[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden eerste termijn begrotingsbehandeling Economische Zaken; onderdeel Landbouw en Natuur

Brief regering

Nummer: 2013D44252, datum: 2013-11-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2013Z21480:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij treft u aan de beantwoording van de vragen die door uw Kamer
zijn gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting
van 2014 van het ministerie van Economische Zaken; onderdeel Landbouw en
Natuur.

(w.g.)	Sharon A.M. Dijksma

Staatssecretaris van Economische Zaken

SP

1. SP fractie vraagt de staatssecretaris om bij het aanpakken van
gezondheidsrisico’s door betere wet- en regelgeving de initiatiefnota
van de SP (aangeboden aan Staatssecretaris) hierbij te betrekken. Deze
gaat o.a. in op rol gemeenten, noodremmen in wet (moratorium voor
overheden) en afstandscriterium van 250m tussen intensieve veehouderij
en bewoning bij nieuwe vergunningen.

In de brief aan uw Kamer van 14 juni 2013 (TK 28 973, nr. 134) over de
omvang van de intensieve veehouderij en schaalgrootte heeft het kabinet
aangekondigd te zullen komen met een wettelijk kader dat de provincies
en gemeenten de mogelijkheid biedt om vanuit een oogpunt van
volksgezondheid grenzen te kunnen stellen aan de omvang van
veehouderijen in bepaalde gebieden dan wel aan de omvang
van veehouderijlocaties in bepaalde gebieden. Het wettelijk kader zal
vorm krijgen via een wijziging van de Wet dieren. De besluitvorming door
provincies en gemeenten voor het nemen van dergelijke maatregelen
moet wetenschappelijk goed onderbouwd zijn. Daarom heb ik nader
onderzoek aangekondigd. Daarnaast heb ik in het kabinetsstandpunt
aangekondigd dat het kabinet de gemeenten oproept de mogelijkheden te
benutten voor het aanscherpen van de geurnormen in het kader van de Wet
geurhinder en veehouderij, dat er in 2014 emissienormen voor fijnstof
uit stallen in werking treden en dat een normstelling voor endotoxinen
zal worden uitgewerkt ten behoeve van de omgevingsvergunning milieu. Ik
zal waar mogelijk, binnen de kaders van het kabinetsstandpunt, de
initiatiefnota van de SP hierbij betrekken. 

2. Is het door de SP vorig jaar ingediende amendement voor vraaggestuurd
biologisch onderzoek voor 4 jaar ingeboekt? SP ziet het niet terug in de
begroting.  

Het amendement van het lid Van Gerven (33400 XIII nr. 121, d.d. 29
januari 2013) heeft invulling gekregen voor de jaren 2013 t/m 2016.
Daarover is de Kamer geïnformeerd (TK 33400 XIII nr. 144, d.d. 3 juli
2013). Invulling vindt plaats via het realiseren van een goede
aansluiting bij de topsectoren Agri&Food (A&F) en
Tuinbouw&Uitgangsmaterialen (T&U). Het budget wat daaruit uiteindelijk
toevloeit naar de biologische sector is mede afhankelijk van de
kwaliteit van hun voorstellen en de gekozen prioriteiten in de
topsector. Ik ondersteun die goede aansluiting in beide topsectoren
actief. Dat heeft erin geresulteerd dat er (op bestuurlijk niveau
aansluiting is en) voorstellen zijn ingediend voor onderzoek in 2014 in
beide topsectoren die op dit moment in de fase van beoordeling zijn.
Ondertussen loopt er in 2013 in de topsectoren al onderzoek dat
biologisch geoormerkt is. In de overgang naar de aansluiting op de
topsectoren is ook ruim € 1 mln. uit het eigen onderzoeksbudget ter
beschikking gesteld in de jaren 2013 en 2014. Voorts is er voor 2014 een
projectsubsidie gegeven van € 130.000 aan Bionext. 

3. Kan de Staatssecretaris een nadere duiding geven van het beleid om de
biologische sector te stimuleren? Kunnen doelen nader gekwantificeerd
zijn?

Op grond van de Beleidsnota biologische landbouwketen 2008–2011 (TK 29
842, nr. 15) is gewerkt aan de verdere verzelfstandiging van de
biologische sector. Vanaf 2012 is, zoals in de nota was aangekondigd,
het beleid op biologische landbouw geïntegreerd in algemeen
landbouwbeleid als één van de vormen van duurzame landbouw. Dit in
overleg met het biologische bedrijfsleven. Daarmee zijn de doelen voor
het stimuleren van biologische landbouw gelijk aan die van de reguliere
landbouw. Wel ondersteun ik de biologische keten actief. Zie hiervoor
het antwoord op de vorige vraag.

4. Kan landbouwgrond die in het beheer is van het Rijk met voorrang
worden uitgegeven aan agrariërs voor biologisch gebruik?

Voor de gronden die BBL in bezit heeft ten behoeve van het realiseren
van het Natuurnetwerk Nederland ligt de regie bij de provincies. 

Voor gronden van SBB die worden uitgegeven in gebruik bij agrariërs is
leidend of het aansluit bij de natuurdoelen die voor het gebied gelden.
SBB heeft bijvoorbeeld met de Vereniging voor Natuurboeren afgesproken
dat de komende jaren er 5.000 hectares worden uitgegeven in langlopende
pacht aan bedrijven die natuur als hoofdfunctie hebben waarbij de
landbouw een inkomstenbron is.

5. De SP geeft aan dat de NVWA niet adequaat handhaaft op de Wet Verbod
Pelsdierhouderij. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit voert momenteel inspecties
uit in het veld.

Naast geplande inspecties op basis van administratieve risicobeoordeling
betreft het ook inspecties naar aanleiding van handhavingsverzoeken aan
de NVWA. 

6. De Algemene Rekenkamer had kritiek naar aanleiding van de begroting.
Zij geven aan dat gelden voor agentschappen structureel te laag
ingeschat worden. Graag een reactie hierop.

Zoals eerder aangegeven in de reactie op de motie Jacobi c.s. (TK 33 240
XIII, nr. 18) heeft EZ de planningsmethodiek ten opzichte van voorgaande
jaren aangepast, zodanig dat er in de ontwerpbegroting een zo compleet
mogelijke raming van de uitvoeringskosten van dat moment wordt
gepresenteerd. In de eerste suppletoire begroting 2013 en de begroting
2014 zijn de hiervoor benodigde financiële bijstellingen verwerkt.

Echter, op het moment dat de begroting wordt vastgesteld, is het
opdrachtenpakket voor het volgende jaar nog niet altijd geheel
definitief. Dit kan leiden tot aanvullende opdrachten lopende het jaar
aan de agentschappen, bijvoorbeeld ten gevolge van
beleidsintensiveringen. Ook in de loop van een uitvoeringsjaar kan het
nodig zijn de opdracht aan een agentschap bij te stellen op grond van
externe gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij een uitbraak van een
dierziekte. De realisatie komt dan hoger uit dan de oorspronkelijke
begroting. Uiteraard worden de bijstellingen wel aan de Kamer
gecommuniceerd, via de suppletoire begrotingen.

7. Komt er genoeg rijksgeld voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s?

Ik ben op dit moment in gesprek met de provincies over de invulling van
het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en de inzet van
co-financiering. Ik zal u eind november inlichten over de resultaten van
de besprekingen met de provincies.

VVD

1. De VVD toont zich geschrokken over het grote aantal nationale koppen
en vraagt een aanvullende brief over nut en noodzaak van die nationale
koppen.

Nut en noodzaak voor de bestaande nationale koppen maakt integraal
onderdeel uit van de inventarisatie hiervan, die op 6 november 2013 aan
uw Kamer is gezonden. 

2. De VVD vraagt de Staatssecretaris om de vertaalslag van het GLB op
die wijze vorm te geven, dus eerst wet- en regelgeving in EU-verband
regelen en dan pas nationaal.

Vanzelfsprekend kan de nationale regelgeving pas worden vastgesteld na
afronding van de Europese Verordeningen over het nieuwe GLB. Momenteel
is voorzien dat de formele afronding van het inmiddels gesloten
politieke akkoord, zowel in het Europees Parlement als in de Raad
uiterlijk in december zal plaatsvinden. In de komende maanden is ook de
afronding voorzien van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. 

Om echter de praktijk zo snel mogelijk duidelijkheid te geven en om de
voorbereiding van de uitvoering niet te laten stagneren, is het van
belang om de voorbereiding van de nationale regelgeving nu al ter hand
te nemen. In dit kader heb ik aangegeven uw Kamer eind november mijn
voorstellen voor de implementatiekeuzes voor te leggen. 

3. In verband met een kleinere overheid: overweegt de Staatssecretaris
de reductie van aantal adviesraden van ministerie van EZ? De VVD vraagt
of de staatssecretaris bereid is een plan van aanpak aan te bieden om
aantal adviesraden te reduceren. Bijvoorbeeld de Raad voor de
Dieraangelegenheden.

