33699, bijgewerkt tm nr.7 (NvW. d.d. 29 oktober 2013)
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180)
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2013D42775, datum: 2013-10-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z15194:
- Indiener: F. Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-09-03 15:01: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-11 11:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-10-10 14:00: Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestruursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) (33699) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-11-06 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-11-07 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-11-28 10:14: Hamerstuk: Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van een verordening tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (33699) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2011-2012 33 699 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, LÂ 180) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enkele wijzigingen aan te brengen in de Vreemdelingenwet 2000 ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd: A Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende: u. Dublinverordening: de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, LÂ 180); v. Kwalificatierichtlijn: de richtlijn nr. 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PbEU 2011, LÂ 337); w. overdrachtsbesluit: het besluit, bedoeld in artikel 26 van de Dublinverordening. B Na artikel 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6a 1. Onze minister kan de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, voortzetten met het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat, met inachtneming van artikel 28 van de Dublinverordening. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid. C Artikel 8, onderdeel m komt te luiden: m. na afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, terwijl hij in afwachting is van de feitelijke overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening. D Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede â, ofâ in onderdeel c vervangen door een puntkomma. 2. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende: d. de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland internationale bescherming geniet in de zin van artikel 2, eerste lid onder a van de kwalificatierichtlijn, dan wel een gelijkwaardige status bezit op basis van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden; of 3. In het derde lid wordt âhet eerste lid, onder dâ vervangen door: het eerste lid, onder d en e. E In artikel 39, eerste lid, tweede volzin, wordt na âuitzettingâ ingevoegd: of overdracht. F In artikel 42, derde lid, wordt na âuitzettingâ ingevoegd: of overdracht. G Voor artikel 45 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 44a 1. Indien een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, wordt afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, geldt de beschikking waarbij deze aanvraag wordt afgewezen als overdrachtsbesluit, en heeft zij van rechtswege tot gevolg dat: a. de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, eerste lid, onder m; b. de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd zijn elke plaats te betreden, daaronder begrepen een woning zonder toestemming van de bewoner, teneinde de vreemdeling over te dragen; c. de vreemdeling Nederland uit eigen beweging dient te verlaten binnen de in artikel 62c gestelde termijn, bij gebreke waarvan de vreemdeling kan worden overgedragen. 2. Het in het eerste lid, onder b, bedoelde gevolg treedt niet in, indien de in artikel 62c bedoelde termijn nog niet is verstreken. H Na artikel 59 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 59a 1. Onze Minister kan vreemdelingen op wie de Dublinverordening van toepassing is, met het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat in bewaring stellen met inachtneming van artikel 28 van de Dublinverordening. 2. Artikel 59, derde lid is van overeenkomstige toepassing. I Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden: Vertrek, uitzetting en overdracht, inreisverbod en ongewenstverklaring. J In artikel 61, eerste lid wordt na âartikel 62â ingevoegd: of artikel 62c. K Na artikel 62a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 62b 1. Onze Minister stelt de vreemdeling die kan worden overgedragen op grond van de Dublinverordening, schriftelijk in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat. 2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geldt als een overdrachtsbesluit. Artikel 62c 1. Nadat tegen de vreemdeling een overdrachtsbesluit is uitgevaardigd, dient hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten. 2. Artikel 62, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 3. Onze Minister kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, de voor een vreemdeling geldende termijn verkorten dan wel bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de verantwoordelijke lidstaat. 4. Het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder m, eindigt van rechtswege nadat de vreemdeling Nederland kennelijk uit eigen beweging heeft verlaten, dan wel de feitelijke overdracht is gerealiseerd. L Het opschrift van Hoofdstuk 6, Afdeling 2 komt te luiden: Uitzetting en overdracht M Na artikel 63 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 63a De vreemdeling tegen wie een overdrachtsbesluit is uitgevaardigd en die Nederland niet binnen de in artikel 62c bedoelde termijn uit eigen beweging heeft verlaten, kan door Onze Minister worden overgedragen aan een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening. N In artikel 69, tweede lid wordt de zinsnede âdat niet de dagen omvat die gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan worden toegepastâ vervangen door: dat niet de dagen van de rust- en voorbereidingstermijn omvat. O In artikel 72, vierde lid wordt na âartikel 62a, eerste lidâ ingevoegd: of artikel 62b, eerste lid. P Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het vierde lid wordt na âartikel 59â ingevoegd: of 59a. 2. In het vijfde lid wordt na âartikel 62, eerste lidâ ingevoegd: of artiekl 62c, eerste lid. Q In artikel 77, tweede lid wordt na â6â ingevoegd: , 6a. R In artikel 79, derde lid, wordt na âuitzettingâ ingevoegd: of overdracht. S Artikel 82, tweede lid wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel a wordt de zinsnede âdat niet de dagen omvat die gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan worden toegepastâ vervangen door: dat niet de dagen van de rust- en voorbereidingstermijn omvat. 2. In onderdeel c wordt de zinsnede âonder aâ vervangen door: onder a en d. 3. Onder vervanging van de zinsnede â, ofâ door een puntkomma aan het einde van onderdeel c en onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door de zinsnede â; ofâ wordt na onderdeel d een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende: e. een besluit als bedoeld in artikel 62b. T In artikel 83, tweede lid en zevende lid, onder b, wordt na âuitzettingâ telkens ingevoegd: of overdracht. U In artikel 84, onderdeel a wordt na âartikel 6, eerste lidâ ingevoegd: , artikel 6a, eerste lid. V In artikel 93, eerste lid, wordt na âartikel 6, eerste en tweede lidâ ingevoegd: , artikel 6a. W In artikel 94, eerste lid wordt âde artikelen 6, 58 en 59â vervangen door: de artikelen 6, 6a, 58, 59 en 59a. X In artikel 108, eerste lid wordt na â6, eerste lidâ ingevoegd: 6a, eerste lid. ARTIKEL II In bijlage 1 bij de Algemene wet bestuursrecht, onder het kopje Vreemdelingenwet komen de onderdelen a, b en c als volgt te luiden: a. de artikelen 54, tweede lid b. een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 55, eerste lid c. een kennisgeving als bedoeld in artikel 62a, eerste lid of artikel 62b ARTIKEL III 1. Vreemdelingen die onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet houder waren van een verblijfsrecht onder artikel 8, onderdeel m, worden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geacht houder te zijn van een verblijfsrecht onder artikel 8, onderdeel f. 2. Vreemdelingen die onder de reikwijdte van de Dublinverordening vallen en onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet in bewaring waren gesteld op grond van artikel 59, worden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geacht in bewaring te zijn gesteld op grond van artikel 59a, tenzij de inbewaringstelling niet kan worden voortgezet wegens strijd met artikel 28 van de Dublinverordening. ARTIKEL IV Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, PAGE PAGE 1