bedoeld, in het eerste lid. Daarbij kunnen
andere gevallen dan bedoeld in het eerste tot en met vierde lid worden
aangewezen waarin een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als
bedoeld in artikel 20 kan worden verleend.

G

Artikel 21a vervalt.

H

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

1. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 20,
wordt ingetrokken indien aan de houder daarvan ambtshalve een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 wordt verleend.

2. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 20,
kan worden ingetrokken indien:

a. de houder daarvan zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft
gevestigd;

b. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens
heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag
tot het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid;

c. de houder daarvan bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is
veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie
jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake de maatregel, bedoeld in
artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd; of

d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de gronden, bedoeld in het tweede lid.

I

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e van het eerste lid vervalt, onder vervanging van de
puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt.

2. Het vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien de aanvraag tot
het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 14 is ingediend door een langdurig ingezetene uit een andere
lidstaat van de Europese Unie of diens gezinslid, wordt de beschikking
in afwijking van het eerste lid gegeven binnen vier maanden, welke
termijn in afwijking van het tweede lid in bijzondere gevallen verband
houdende met de complexiteit van de aanvraag, voor ten hoogste drie
maanden kan worden verlengd. 

J

Aan artikel 28, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

d. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan
de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het
bezit van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, indien de
verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet, aan de vreemdeling,
is overgedragen aan Nederland op grond van de Europese Overeenkomst
inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot
vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).

K

Aan artikel 33 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel b door een puntkomma, na onderdeel b twee onderdelen
toegevoegd, luidende:

c. ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen
aan de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen is ingetrokken, indien op het aan de vreemdeling verschafte
document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c,
eerste lid, was geplaatst;

d. ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen
aan de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in
het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 20, indien de
verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet voor betrokken
vreemdeling aan Nederland is overgedragen op grond van de Europese
Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met
betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239). 

L

Aan artikel 34 wordt aan het eind van het eerste lid een volzin
toegevoegd, luidende:

De periode van verblijf op grond van artikel 14, van de vreemdeling aan
wie op grond van artikel 28, onderdeel d, ambtshalve een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, wordt aangemerkt als
rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c.

M

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a, wordt
ingewilligd, wordt deze verblijfsvergunning verleend met ingang van de
datum waarop de aanvraag is ontvangen.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien ambtshalve de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld
in artikel 28, eerste lid, onder d, wordt verleend, geschiedt dit met
ingang van de datum waarop de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel
14, is ingetrokken.

N

In Hoofdstuk 3 wordt na afdeling 4 een nieuwe afdeling ingevoegd,
luidende:

AFDELING 5 DE STATUS VAN LANGDURIG INGEZETENE

Paragraaf 1 De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen

Artikel 45a

1. Onze Minister is bevoegd:

a. de aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen in te willigen, af te wijzen dan wel niet in
behandeling te nemen;

b. een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in te trekken.

	2. De status van langdurig ingezetene wordt verworven door de verlening
van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De status van
langdurig ingezetene is permanent, onverminderd artikel 45d.

Artikel 45b 

1. De aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen wordt afgewezen, indien de vreemdeling direct
voorafgaande aan de aanvraag:

a. een verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft op grond van een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14; 

b. een formeel beperkt verblijfsrecht heeft; 

c. verblijf heeft op grond van een bijzondere geprivilegieerde status; 

d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29,
eerste lid, onder c of d; of

e. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29,
eerste lid, onder e of f, bij een vreemdeling die in het bezit is van
een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, welke niet is
verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.

2. Onverminderd het eerste lid kan de aanvraag tot het verlenen van een
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen slechts worden
afgewezen, indien de vreemdeling:

a. niet gedurende vijf jaren ononderbroken en direct voorafgaande aan de
aanvraag rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 heeft gehad, met
inachtneming van het derde lid;

b. in de periode, bedoeld onder a, zes of meer achtereenvolgende maanden
of in totaal tien of meer maanden buiten Nederland heeft verbleven;

c. al of niet tezamen met de gezinsleden bij wie hij verblijft, niet
zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

d. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens
een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is
bedreigd, dan wel hem ter zake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van
het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;

e. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid;

f. niet beschikt over een toereikende ziektekostenverzekering voor
hemzelf en de te zijnen laste komende gezinsleden; of

g. het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering,
niet heeft behaald.