De laatste jaren is een stevige versobering van het adviesstelsel
doorgevoerd. Zo zijn de taken van vier raden, te weten de Raad voor het
Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat, de VROM-raad en de
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, ondergebracht in één raad, de Raad
voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), die in 2012 bij wet is
ingesteld. De afzonderlijke raden zijn bij de instelling van de nieuwe
raad opgeheven. Overigens valt Rli onder het ministerie van IenM.

Momenteel ligt ook het wetsvoorstel voor opheffing Adviesraad voor
Wetenschaps- en Technologiebeleid en de Algemene Energieraad en tegelijk
instelling van de AWTI (Adviesraad wetenschap, technologie en innovatie)
bij de Tweede Kamer. Daarmee zijn de belangrijkste adviesraden die onder
EZ vielen opgeheven en zien we geen aanleiding voor het gevraagde plan
van aanpak. 

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) is een klein, efficiënt panel
van externe deskundigen dat complexe vraagstukken op het gebied van
dierenwelzijn en diergezondheid behandelt. De zienswijzen van de RDA
spelen een belangrijke rol bij de beleidsontwikkeling op het raakvlak
tussen soortenbescherming, dierenwelzijn (inclusief diergezondheid) en
het houden van dieren. Ik zie geen reden om deze Raad op de heffen.

4. De VVD is teleurgesteld over de schriftelijke beantwoording over de
over missies naar Brussel. Voor de 2e termijn wil de VVD graag een
overzicht van alle overlegorganen in Brussel, inclusief de hoeveelheid
deelnemende beleidsambtenaren, schaal en functie, waar, wanneer en hoe
vaak, op welke onderwerpen over de afgelopen 3 jaar. Inclusief een
berekening van manuren, reis- en verblijfskosten en alle overige
relevante kosten.

Een overgroot deel van het beleid en de regelgeving op landbouw en
natuurgebied komt uit Brussel. Het gaat daarbij niet alleen om GLB, GVB
en voorschriften voor dier- en plantgezondheid, maar ook bijvoorbeeld
over de interne markt en handelsakkoorden. Dit is cruciaal voor de
vooraanstaande positie van de Nederlandse agrarische sector in Europees
en internationaal verband. Deelname aan Brusselse overleggen draagt
voorts bij aan een gelijk speelveld in Europa en het tegengaan van
overbodige regeldruk.

Deelname aan Brusselse overleggen is daarom een cruciaal en regulier
onderdeel van het werk van de beleidsambtenaren van EZ. Voorts is een
uitsplitsing in uren, kosten en dergelijke derhalve niet beschikbaar en
zou een kostbare en arbeidsintensieve inventarisatie vergen. 

5. Wanneer komt de nieuwe Wet Natuur naar de Tweede Kamer?

Ik ben op dit moment met de provincies in gesprek over de nota van
wijziging van het wetsvoorstel natuurbescherming. Daarna leg ik de nota
voor advies voor aan de Raad van State.

Het is mijn voornemen om de nota van wijziging begin 2014 bij uw Kamer
in te dienen.

6. Blijkbaar hanteert Nederland een andere norm dan voor
‘significant’ dan Duitsland (voor stikstof 1.5% versus 3%). Wat zijn
de effecten op economie (land en tuinbouw, uitbreiding wegen, max
snelheid) en natuur als Nederland de ‘significante effecten’ minder
streng toe zou passen? 

De norm voor de bepaling van significantie is niet een bepaald
percentage. 

Van ‘significante effecten’ is volgens het Europese Hof van
Justitie sprake als een project of plan de realisatie van de
instandhoudingsdoelen voor habitats en soorten in een Natura 2000-gebied
in gevaar dreigt te brengen. De significantie van gevolgen moet worden
beoordeeld in het licht van de specifieke milieukenmerken en
omstandigheden van het betrokken gebied. Van toetsing van plannen en
projecten met mogelijk significante gevolgen kan alleen worden afgezien
wanneer op basis van objectieve gegevens met zekerheid kan worden
uitgesloten dat sprake is van significante gevolgen voor een gebied. Dat
vergt dus een goede onderbouwing, met inachtneming van de specifieke
milieukenmerken van het betrokken gebied. Deze uitleg van de Europese
kaders geldt gelijkelijk voor Duitsland en Nederland. Van een minder
strikte toepassing van deze kaders kan geen sprake zijn, wel kunnen de
omstandigheden per gebied verschillen. Bij de Programmatische Aanpak
Stikstof worden de economische effecten van die aanpak in beeld
gebracht. 

In aanvulling verwijs ik u naar het antwoord op vraag 11 van de
SGP-fractie. 

PVV

1. Verzoek om stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie
Graus  over verplichte etikettering voor halalvlees.

In de Kamerbrief van 13 maart 2013 (TK 28286, nr. 137) heb ik aangegeven
het initiatief van de Europese Commissie met betrekking tot etikettering
van vlees afkomstig van onbedwelmde dieren af te wachten. Na een eerdere
aankondiging van de Europese Commissie  initiatief te zullen nemen om de
etikettering van vlees van onbedwelmd geslachte dieren mogelijk
verplicht te stellen, heeft de Europese Commissie in haar actielijst bij
de EU-strategie dierenwelzijn 2012-2015 een studie aangekondigd naar de
mogelijkheid om consumenten te voorzien van de relevante informatie over
de bedwelming van dieren. Het eindrapport van de studie wordt door de
Commissie per april 2014 verwacht. 

2. Verzoek om stand van zaken van de uitvoering van de motie Graus ten
aanzien van het verbeteren brandveiligheid veestallen

Met het Actieplan Stalbranden 2012-2016 dat op 27 december 2011 naar de
Tweede Kamer is gestuurd (TK 33000-XIII, nr. 154), is uitvoering
gegeven aan de motie waarin de regering verzocht werd een
stalbrandpreventieplan op te stellen in samenwerking met veehouders,
brandweer en verzekeringsmaatschappijen. De acties genoemd in dit
actieplan worden op dit moment uitgevoerd.

3. Hoe gaat de staatssecretaris om met aanbevelingen rond onnodige en
onzinnige dierproeven? Graag een reactie van de Staatssecretaris, ook op
het proefschrift hierover van dhr. van Meer. Komt de Staatssecretaris
hiervoor met een actieplan?

Ik ben van mening dat dierproeven zoveel mogelijk beperkt moeten worden.
Wanneer mij aanbevelingen rond onnodige dierproeven bereiken en deze
aanbevelingen door gezaghebbende experts breed onderschreven worden, dan
verdienen de aanbevelingen een serieuze beoordeling op inhoud en
mogelijke consequenties. Dit geldt ook voor het proefschrift van dhr.
Van Meer. Dit proefschrift heb ik net ontvangen en nog niet kunnen
beoordelen. Ik heb wel kunnen vaststellen dat het betrekking heeft op
dierproeven, gedaan in verband met het testen van geneesmiddelen,
waarvoor veelal wettelijke voorschriften aan de orde zijn. Het
voorgaande terrein valt primair onder mijn collega van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS). Ik zal vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het
beleid rond dierproeven en alternatieven met het ministerie van VWS in
overleg treden over (de aanbevelingen in) het proefschrift en u over de
resultaten nader berichten bij de aanbieding van het plan van aanpak
dierproeven en alternatieven eind 2013.  



4. De PVV wil een levenslang houdverbod bij dierenmishandeling. Graag
een reactie van de staatssecretaris.

Bij de behandeling van het initiatiefvoorstel van de leden Ormel en Van
Dekken tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het
verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of
het welzijn van dieren benadelen en in verband met het verhogen van het
strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren, is in uw
Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht voorstellen
te doen voor een wetswijziging die het mogelijk maakt om een houdverbod
als zelfstandige straf of maatregel op te leggen bij herhaaldelijk
overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling. Tijdens de
plenaire behandeling van het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer heeft
de toenmalige Minister van Justitie deze motie omarmd en opgevat als een
ondersteuning van het voornemen om op basis van een rechtsvergelijkend
onderzoek te komen tot een rechterlijke maatregel ter voorkoming van
recidive, waarvan een verbod op het houden van dieren deel zou kunnen
uitmaken. Het rechtsvergelijkende onderzoek is inmiddels verricht en is,
voorzien van een beleidsreactie, aan uw Kamer toegezonden (TK  HYPERLINK
"https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29279-132.html" \o "link
naar publicatie kst-29279-132" 29 279, nr. 132 ). In deze beleidsreactie
heeft de Minister van Veiligheid en Justitie op basis van het verrichte
onderzoek aangegeven een generieke vrijheidsbeperkende maatregel uit te
werken. Een verbod op het houden van dieren kan van een dergelijke
maatregel deel uitmaken.

5. Verzoek om stand van zaken van de uitvoering van drie moties t.a.v.
dierproeven: afbouw van dierproeven; versnelde afbouw en vrijlating van
aapjes Rijswijk.

Ik heb u reeds toegezegd dat ik met een plan van aanpak kom inzake
dierproeven voor het eind van het jaar. Het komen tot een trendbreuk van
het aantal in voorraad gedode dieren behoort hier ook toe. 

Tijdens het Algemeen Overleg op 15 mei jl. heeft u mij gevraagd of het
mogelijk is het aantal dierproeven

met niet-menselijke primaten in Nederland nog verder te reduceren, en of
het aantal apen in

het Biomedical Primate Research Centre te Rijswijk (BPRC) teruggebracht
kan worden. Ik heb u ook aangegeven dat dit verantwoord moet gebeuren.
Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 4 juli jl (TK 32336,
nr. 15). In overleg met mijn ambtsgenoot van OCW heb ik de Koninklijke
Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) opdracht gegeven om het
onderzoek met gebruikmaking van apen in Nederland tegen het licht te
houden. De KNAW zal bezien of het mogelijk is minder proeven met apen te
doen in Nederland en wat dit betekent voor het aantal apen in
fokkolonies. Ik heb de KNAW tevens gevraagd om aanbevelingen te doen hoe
dit onderzoek met apen in Nederland het meest optimaal georganiseerd en
ten uitvoer gebracht kan worden binnen de wettelijke kaders. Ik zal u
eind 2013 informeren over de uitkomsten van dit advies. 

6. PVV verzoekt de staatssecretaris om in samenwerking met de Vereniging
Nederlandse Gemeenten te zorgen dat de hondenbelasting wordt afgeschaft.

De mogelijkheid tot het heffen van hondenbelasting is een bevoegdheid
van de gemeente. Het is aan de gemeente om te bepalen of zij deze
belasting willen heffen. 

7. PVV pleit voor breder gebruik van telefoonnummer 144. PVV wil dat de
Dierenambulance dit nummer gaat gebruiken. Graag reactie van de
staatssecretaris.

De organisaties die hulp verlenen aan dieren zijn private organisaties
die of op vrijwillige basis diensten leveren, of dit doen op basis van
een contract met één of meer gemeenten (bijvoorbeeld voor de opvang
van gevonden dieren). Het gaat hier dus voor een belangrijk deel om
maatschappelijke initiatieven, die ook als zodanig zijn georganiseerd en
worden bekostigd. 

Of zij het meldnummer willen gebruiken, is derhalve aan de organisaties
zelf. Of zij hiertoe bereid zullen zijn, hangt mede af van de uitwerking
van de afspraken over de keten dierenhulpverlening die ik, zoals
opgenomen in de beleidsbrief dierenwelzijn (TK 28286, nr. 651, d.d. 4
oktober jl.), beoog te maken. Uiteraard worden alle meldingen die
binnenkomen bij 144 en bestemd zijn voor de dierenambulance doorgezet
naar de dierenambulance.

8. De PVV fractie wil een verbod op halalproducten betaald met publiek
geld. Dus ook niet beschikbaar stellen in bijvoorbeeld gevangenissen.
Graag een reactie van de staatssecretaris.

Het onbedwelmd ritueel slachten is wettelijk toegestaan. Het is
vervolgens aan instellingen, zoals een gevangenis, zelf om te besluiten
maaltijden met vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren te
bekostigen voor degenen die hier prijs op stellen.

9. De PVV verzoekt de staatssecretaris in te zetten op
publieksvoorlichting over preventie als beste biocide tegen pest- en
plaagdieren. Hiermee voorkomen we namelijk stalbranden. De PVV-fractie
verzoekt de staatssecretaris hierover in conclaaf te gaan met dr. Albert
Weijman.

Biociden zijn het beleidsterrein van de staatssecretaris van IenM. Er
heeft hierover met de heer Weijman een gesprek plaatsgevonden op 21 juni
2013.  De uitkomst was dat samen met de VNG voorlichting over wering en
preventie opgepakt gaat worden. 

PvdA

1. Wil de Staatssecretaris een verkenning doen wat de voor- en nadelen
zijn om het groene onderwijs bij OCW onder te brengen?

In 2004 is een dergelijk onderzoek reeds uitgevoerd en zijn de
bevindingen vastgelegd in de harmonisatieafspraken tussen OCW en EZ. In
hoofdlijnen komen deze neer op het volgende: het groene onderwijs volgt
het algemeen onderwijsbeleid dat tot de verantwoordelijkheid behoort van
de minister van OCW en samen dragen de ministers van OCW en EZ
verantwoordelijkheid voor de waardevolle kenmerken van het groene
onderwijs, waaronder de praktijkgerichtheid en de binding met bedrijven
en organisaties binnen mijn beleidsveld. Daarom zie ik geen aanleiding
voor een nieuwe verkenning.

Juist de ‘gouden driehoek’, krachtige samenwerking tussen
bedrijfsleven, groene kennisinstellingen en overheid staat garant voor
het succes van de Nederlandse agrarische sector. 

2. Hoe beoordeelt staatssecretaris het besluit van provincie
Noord-Brabant om voorlopig geen groei toe te staan van de intensieve
veehouderij? Welke effecten heeft dit besluit volgens de
staatssecretaris?

Het besluit van de provincie Noord-Brabant dient als een tijdelijke
overbrugging tot de inwerkingtreding van de nieuwe regels van de
Brabantse Verordening ruimte. Dit besluit biedt wel de mogelijkheid tot
uitbreiding van een veehouderijbedrijf indien voor een aantal
duurzaamheidscriteria extra maatregelen worden getroffen. De nadruk ligt
hierbij op het omgevingsbeleid en de volksgezondheid. Zoals ik heb
weergegeven in het Kabinetstandpunt inzake de omvang van de intensieve
veehouderij en schaalgrootte (TK 28 973, nr. 134) hangt de omvang van de
veehouderij in een gebied nauw samen met de inpassing in de lokale
omgeving. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij provincies
en gemeenten. De provincie Noord-Brabant geeft hier actief invulling
aan. 

Bij de verdere uitwerking van het beleid door de provincie Noord-Brabant
is het belangrijk dat maatregelen op niet-ruimtelijke thema’s zoals
dierenwelzijn, antibiotica en diergezondheid voldoende ruimte laten voor
nieuwe marktconcepten en verdienmodellen conform de aanpak van de
Commissie van Doorn en het Verbond van Den Bosch en het in mijn brief
van juni 2013 geschetste kader ten aanzien van de intensieve
veehouderij. 

3. Wil de Staatssecretaris aan de PvdA toezeggen dat ze gaat kijken hoe
stoppersregeling gebruikt wordt? Doet de regeling wat deze moet doen? 

In de werkgroep voor het Actieplan Ammoniak Veehouderij, waarin het
Rijk, IPO en VNG zitting hebben, is afgesproken dat er begin 2014
onderzocht wordt hoe de stand van uitvoering is van het Actieplan
Ammoniak Veehouderij. Daarin wordt extra aandacht besteed aan de wijze
waarop het gedoogbeleid voor stoppende bedrijven
(“stoppersregeling”) wordt toegepast. Volgend voorjaar zal de
Staatssecretaris van IenM een voortgangsrapportage aan de Kamer
aanbieden.

4. Is de staatssecretaris bereid een initiatief als Fair Produce te
verbreden naar andere sectoren dan alleen champignontelers?

Uitgangspunt voor mij is dat ondernemers in de agrosectoren zich aan
wetten en regels houden, ook op het gebied van arbeidsnormen. Daarnaast
acht ik het van belang om initiatieven de arbeidsomstandigheden verhogen
en dat ook vermarktbaar maken van groot belang. Het zogenaamde Fair
Produce keurmerk is een goed initiatief van het bedrijfsleven dat
intussen een groot aantal deelnemers kent in de champignonketen. Fair
Produce streeft naar een verdere uitrol in de tuinbouwketen en ik ben
graag bereid het bedrijfsleven aan te moedigen deze aanpak verder uit te
breiden tot andere sectoren. Ook bovenwettelijke eisen, bijvoorbeeld op
het gebied van duurzaamheid, zouden daarvan onderdeel kunnen uitmaken.

5. Wil de staatssecretaris de retail aanspreken op hun
verantwoordelijkheid? 

Ik heb in meerdere gesprekken supermarkten aangesproken op hun
verantwoordelijkheid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Ook in de Regiegroep Duurzame veehouderij en agroketens en
de Alliantie Verduurzaming Voedsel, waar ook de supermarkten zijn
vertegenwoordigd, heb ik dat gedaan. De retailsector heeft hierop
aangegeven dit nadrukkelijk op te pakken zowel waar het gaat om
dierenwelzijn en milieu als ook waar het de arbeidsomstandigheden
betreft. 

6. Hoe gaat de staatssecretaris komen tot een netwerk van
natuurgebieden? Hoe gaat zij zorgen dat de verbindingen er komen?  

Met de provincies heb ik afspraken gemaakt  over en middelen beschikbaar
gesteld voor het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland met extra
hectares natuur, verbetering van watercondities, herstelbeheer in Natura
2000-gebieden en realisatie van natuurlijke verbindingen. 

Ik heb met de provincies afgesproken dat zij zich ervoor zullen
inspannen om eind dit jaar het natuurnetwerk planologisch te begrenzen.
Daaruit zal blijken welke verbindingen worden gerealiseerd. 