3. Voor de berekening van de periode bedoeld in het tweede lid, onder a,
wordt verblijf als bedoeld in het eerste lid en verblijf als bedoeld in
het tweede lid, onder b, niet meegeteld, met uitzondering van verblijf
voor studie of beroepsopleiding, dat voor de helft wordt meegeteld. 

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.

Artikel 45c

	1. Op het document, bedoeld in artikel 9, van de vreemdeling aan wie
een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is verleend, wordt
de aantekening ā€œInternationale bescherming op [datum] verleend door
Nederlandā€ geplaatst, indien:

	a. de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel
28, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b,
tenzij de grond voor die verlening is vervallen; of

b. de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was
van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel
33, mits hij voordien in het bezit was van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van
artikel 29, eerste lid, onder a of b.

2. Indien de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt
verleend aan een onderdaan van een derde land die reeds een
verblijfsdocument bezit dat door een andere lidstaat is afgegeven en dat
de aantekening ā€œInternationale bescherming op [datum]  verleend door
[lidstaat]ā€ bevat, wordt op het document, bedoeld in artikel 9,
dezelfde aantekening geplaatst, tenzij de internationale bescherming bij
een definitief besluit van die andere lidstaat is ingetrokken.

3. Indien uit een verzoek van de autoriteiten van een andere lidstaat
van de Europese Unie aan Onze Minister blijkt dat de internationale
bescherming van de houder van een document als bedoeld in artikel 9, met
daarop de aantekening als bedoeld in het eerste lid, door deze lidstaat
is overgenomen alvorens deze lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen heeft afgegeven, wordt de aantekening op het
document, bedoeld in artikel 9, dienovereenkomstig gewijzigd.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 45d

1. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen kan worden
ingetrokken, indien:

a. de vreemdeling een aaneengesloten periode van twaalf maanden of
langer buiten het grondgebied van de Europese Unie, dan wel zes jaar of
langer buiten Nederland heeft verbleven; of

b. de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare
orde of de nationale veiligheid vormt.

2. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van de
vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening,
bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst, kan worden
ingetrokken, indien:

a. er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling zich
schuldig heeft gemaakt aan een van de misdrijven of daden, bedoeld in
artikel 1, onder F, van het Vluchtelingenverdrag dan wel heeft aangezet
tot of anderszins heeft deelgenomen aan deze misdrijven of daden; of

b. de vreemdeling feiten verkeerd heeft weergegeven of heeft
achtergehouden, of valse documenten heeft gebruikt, en dit
doorslaggevend is geweest voor de verlening van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 28. 

3. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt
ingetrokken, indien: 

a. de vreemdeling langdurig ingezetene is geworden in een andere
lidstaat van de Europese Unie; of

b. de verblijfsvergunning op frauduleuze wijze is verkregen.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het eerste, tweede en het derde lid.

Paragraaf 2 Procedurele bepalingen

Artikel 45e

Het bij of krachtens de artikelen 23, 24 en 24a bepaalde is van
overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot het verlenen van een
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

Artikel 45f

1. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag tot het verlenen van
een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen af te wijzen en de
vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in
artikel 28 of artikel 33, is het bij of krachtens artikel 39 bepaalde
van overeenkomstige toepassing.

2. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag van de vreemdeling die
in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of
artikel 33, tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen in te willigen, zonder op het aan de vreemdeling
te verstrekken document, bedoeld in artikel 9, de aantekening als
bedoeld in artikel 45c, eerste lid, te plaatsen, is het bij of krachtens
artikel 39 bepaalde van overeenkomstige toepassing.

3. Indien Onze Minister voornemens is om de EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen met op het aan de vreemdeling verstrekte document,
bedoeld in artikel 9, de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste
lid, in te trekken, is artikel 41 van overeenkomstige toepassing. 