Begin 2014 wil ik komen met een Natuurambitie voor de grote wateren.
Deze vormen een belangrijk onderdeel van het natuurnetwerk en de
verbindingen daarin.

Uiteraard doe ik dat in overleg met o.a. provincies en het
Deltaprogramma.

CDA

1. Het CDA roept het kabinet op om boeren een toekomst te bieden.
Daarbij wil het CDA zich richten op opbrengstverhogende innovaties,
verantwoordelijkheid bij ondernemers zelf, de toekomst van
familiebedrijven veilig stellen, schaalvergroting en behoud van
diversiteit van bedrijven en, margeverdeling gericht op boerenerf. 

Hoe gaat de staatssecretaris kennis op het gebied van toegevoegde waarde
overbrengen op supermarkt en boer? 

Opbrengstverhogende innovaties en een grote verantwoordelijkheid bij
ondernemers zelf zijn zaken die ik erg toejuich. Voor het vergroten van
de toegevoegde waarde ten gunste van de boer is investeren in
hoogwaardige landbouwproducten noodzakelijk en daarbij is innovatie en
kennisontwikkeling onmisbaar. Het agrarisch onderwijs en het
WUR-kenniscomplex zijn bij uitstek instrumenten om kennis over te
brengen over hoe je als moderne boer de toegevoegde waarde op je bedrijf
kunt vergroten. Ik zet daar op in. Verduurzaming van de productie en het
zoeken naar nichemarkten voor nieuwe producten kunnen op den duur leiden
tot hogere resultaten voor boeren en een beter toekomstperspectief als
ook nadrukkelijk winst op gebied van onder andere milieu en
dierenwelzijn opleveren.

2. Hoe wordt de motie Graus over het verdienmodel in de agrosector
uitgevoerd? 

In de beleidsbrief duurzame voedselproductie van 11 juli jl. (TK 31532,
nr. 118) ben ik ook ingegaan op het verdienmodel in de agrosector. De
daarin genoemde acties zoals de pilot gedragscode eerlijke
handelspraktijken en het maken van een voedselprijzenmonitor worden op
dit moment uitgevoerd.

3. Krijgen provincies de vrije hand om POP-middelen in te zetten? 

Op 3 juli 2013 heb ik met de provincies op bestuurlijk niveau overlegd
over de invulling van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020
(POP3). Ik heb daarin benadrukt dat POP-gelden ten gunste moeten komen
aan agrariërs, een substantieel gedeelte aan innovatie en
concurrentiekracht besteed moet worden, een regeling moet worden
getroffen voor jonge boeren en middelen voor de implementatie van de
nitraatrichtlijn beschikbaar worden gesteld. 

Binnenkort bespreek ik met de provincies hun uitwerking. Die zal ik
zeker toetsen aan de bovenstaande inzet.

4. Commissie van Doorn is de opgenomen lijn in het regeerakkoord voor de
overheid. Dat is niet de lijn die de provincie Brabant kiest, namelijk
een verbod op uitbreidingen intensieve veehouderij. Wat vindt
staatssecretaris hiervan?

Zie antwoord op vraag 2 van de PvdA-fractie.

5. Productschappen worden per 1 januari 2014 opgeheven. Klopt het dat
kosten hoger worden nu de overheid taken overneemt?

Nee. Het door de Algemene Rekenkamer genoemde bedrag van € 23 miljoen
is het bedrag dat in 2013 gemoeid is met de uitvoering van de zogenaamde
medebewindstaken door de productschappen op het terrein van het
Gemeenschappelijke Landbouw Beleid. Dit beleid wordt tot en met 2013
uitgevoerd door de productschappen en vanaf 2014 door het ministerie van
EZ. De kosten voor uitvoering van deze taken, die vanaf 2014 door het
ministerie van EZ worden uitgevoerd, worden geraamd op € 20-21 mln. 

Daarnaast worden autonoom publieke taken op het terrein van
voedselveiligheid en gezondheid,  dier- en plantgezondheid en
dierenwelzijn overgedragen naar het ministerie. Voor deze kosten is in
de begroting 2014 een bedrag van € 31 mln gereserveerd. Voor
uitvoering van de medebewindstaken en autonome taken is in 2014 in
totaal derhalve € 51 mln beschikbaar.   

6. Productschappen: Wanneer komt er een blauwdruk voor branche- en
producenten organisaties?

De verantwoordelijkheid voor het opzetten van branche- en
producentenorganisaties ligt het voortouw bij het bedrijfsleven. De
randvoorwaarden hiervoor liggen in de nieuwe Gemeenschappelijke
Marktordening. In de uitvoeringshandelingen zal de Europese Commissie
nog nader voorschriften vaststellen.  

7. Er is te weinig dekking voor de benodigde cofinanciering van Europese
gelden. Laat Nederland hier geld liggen?

Ik ben op dit moment in gesprek met de provincies over de invulling van
het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en de inzet van
cofinanciering. Mijn inzet is om de beschikbare Europese middelen
daarvoor volledig te benutten. Ik zal u eind november inlichten over de
resultaten van de besprekingen met provincies.

8. Wil de Staatssecretaris bezien hoe natuur langs de spoorlijnen
ingezet kan worden voor ecologische verbindingen?

Ik heb met de provincies afspraken gemaakt over het realiseren van het
Natuurnetwerk Nederland. Het is aan de provincies om met voorstellen te
komen.

9. Er ligt een plan van Natuurmonumenten en Limburgse organisaties voor
een natuurgebied op het terrein van de Staatsmijnen. Wil de
Staatssecretaris bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu
bepleiten dat deze gronden daarvoor ingezet kunnen worden?

Het is primair aan de provincie Limburg om te bepalen of dit initiatief
past binnen haar natuurbeleid. Als de provincie bij dit specifieke
project de medewerking van de rijksoverheid nodig heeft, dan verneem ik
dat en zal ik kijken wat ik kan doen.

D66

1. Kan de staatsecretaris aan PBL vragen om een quick scan naar de
speelruimte om vergroening en innovatie in kader van het GLB te
stimuleren en waarin ook milieu educatie meegenomen kan worden?

PBL heeft 20 februari 2012 reeds een rapport uitgebracht over de
vergroening van het GLB (Greening the CAP). Dit rapport ging in op de
effecten van de vergroening en hoe deze doeltreffend kunnen worden
ingezet. Dit rapport is meegenomen in de onderhandelingen rondom het GLB
en zal ik betrekken bij de nationale implementatie. Een nieuwe
Quick-scan acht ik daarom niet opportuun. 

2. Kan de staatssecretaris kijken wat Nederland kan doen om ook in het
beloftevolle gewas Lupine een sterke positie te krijgen?

Lupine trekt belangstelling van zowel biologische als gangbare
akkerbouwers die zoeken naar een vlinderbloemig gewas om hun
vruchtwisseling te verruimen. Niet alleen als (non-GMO-)veevoer, maar
ook voor humane voeding. De beschikbare rassen kunnen echter alleen op
kalkarme (zand-) grond geteeld worden, terwijl de grootste arealen
akkerbouw in Nederland op kalkrijke kleigronden liggen. Er is dus
behoefte aan kalktolerante rassen. Onder het programma Groene
Veredeling loopt nu reeds in samenwerking met bedrijfsleven onderzoek
naar kalktolerante rassen, zodat de teelt ook op het veel grotere
gebied van de kleigronden gebruikt kan worden. Deze initiatieven kunnen
worden ondersteund vanuit de topsectoren Tuinbouw&Uitgangsmateriaal en
Agri&Food. Binnen de topsector Tuinbouw&Uitgangsmateriaal vindt er inzet
plaats op het gebied van de veredeling van eiwitgewassen. 



3. Wil de staatssecretaris met partners in de regio onderzoeken wat de
mogelijkheden zijn om het Waddengebied als één nationaal park te
realiseren? 

Ik vind dit een sympathieke gedachte. Wel is het zo dat de status van
nationaal park geen extra bescherming betekent voor de natuurwaarden,
bovenop vigerende bescherming. Bovendien heeft het gebied al de
internationaal zeer gewaardeerde werelderfgoedstatus. Mijn doelstelling
is vooral gericht op het verbeteren van de samenhang in het operationele
beheer van het Waddengebied, onder meer in het kader van de evaluatie
van het programma Rijke Waddenzee (PRW). Hier zijn ook de regionale
partijen bij betrokken. 

4. D66 stelt voor om de helft van het PAS-budget voor 2014 te
verschuiven naar de natuuropgave, zodat dit geld tijdelijk anders wordt
benut. 

De invoering van de PAS is met enkele maanden vertraagd. In mijn brief
van 30 oktober 2013 heb ik de Kamer hierover geïnformeerd. De
verwachting is dat het ontwerp Programma Aanpak Stikstof in het voorjaar
van 2014 gereed is. Na de openbare inspraak en de bestuurlijke
besluitvorming door de provincies is het streven dat de PAS in de zomer
van 2014 in werking treedt.