Paragraaf 3 De beschikking op de aanvraag

Artikel 45g

1. De beschikking op de aanvraag tot het verlenen van de
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt bekendgemaakt
uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

2. De termijn voor de bekendmaking van de beschikking, bedoeld in het
eerste lid, kan ten hoogste voor zes maanden worden verlengd, indien er
naar het oordeel van Onze Minister sprake is van bijzondere
omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de
behandeling van de aanvraag. 

3. Onze Minister stelt de vreemdeling in kennis van de verlenging.

	4. De dag waarop de termijn, bedoeld in het eerste dan wel tweede lid,
is verstreken geldt voor de toepassing van artikel 4:17, derde lid, van
de Algemene wet bestuursrecht als de dag waarop de termijn voor het
geven van de beschikking is verstreken.

Paragraaf 4 De inwilliging van de aanvraag

Artikel 45h

1. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt verleend
met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij
aan alle voorwaarden voldoet.

2. Indien de vreemdeling de aanvraag tot verlening van de
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dan wel de gegevens
waaruit blijkt dat aan de voorwaarden wordt voldaan, niet tijdig heeft
ingediend en hem dit niet is toe te rekenen, wordt de
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen verleend met ingang
van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 14 dan wel artikel 28 afloopt. 

O

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ā€œonder e of fā€ vervangen
door: onder c of d.

2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt ā€œonder cā€ vervangen door:
onder c of d.

3. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt achter
onderdeel d door een puntkomma, na onderdeel d een onderdeel toegevoegd,
luidende:

e. 45b, tweede lid, onder d of e.

P

Artikel 79, eerste lid, komt te luiden:

1. Deze afdeling is slechts van toepassing indien beroep wordt ingesteld
tegen: 

a. een besluit omtrent een verblijfsvergunning als bedoeld in de
artikelen 28 en 33;

b. een besluit omtrent een EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33;

c. een besluit omtrent de intrekking van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in
artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is
geplaatst dan wel omtrent het wijzigen of schrappen van die aantekening;

d. een besluit omtrent tijdelijke bescherming of toepassing van artikel
45, vierde lid, indien de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn
zienswijze over het voornemen van dat besluit te geven.

Q

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt slechts rekening
gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor:

a. de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de
artikelen 28 en 33; 

b. de beschikking omtrent de EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33;

c. een besluit omtrent de intrekking van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in
artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is
geplaatst dan wel omtrent het wijzigen of schrappen van die aantekening;

d. de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14,
dan wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64.

2. Het zevende lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. deze gegevens niet relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent
de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 of de
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling
die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel
28 of 33, een beschikking omtrent de intrekking van de
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op
wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel
45c, eerste lid, is geplaatst, of omtrent de ambtshalve verlening van
een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten
van de uitzetting op grond van artikel 64;

ARTIKEL II

Artikel 5, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inburgering komt te
luiden:

c. de vreemdeling die ingevolge de wetgeving van een lidstaat van de
Europese Unie of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte heeft voldaan aan een
inburgeringsvereiste om de status van langdurig ingezetene in de zin van
richtlijn 2003/109/EG van 25Ā november 2003 betreffende de status van
langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 16), gewijzigd
door richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad teneinde
haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale
bescherming genieten (PbEU 2011, L 132) te verkrijgen;

ARTIKEL IIA

	Artikel 17, eerste lid, van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek komt te
luiden:

	1. De persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de
Vreemdelingenwet 2000 is verleend, van een vreemdeling aan wie een
verblijfsdocument is afgegeven waarop een aantekening als bedoeld in
artikel 45c van die wet is geplaatst, alsmede van een vreemdeling die
een overeenkomstige verblijfsstatus in het buitenland heeft verkregen,
wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen
woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats.

ARTIKEL III (OVERGANGSRECHT)

1. Een op grond van artikel 21 verleende verblijfsvergunning voor
onbepaalde tijd, met daarop de aantekening ā€œEG-langdurig
ingezeteneā€, wordt aangemerkt als een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a.