Deze vertraging van enkele maanden betekent niet dat er in 2014
evenredig minder uitgaven worden gedaan. Het is een misvatting dat de
uitgaven voor de PAS pas beginnen op het moment dat het nieuwe stelsel
in werking treedt. Sinds 2011 wordt er namelijk gewerkt aan de
voorbereiding van de PAS en worden tevens stikstofreducerende
maatregelen genomen. Het is van belang dat deze doorgang kunnen vinden
en niet onnodig vertraagd worden.

Voor de PAS is in 2011 in totaal € 120 mln meerjarig beschikbaar
gesteld. Conform motie Koopmans/Lodders wordt het merendeel van de
middelen gebruikt om stikstofuitstoot rond Natura 2000 gebieden te
beperken (o.a. regeling duurzame veehouderij) en ingezet
voor onderzoek en voorlichting om de generieke maatregelen op
bedrijfsniveau in te voeren. Met dit op het bedrijfsleven gerichte
pakket is € 65 mln gemoeid. Daarnaast is € 35 mln reeds ingezet
voor gebiedsgerichte herstelmaatregelen als onderdeel van het akkoord
dat mijn ambtsvoorganger heeft gesloten met de provincies en voor
additionele toezeggingen voor o.a. LIFE+ cofinanciering voor
Natuurmonumenten. De resterende € 20 mln is benodigd voor de
ontwikkeling van de PAS inclusief het ICT-systeem Aerius. 

5. Kan de staatssecretaris hulp van Nederland voor kennis en kunde aan
Oost Curaçao en behoud van het koraal toezeggen?

Het is de verantwoordelijkheid van Curaçao om te zorgen voor het behoud
van het koraal bij Oost Curaçao. Naar aanleiding van een verzoek van
Curaçao werk ik aan de concrete invulling van  samenwerking op het
terrein van natuur. Waar nodig zal Nederland in deze context kennis en
kunde aanbieden.  

6. De monitoring van natuurkwaliteit: wanneer komt de toegezegde
uitwerking hiervan?

Zoals ik u heb toegezegd in het Algemeen Overleg van 1 oktober jl waarin
het Natuurnetwerk Nederland besproken is, zal ik u voor het eind van
jaar informeren over de afspraken die ik met provincies heb gemaakt over
monitoring.

7. Wil de staatssecretaris natuurclubs, boeren en dergelijke betrekken
bij het bijwerken van de rode lijsten in 2014?

Voor het bijwerken van rode lijsten worden al in belangrijke mate
gegevens gebruikt van natuurorganisaties, met name van
vrijwilligersorganisaties die zijn verenigd in de Stichting
VeldOnderzoek Flora en Fauna. Daarnaast kan iedereen waarnemingen van
soorten aanleveren via de website   HYPERLINK
"http://www.waarnemingen.nl"  www.waarnemingen.nl . Deze website is
inmiddels ook een substantiële bron van gegevens voor rode lijsten.
Rode lijsten worden periodiek bijgewerkt op basis van al deze gegevens.

8. Hoe staat het met het voorgenomen verbod op wilde dieren in het
circus?

Ik heb dit beleidsvoornemen uit het Regeerakkoord ter hand genomen. Bij
de voorbereiding van de algemene maatregel van bestuur waarin dit wordt
uitgewerkt, is samengewerkt met de Vereniging van Nederlandse
Circusondernemingen en met de vereniging Wilde Dieren De Tent Uit. Dit
ontwerpbesluit is vergevorderd. Belangrijk is dat we een goede
wetenschappelijke onderbouwing hebben. Over een diersoort, namelijk de
Patagonische en Californische zeeleeuw, heb ik recent opdracht gegeven
om een kortdurend onderzoek te doen naar het welzijn van zeeleeuwen in
circussen. In februari 2014 verwacht ik het onderzoeksrapport. In het
kader van de zogenoemde voorhangprocedure van artikel 10.10 van de Wet
dieren zal ik het ontwerpbesluit inzake het verbod op het gebruik van
wilde dieren in het circus naar verwachting in het voorjaar van 2014 aan
beide Kamers der Staten-Generaal doen toekomen.

9. Hoe staat het met de wetswijziging wet op de dierproeven? Klopt het
dat het aantal dierproeven naar beneden kan zonder risico’s voor
volksgezondheid? Graag reflectie hierop van de staatssecretaris, samen
met haar collega van VWS, en het verzoek hierover te rapporteren aan de
Tweede Kamer.  

Het wetsvoorstel ter wijziging van de Wet op de dierproeven ter
implementatie van de dierproevenrichtlijn (richtlijn 2010/63/EU) wacht
momenteel op behandeling door de Tweede Kamer. Voor de volledige
implementatie van de richtlijn is naast wijziging van de Wet op de
dierproeven ook wijziging van het Dierproevenbesluit en de daaronder
hangende ministeriële regelingen nodig. De wetswijziging, het nieuwe
Dierproevenbesluit en de nieuwe Dierproevenregeling zullen zo spoedig
mogelijk in werking treden zodra de parlementaire behandeling van het
wetsvoorstel is afgerond. 

Mijn inzet is om waar mogelijk het aantal dierproeven te beperken.
Randvoorwaarde daarbij wel is dat dit geen risico’s voor de
volksgezondheid met zich mee brengt. Zoals toegezegd ontvangt u in
december een plan van aanpak dierproeven. 

ChristenUnie

1. Wat gaat de staatssecretaris concreet doen om te zorgen dat
consumenten beter geïnformeerd worden en dat de houdbaarheidsdatum niet
wordt misbruikt om producten een vers imago te geven?

In mijn Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie van 11 juni jl. (TK
31532, nr. 118), heb ik aangegeven dat ik het bedrijfsleven uitdaag om
de datumkeuze niet als marketinginstrument in te zetten. In de
gezamenlijke agenda van de Alliantie en het ministerie is als ambitie
voor 2015 opgenomen dat houdbaarheidsdata niet onnodig gebruikt worden
en niet onnodig vervroegd of anders voorgesteld worden dan in de
praktijk nodig is in het kader van voedselveiligheid of
kwaliteitsgaranties. Het bedrijfsleven ondersteunt derhalve mijn
ambitie. Verder heb ik het Voedingscentrum opdracht gegeven om de
consument hierover te informeren. 

Ik zal er bij de Europese Commissie op aandringen op de uitbreiding van
Annex X van EU Verordening 1169/2011, de lijst met producten die
uitgezonderd zijn van de verplichting om de houdbaarheidsdatum op het
etiket te vermelden. De Alliantie heeft haar ondersteuning bij de
inventarisatie van deze producten toegezegd.

2. Invulling GLB: de ChristenUnie wil de Staatssecretaris oproepen om
stevig de regie te houden. Wat gaat zij doen om te voorkomen dat de
decentralisatie van het plattelandsbeleid naar de provincies leidt tot
verschraling van de duurzaamheidssubsidies voor de landbouw?

Zie mijn antwoord op vraag 3 van de CDA-fractie. 

3. Hoe wil de staatssecretaris het nationale level playing field
behouden? Het kan toch niet zo zijn dat boer A in provincie A wel een
subsidie kan krijgen voor een duurzame stal en boer B in provincie B
niet?

Het nationale level playing field is een punt dat mijn bijzondere
aandacht heeft, ook bij het uitwerken van het
plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3). De stelregel is
daarbij dat als boeren aan de voorwaarden van een nationale of
provinciale subsidieregeling voldoen, zij in aanmerking voor de
desbetreffende subsidie. Ongerechtvaardige verschillen tussen provincies
of landsdelen dienen daarbij zo veel mogelijk door de provincies te
worden voorkomen.  

4. Als de provincies geen regeling maken voor jonge boeren, is de
staatssecretaris dan bereid de regeling op nationaal niveau te houden en
het geld op de EZ-begroting te houden?

Zoals u weet hecht ik groot belang aan een regeling voor jonge boeren in
POP3. Daarom heb ik op 3 juli 2013 de provincies verzocht daarvoor in
een regeling te voorzien. Binnenkort bespreek ik met de provincies hun
uitwerking. Voor mij is dat een cruciaal onderdeel van POP3 en zal de
voorstellen van de provincies daaraan zeker toetsen.

5. Fiscale vrijstelling voor agrarisch natuurbeheer: wil de
staatssecretaris dit met een simpele notificatie regelen in Brussel?
Riettelers in de Weerribben moeten nu bij Staatsbosbeheer subsidie
aanvragen en dus ook BTW afdragen en de subsidie is al krap. Kan de
staatssecretaris toezeggen dat de riettelers zijn vrijgesteld van
BTW-afdracht?

Hierover heeft u ook schriftelijke vragen gesteld. Vanwege de benodigde
zorgvuldigheid heb ik meer tijd nodig om deze vragen in overleg met het
ministerie van Financiën en het Interprovinciaal Overlegorgaan te
beantwoorden. 

6. Kent de Staatssecretaris het NIOZ-rapport over zoutwinning in de
Waddenzee en gevolgen voor trekvogels in de Waddenzee? Hoe beoordeelt
zij het instemmingsbesluit voor de zoutwinning in het licht van dit
rapport?