2. Een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van
artikel 21, met daarop de aantekening ā€œEG-langdurig ingezeteneā€,
wordt aangemerkt als een aanvraag van een EU-verblijfsvergunning voor
langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a.

3. Een bezwaarschrift tegen een beschikking waarin de aanvraag tot
verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 21, met
daarop de aantekening ā€œEG-langdurig ingezeteneā€, wordt afgewezen,
wordt aangemerkt als een bezwaarschrift tegen een beschikking waarin de
aanvraag tot verlening van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen als bedoeld in artikel 45a wordt afgewezen.

4. Een ingesteld beroep tegen een op bezwaar genomen beslissing waarin
de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van
artikel 21, met daarop de aantekening ā€œEG-langdurig ingezeteneā€,
wordt afgewezen, wordt aangemerkt als een ingesteld beroep tegen een in
bezwaar genomen beslissing waarin de aanvraag tot verlening van een
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel
45a wordt afgewezen.

5. Een ingesteld hoger beroep tegen een uitspraak waarin het ingesteld
beroep tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel
21, met daarop de aantekening ā€œEG-langdurig ingezeteneā€, ongegrond
wordt verklaard, wordt aangemerkt als een ingesteld hoger beroep tegen
een uitspraak waarin het ingestelde beroep tot verlening van een
EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel
45a ongegrond wordt verklaard.

ARTIKEL IV (SAMENLOOPBEPALINGEN WETSVOORSTEL HERSCHIKKING ASIELGRONDEN)

A

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2012 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het
herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293) tot wet is of
wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet eerder in werking
is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als
volgt gewijzigd:

1. Onderdeel D komt te luiden:

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken op de
gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van
onderdeel b, en wordt ingetrokken indien aan de houder daarvan
ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, onderdeel
d, wordt verleend.

2. Onderdeel J komt te luiden: 

J

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van het eerste lid, onderdeel d, door een puntkomma, aan dat lid een
onderdeel toegevoegd, luidende:

e. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan
de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het
bezit van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, indien de
verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet, aan de vreemdeling,
is overgedragen aan Nederland op grond van de Europese Overeenkomst
inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot
vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De verblijfsvergunning die ambtshalve wordt verleend in de situatie
bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend binnen twee weken
nadat de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf zich
overeenkomstig artikel 54, eerste lid, onder e, heeft aangemeld. 

3. Onderdeel L komt te luiden:

L

Aan artikel 34 wordt aan het eind van het eerste lid een volzin
toegevoegd, luidende:

De periode van verblijf op grond van artikel 14, van de vreemdeling aan
wie op grond van artikel 28, onderdeel e, ambtshalve een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, wordt aangemerkt als
rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c.

4. Onderdeel M, tweede lid, komt te luiden:

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28,
eerste lid, onder e, wordt verleend met ingang van de datum waarop de
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 is ingetrokken.

	5. Onderdeel N, artikel 45b (nieuw), eerste lid, wordt als volgt
gewijzigd:

	1. Onderdeel d komt te luiden:

	d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op grond van
artikel 29, eerste lid, onder a of b;

	2. Onderdeel e komt te luiden:

	e. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29,
tweede lid, bij een vreemdeling die in het bezit is van een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op
grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2012 ingediende voorstel
tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het
herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293) tot wet is of
wordt verheven en artikel I , onderdeel A, van die wet later in werking
treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel d, door een puntkomma, aan dat lid een onderdeel
toegevoegd, luidende:

e. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan
de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die voldoet
aan de in artikel 29, tweede lid, gestelde voorwaarden.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De verblijfsvergunning die ambtshalve wordt verleend in de situatie
bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt verleend binnen twee weken
nadat de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf zich
overeenkomstig artikel 54, eerste lid, onder e, heeft aangemeld.

	2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

E

	Artikel 45b (nieuw), eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel d komt te luiden:

	d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op grond van
artikel 29, eerste lid, onder a of b;

	2. Onderdeel e komt te luiden:

	e. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29,
tweede lid, bij een vreemdeling die in het bezit is van een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op
grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1