Ik heb begrepen dat dit rapport is opgesteld op verzoek van de
Waddenvereniging. Ik heb dit rapport nog niet ontvangen. Wel heb ik
natuurorganisaties waaronder de Waddenvereniging gevraagd om een
zienswijze op de NBwet vergunningaanvraag van Frisia voor zoutwinning
onder de Waddenzee. Zij kunnen alle informatie die zij relevant achten
bij hun zienswijze indienen. Ik zal dit serieus bestuderen en betrekken
bij mijn besluit op de vergunningaanvraag voor de NBwet.

Het ontwerp instemmingsbesluit op het winningplan is de
verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken op grond van
de Mijnbouwwet. Dit ontwerp besluit ligt op dit moment ter inzage. Ook
hierop kunnen nu zienswijzen worden ingediend. Een definitief
instemmingsbesluit is derhalve nog niet genomen.



GroenLinks

1. Hoe ziet de staatssecretaris de combinatie Natura 2000 en schaliegas?

Bij de afwegingen rond de eventuele vergunningverlening voor
boorlocaties voor schaliegas zal uiteraard ook Natura 2000 worden
meegenomen.

2. Is er in 2016 nog voldoende geld om natuur aan te kopen?

Ik heb met provincies op basis van het natuurpact afspraken gemaakt over
de ambities en de rijksbijdrage met bijbehorend kasritme. Ik heb geen
aanleiding om te veronderstellen dat er in 2016 onvoldoende geld
beschikbaar is voor het realiseren van natuur. 

3. Is de staatssecretaris bereid om juridisch vast te leggen dat
voorfinanciering gegarandeerd wordt, zodat provincies het geld 2016-2017
alsnog van het Rijk ontvangen?

Ik heb met provincies op basis van het natuurpact afspraken gemaakt over
de ambities en de rijksbijdrage met bijbehorend kasritme en de inzet van
grond. Provincies hebben voldoende ruimte om voortvarend aan de slag te
gaan met zowel uitvoering als planvorming. Provincies zijn daarbij zelf
verantwoordelijk voor een eventuele versnelde realisatie. Het
betalingsritme is in de begroting wel vastgelegd; steviger kan niet.

4. Wat vindt de staatsecretaris van transparantie rond
voedselverspilling in supermarkten (met verwijzing naar
initiatiefwetsvoorstel van Klaver). En wat kan consument zelf doen
volgens de staatssecretaris?

Transparantie is een van de vier actielijnen in de agenda van de
Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV), die als bijlage bij de
Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie (TK 31532, nr. 118, d.d. 3 juli
jl.) is verzonden aan de Tweede Kamer. 

De partners in de AVV zijn inmiddels voortvarend aan de slag. Zo werkt
een adviesbureau in opdracht van Centraal Bureau Levensmiddelenhandel en
Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie aan een benchmark
inventarisatie reststromen binnen de Aardappelen, Groente en Fruit
(AGF)- keten. Op korte termijn zullen hier de resultaten bekend worden.
Veneca (brancheorganisatie van cateraars) heeft in 2010 al gepubliceerd
over de verspilling in hun branche. Met de uitkomsten van dit
benchmarkonderzoek wordt ook met de Wageningen Universiteit en Research
(WUR) samengewerkt om de monitor voedselverspilling verder te
optimaliseren. Ook individuele bedrijven treden steeds meer in de
openbaarheid met hun cijfers. 

Op die manier wordt er dus al vrijwillig door supermarkten en andere
partijen in de voedselketen gewerkt aan meer inzicht in verspilling in
de keten.  

Ik heb het Voedingscentrum de opdracht te geven om via een campagne de
consument te faciliteren bij het maken van een bewuste keuzes in het
slim kopen, koken en bewaren van voedsel. Supermarkten en
Voedingscentrum werken frequent samen, o.a. door het plaatsen van de
Bewaarwijzer in magazines van de supermarkten.

5. Is de staatssecretaris bereid om maatregelen te nemen om de
verspreiding van informatie over voedselverspilling in bedrijfskantines
te stimuleren? 

Transparantie is een van de vier actielijnen in de agenda van de
Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV), die als bijlage bij de
Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie (TK 31532, nr. 118, d.d. 3 juli
jl.) is verzonden aan de Tweede Kamer. 

Voor 2015 is in onze gezamenlijke Agenda opgenomen dat ketenpartners
zoveel mogelijk kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over omvang en
oorzaken van voedselreststromen bijhouden en aan een onafhankelijke
organisatie zullen leveren. 

Een van de partijen in de Alliantie, Veneca (brancheorganisatie van
cateraars) heeft in 2010 reeds het rapport ‘Reductie
voedselverspilling in de Nederlandse cateringsector’ gepubliceerd,
waarin gerapporteerd werd over de mate van voedselverspilling op
productniveau, oorzaken van die verspilling en het testen van een
verbetermaatregel om de voedselverspilling terug te dringen.

Een eerste meting over de mate van verspilling en op welke plekken in de
keten verspilling ontstaat, waaronder de gegevens van Veneca, is dit
voorjaar verschenen in de Monitor Voedselverspilling (TK 2012-2013, 31
532, nr. 115). Deze Monitor zal de komende jaren verder worden
ontwikkeld.   

6. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe het staat met de uitvoering van
de motie Klaver over Gentech gewassen? Deze stelt dat de Tweede Kamer
tijdig geïnformeerd wordt.

De Staatssecretaris van IenM zal, mede namens de Minister van VWS en
mij, uw Kamer op korte termijn een brief sturen over de uitvoering van
deze motie.

7. Is de staatssecretaris van mening dat het huidige toetsingskader
Gentech te beperkt is?

Nee. De huidige beoordeling van de eventuele risico's van GGO's voor
mens, dier en milieu, die vooraf gaat aan een EU toelating, is zeer
uitvoerig en adequaat. EFSA voert deze risicobeoordeling zorgvuldig uit.
De Nederlandse Commissie Genetische Modificatie (COGEM) en het RIKILT
zijn hierbij betrokken en adviseren het kabinet ook over toelatingen. 

8. Stadlandbouw heeft veel last van kleine, beperkende regelgeving. Wil
de staatssecretaris op paarse krokodillenjacht om hier iets aan te doen?

Stadslandbouw is in opkomst. Alleen in Rotterdam ontwikkelden zich in de
afgelopen jaren al zo’n 40 stadslandbouwinitiatieven. Het kenmerk van
stadslandbouw is dat het initiatieven betreft die voortkomen uit lokale,
gemeentelijke of regionale activiteiten. Beperkingen die met name in
regelgeving van gemeenten of provincies liggen moeten ook op dat niveau
worden opgelost. 

SGP

1. Hoeveel ruimte gunt het mededingingsrecht aan primaire producenten om
de productie en de aanvoer van producten enigszins af te stemmen om
overaanbod te voorkomen?

Primaire producenten kunnen onder bepaalde voorwaarden afspraken maken,
mits zij de mededingingsregels in acht nemen. Indien een afspraak
bijvoorbeeld onder de bagatelbepaling valt, zal er geen sprake zijn van
een mededingingbeperkende afspraak. Ook zal er geen sprake zijn van een
mededingingsbeperkende afspraak als de voordelen toekomen aan de
gebruikers. Deze voordelen zien vaak ook op duurzaamheid. Om primaire
producenten te helpen bij het bepalen of duurzaamheidsafspraken zijn
toegestaan zijn beleidsregels mededinging en duurzaamheid opgesteld. 

2. Wil de staatssecretaris zich ervoor inzetten dat
producentenorganisaties erkend kunnen worden als economische eenheid?
Dit zou veel onduidelijkheid over de positionering ten aanzien van
mededingingsregels kunnen voorkomen. 

Voor producentenorganisaties geldt het gewone mededingingsrecht. Het
kartelverbod is echter niet van toepassing als afspraken binnen één
onderneming of economische eenheid worden gemaakt. Of er bij
producentenorganisaties sprake is van één economische eenheid, hangt
af van de omstandigheden van het geval en van de doelstelling van de
producentenorganisatie. Het is van belang dat bij de oprichting van
producentenorganisaties duidelijk is welke voorwaarden gelden. Daarbij
moet ook de verhouding met het mededingingsrecht helder zijn. Ik zal
daarom hiertoe een handleiding opstellen.

3. Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel om voor de
agrofoodketen een experimenteerartikel met een verbod op misbruik van
economische afhankelijkheid in de mededingswet op te nemen? Om lat voor
ingrijpen te verlagen (net als in Frankrijk en Duitsland). 

Het invoeren van een experimenteerartikel in de mededingingswet vind ik
niet nodig omdat de gedragscode eerlijke handelspraktijken mijns inziens
voldoende aanknopingspunten biedt om hetzelfde te bereiken.

Partijen in de agrofoodketen (LTO, FNLI en CBL) hebben een pilot voor
een vrijwillige gedragscode eerlijke handelspraktijken afgesproken die
op 16 september van start is gegaan. Eind 2014 wordt over de pilot
verslag uitgebracht. Naar aanleiding hiervan zal uw Kamer worden
geïnformeerd. Een gedragscode is snel, laagdrempelig en biedt ruimte
voor maatwerk doordat interpretatie van de beginselen op basis van de
individuele omstandigheden van het geval mogelijk is. Ook voorziet de
gedragscode in een laagdrempelige manier van geschilbeslechting. Het
Ministerie van Economische Zaken houdt gedurende de pilot de vinger aan
de pols. Daarnaast heeft onderzoek van SEO uitgewezen dat wetgeving
tegen oneerlijke handelspraktijken, zoals een verbod op misbruik van
economische afhankelijkheid, in andere landen weinig effectief is.
Daarom verdient het de voorkeur om de uitkomst van de pilot af te
wachten. 

4. Mededingingsbeperkende afspraken over dierenwelzijn en milieu. In
Duitsland is een akkoord gesloten tussen varkenshouderij en
supermarktketens inclusief afspraken over vergoeding voor gemaakte
meerkosten. Dit lijkt in Nederland niet mogelijk door
mededingingsregels. Hoe zit dit? 

Het Duitse ketenakkoord beoogt het welzijn in de veehouderij te
verbeteren waarbij de meerkosten worden vergoed door de retail. Vanaf
2014 wordt deze aanpak geleidelijk uitgerold over de verschillende
Duitse veehouderijsectoren. De ketenpartijen, boeren, slachterijen en
supermarkten maken vrijwillig afspraken waarbij alle ruimte blijft om op
een andere manier te produceren. Ook in Nederland is het mogelijk om
binnen de mededingingswet duurzame veehouderijconcepten te vermarkten,
zoals het sterrenvlees en het Rondeelei heeft bewezen. Er is naar mijn
mening geen principieel verschil tussen de Duitse en Nederlandse aanpak.

5. Zijn de door het ministerie op te stellen beleidsregels op het gebied
van mededingsbeperkende afspraken over dierenwelzijn en milieu concreet
genoeg? 

De conceptbeleidsregels zijn voor consultatie voorgelegd en worden op
dit moment door de ACM op hun uitvoerbaarheid getoetst. Daarna zal de
minister van Economische Zaken deze vaststellen. Ik verwacht dat deze
regels de ACM voldoende handvatten geven om duurzaamheids- en
welzijnsinitiatieven in de agrosector te toetsen.

6. SGP fractie heeft zorgen over monitoring van natuurwaarden m.b.t.
Natura 2000. Wanneer wordt serieus werk gemaakt van vaststelling van de
begintoestand?

Het standaarddataformulier zelf biedt onvoldoende houvast om te dienen
als begintoestand. 

Bij de aanvankelijke aanmelding is uitgegaan van de best beschikbare
kennis, die soms nog globaal was. Het standaarddataformulier wordt
geactualiseerd aan de hand van de definitieve aanwijzingsbesluiten die
zijn gebaseerd op de meest recente inzichten. 

Aan de hand van bestaande monitoring is te bepalen of er sprake is van
achteruitgang of verbetering. Met het vaststellen van de beheerplannen
wordt deze monitoring per gebied verder uitgewerkt waardoor de
ontwikkeling van de natuurwaarden ook in de toekomst beter kan worden
gevolgd en de effecten van maatregelen kunnen worden bepaald. Voor de
beheerplannen en de PAS worden nu habitatkaarten gemaakt die de
feitelijke toestand op dit moment in de gebieden weergeven. 

7. Neemt de staatssecretaris het uitgangspunt dat vergunningaanvragers
en gebiedspartijen vrije en gratis toegang tot gegevens moeten hebben
mee in het overleg over de voortzetting van de Nationale Databank Flora
en Fauna?

Met vier partijen, het Interprovinciaal Overlegorgaan, Rijkswaterstaat,
Terreinbeherende Organisaties en Particuliere Gegevensinwinnende
Organisaties werk ik aan het continueren van de Nationale Databank Flora
en Fauna. Het gezamenlijke uitgangspunt daarbij is dat gegevens voor
iedereen toegankelijk blijven maar wel tegen een kostendekkend tarief. 

8. Mag ik ervan uitgaan dat de staatssecretaris het gevraagde
veldonderzoek voortvarend oppakt en daar voldoende geld voor beschikbaar
stelt?

Ja, dat zal ik zeker doen. Gezamenlijk met het bedrijfsleven
(Mesdagfonds, LTO en NMV) is inmiddels een onderzoeksprogramma gemaakt.
Over inhoud en financiering is overeenstemming en de onderzoekers kunnen
begin 2014 van start gaan.  

9. Hoe is het verschil te verklaren tussen € 31 mln die volgens de
Algemene Rekenkamer is begroot voor overgenomen publieke taken van
productschappen en budget van productschappen zelf van € 23 mln.? 

Zoals geantwoord op vraag 5 van het CDA is het door de Algemene
Rekenkamer genoemde bedrag van € 23 miljoen het bedrag dat in 2013 is
gemoeid met de uitvoering van de zogenaamde medebewindstaken door de
productschappen op het terrein van het Gemeenschappelijke Landbouw
Beleid. Dit beleid wordt t/m 2013 uitgevoerd door de productschappen en
vanaf 2014 door EZ. De kosten voor uitvoering van deze taken, die vanaf
2014 door EZ worden uitgevoerd, worden  geraamd op € 20-21 mln. 

Daarnaast worden autonoom publieke taken op het terrein van
voedselveiligheid en gezondheid,  dier- en plantgezondheid en
dierenwelzijn overgedragen naar het ministerie. Voor deze kosten is in
de begroting 2014 een bedrag van € 31 mln. beschikbaar.  

Voor uitvoering van de medebewindstaken en autonome taken is in 2014 in
totaal derhalve 

€ 51 mln beschikbaar.   

10. Weet het kabinet welke schepen het achter zich verbrandt met
opheffen van productschappen? Waarom komt het kabinet niet terug op dit
besluit?

Bekend is welke de publieke taken zijn die zullen worden overgenomen
door de betrokken ministeries van EZ, VWS en I&M. De continuïteit van
deze taken wordt hiermee geborgd. De voortzetting van de niet-publieke
taken en activiteiten van de productschappen is aan het betrokken
bedrijfsleven. 

11. Waarom is Nederland zoveel strenger met stikstofdeposities (onder de
1 mol), terwijl Duitsland een drempelwaarde van 3% heeft?

Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn moeten plannen
en projecten met mogelijk significante gevolgen voor Natura
2000-gebieden op voorhand passend worden beoordeeld, voordat daarvoor
vergunning kan worden verleend. Als in gebieden sprake is van een grote
stikstofoverbelasting van daarvoor gevoelige habitats en soorten, heeft
een meer dan verwaarloosbare toename van stikstofdepositie potentieel
een significant negatief effect, aldus de vaste jurisprudentie van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Alleen wanneer op
basis van objectieve gegevens met inachtneming van de specifieke
milieukenmerken van het betrokken gebied kan worden onderbouwd dat –
bijvoorbeeld tot een bepaalde drempelwaarde – zich in een gebied met
zekerheid geen significante effecten zullen voordoen, kunnen plannen en
projecten worden vrijgesteld van een individuele passende beoordeling.
Het gaat hier om een toepassing van de Europese kaders conform de uitleg
van het Europese Hof van Justitie. 

Deze kaders gelden gelijkelijk voor Duitsland en Nederland, maar de
omstandigheden in beide landen verschillen wel. In de Nederlandse
situatie waar in een groot deel van de Natura 2000-gebieden sprake is
van een grote stikstofoverbelasting uit vele verschillende bronnen
waarvoor maatregelen door verschillende overheden moeten worden
getroffen, is een samenhangende programmatische aanpak essentieel om
vergunningverlening voor nieuwe ontwikkelingen te vereenvoudigen.  

Zie daarnaast ook mijn antwoord op vraag 6 van de VVD-fractie. 

PvdD

1. Megastallen: u wilde nationale bescherming van gezondheid tegen
megastallen. Nu schuift u dit af naar provincies en gemeenten. Onderzoek
hiernaar loopt. Hoe moeten we dit zien en moet iedere gemeente dan
kennis opbouwen en kennis hebben? Dit is verspilling.

In de brief aan uw Kamer van 14 juni jl. (TK 28 973, nr. 134) over de
omvang van de intensieve veehouderij en schaalgrootte heeft het kabinet
aangekondigd te zullen komen met een wettelijk kader dat de provincies
en gemeenten de mogelijkheid biedt om vanuit een oogpunt van
volksgezondheid grenzen te kunnen stellen aan de omvang van
veehouderijen in bepaalde gebieden dan wel aan de omvang van
veehouderijlocaties in bepaalde gebieden. Omdat de problematiek van de
intensieve veehouderij grote regionale verschillen vertoont, moet deze
afweging primair bij provincies en gemeenten komen te liggen. Er is op
het gebied van kennisopbouw een goede samenwerking tussen diverse
overheden en organisaties. Zo heeft het kabinet aanvullend onderzoek
gestart naar de kwantitatieve gezondheidseffecten van veehouderijen,
waarvoor € 3,4 mln beschikbaar is. Voorts onderzoekt de minister van
VWS de mogelijkheden tot het uitvoeren van een pilot voor een
kennisplatform dat ondersteuning biedt aan provincies en gemeenten op
het terrein van veehouderij en volksgezondheid. Ook is de GGD gestart
met de nadere invulling van het bestaande Beoordelingskader gezondheid
en milieu. 

2. Hoe beoordeelt de staatsecretaris de ontwikkeling op het gebied van
diervriendelijke ethische veehouderij? Hoe ziet zij in dat licht
bijvoorbeeld het fokken van zeugen met meer tepels?  

De ontwikkeling naar een duurzamere veehouderij is een antwoord op de
ethische discussies die spelen rond het houden van dieren voor
productie. Het fokken van meer tepels is een gevolg  van het fokken op
meer biggen per worp. Op de weg naar een duurzamere veehouderij met
maatschappelijk draagvlak kan het fokken van steeds meer biggen per worp
niet eindeloos doorgaan. Dit is ook al bij de sector- en de
fokkerijorganisaties aangekaart en ik zal dat ook zelf in mijn
gesprekken met de sector benadrukken. 

3. Heeft de staatsecretaris het rapport van Algemene Rekenkamer gemist?
In dit rapport wordt gesproken over geringe vooruitgang op het gebied
van dierenwelzijn. Graag een reactie van staatssecretaris.

In mijn bestuurlijke reactie van 19 april 2013 aan de voorzitter van de
Rekenkamer ben ik hier uitgebreid op in gegaan. Een afschrift van deze
brief is door de Algemene Rekenkamer aan de Tweede Kamer toegestuurd.  

4. Er is onwil van boeren om dierenwelzijn te verbeteren. Hoe gaat de
staatssecretaris beter handhaven? Zet zij voldoende middelen in bij de
NVWA in het kader van ‘meer blauw in de stal’?

Zoals ik uw Kamer al het toegezegd zal ik in december samen met de
minister van VWS een plan van aanpak NVWA aan uw Kamer sturen. Daarin
zal ik ook ingaan op de prioritering van de NVWA.

5. Streven van de staatssecretaris is dat in 2020 stallen integraal
duurzaam zijn. Hoe kan staatssecretaris dit beloven? Graag reactie.

Mijn beleid is gericht op het realiseren van 10% integraal duurzame
stallen eind 2014. Daarnaast hebben de partners van de Uitvoeringsagenda
duurzame veehouderij (UDV) de ambitie dat vanaf 2015 elke nieuwe stal
integraal duurzaam is uitgevoerd. 

De UDV partners richten zich op een duurzame veehouderij in 2020. Het
investeren in duurzame stallen is één van de sporen voor het verder
verduurzamen van de veehouderij. Zeker zo belangrijk is het verbeteren
van het management van de veehouders, aangezien dat ook in bestaande
stallen bijdraagt aan een duurzamere bedrijfsvoering. Het
samenwerkingsverband wil ook op dit vlak stappen zetten, onder andere
door het stimuleren van voorlopers en te werken aan een ketengerichte
verduurzaming.

De UDV-partners hebben met elkaar vastgesteld dat het stimuleren van
voorlopers en ketengerichte verduurzaming alleen mogelijk is als er
sprake is van een gedeeld langetermijnperspectief. Zoals weergegeven in
de vierde Voortgangsrapportage (TK 28 973, nr. 135) hebben de partijen
15 lange termijn ambities uitgewerkt. In samenspraak met de diverse
keteninitiatieven zal nagegaan worden hoe deze kunnen worden vertaald in
gedragen concrete doelen voor het jaar 2020.

 

6. Wanneer komt een indicator Integraal Duurzame Stallen in de
begroting?

In de begroting is een indicator opgenomen voor integraal duurzame
stallen. De monitor integraal duurzame stallen wordt elk jaar op
peildatum 1 januari vastgesteld en in het kader van het Jaarverslag over
de begroting van het ministerie van Economische Zaken naar de Tweede
Kamer gestuurd. Ik zie geen aanleiding om deze werkwijze te wijzigen. 

7. Wat zijn de plannen van de staatssecretaris om de biologische sector
alle ruimte te geven, zoals ook de VN vraagt?

De biologische sector krijgt de ruimte en gebruikt deze ook. Ook in 2012
zijn volgens de Monitor Duurzaam Voedsel immers de
consumentenbestedingen aan biologische voedsel aanzienlijk gestegen
namelijk 14,3%. Het aantal biologische bedrijven steeg in 2012 met 9,1%
ten opzichte van het jaar daarvoor. Ook het areaal groeide met 1,4% ten
opzichte van 2011.

Op grond van de Beleidsnota biologische landbouwketen 2008–2011 (TK 29
842, nr. 15) is gewerkt aan de verdere verzelfstandiging van de
biologische sector. In overleg met het biologische bedrijfsleven is
vanaf 2012, zoals in de nota was aangekondigd, het beleid op biologische
landbouw geïntegreerd in algemeen landbouwbeleid als één van de
vormen van duurzame landbouw. Verder ondersteun ik de biologische keten
actief om aansluiting te vinden in het topsectorenonderzoek. Daarnaast
draag ik in 2014 met een tijdelijke projectsubsidie van € 130.000,–
aan de sectororganisatie Bionext nog bij aan beleidsrelevante projecten
die voor de sector van belang zijn en dienen om verder te
professionaliseren.

8. Hoe wil de staatssecretaris een mentaliteitsverandering teweeg
brengen in de sector als er in de sector een grote handel in antibiotica
is?

Ik constateer dat er in de sector de afgelopen jaren reeds een
mentaliteitsverandering is ontstaan. Zowel de veehouderijsectoren als de
beroepsgroep van de dierenartsen hebben in de afgelopen periode hun
verantwoordelijkheid genomen en forse inspanningen verricht, die hebben
geresulteerd in een sterke reductie van het totale antibioticumgebruik
en het gebruik van kritische antibiotica. In de periode 2009 tot en met
2012 is het totale antibioticumgebruik gereduceerd met 49%. Ik heb u
hierover in april 2013 geïnformeerd (Kamerstuk 29683, nr. 156). Daarmee
is de doelstelling van 50% reductie in 2013 reeds nagenoeg gerealiseerd.
De verkoop van voor de volksgezondheid kritische antibiotica is in 2012
met ruim 90% gedaald voor de groep van 3e en 4e generatie cefalosporinen
en met ruim 45% voor fluoroquinolonen t.o.v. 2009. 

De sectoren en dierenartsen hebben hiervoor diverse instrumenten
ontwikkeld en ingezet, het gaat dan met name om de centrale
registratiesystemen voor het gebruik van antibiotica, het verplichten
van bedrijfsgezondheidsplannen (BGP) en bedrijfsbehandelplannen (BBP),
het opstellen van geactualiseerde formularia en de introductie van de
‘geborgde dierenarts’. De productschapsregelgeving ondersteunt deze
aanpak door o.a. de centrale registratie en BGP en BBP bindend voor te
schrijven voor alle ondernemers, of zij nu deelnemen aan de
kwaliteitssystemen of niet. Met de monitoring, normering, signalering en
benchmark van het antibioticumgebruik door de onafhankelijke, private
Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit hebben de sectoren een stevige
basis gelegd voor verdere reductie, zorgvuldiger gebruik en de aanpak
van onverantwoord antibioticumgebruik. Ik waardeer deze inspanningen van
zowel de sectoren als de beroepsgroep van dierenartsen, en reken erop
dat zij ook de komende jaren hun verantwoordelijkheid zullen blijven
nemen voor een verantwoord en zorgvuldig gebruik van antibiotica. 

Vanuit de overheid blijven de Minister van VWS en ik investeren in
toezicht en handhaving door de NVWA. Het toezicht richt zich daarbij met
name op diegenen bij wie de mentaliteitsomslag nog niet of onvoldoende
heeft plaatsgevonden, de kwaadwilligen en structurele veelgebruikers. De
NVWA krijgt hiervoor o.a. vanuit de sectoren de gebruiksgegevens
doorgeleverd van structurele veelgebruikers. Tevens is in dat kader de
capaciteit van het NVWA-toezicht op illegaal gebruik en illegale handel
uitgebreid.

9. De PvdD roept op om beleid te maken waarin natuurlijk gedrag van
dieren centraal staat. Is de staatssecretaris het met de PvdD eens dat
een laboratoriumstal (SPF-stal) en natuurlijk gedrag van het dier
onverenigbaar zijn?

Het kunnen uitoefenen van natuurlijk gedrag is onderdeel van het proces
van verduurzaming. Initiatieven zoals het Verbond van Den Bosch, de
Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, de Visie Samenwerkende
Varkensvleesketen en de Duurzame zuivelketen werken hieraan.

Het kenmerk van een SPF-stal is dat bepaalde ziektekiemen niet
voorkomen. Daartoe worden speciale maatregelen genomen zoals
hygiënemaatregelen. Deze stallen zijn, afgezien van de aanvullende
maatregelen, niet veel anders dan de gangbare intensieve
houderijsystemen. Ook in deze stallen kan worden gewerkt aan het
verbeteren van de omstandigheden zodat dieren natuurlijk gedrag kunnen
vertonen.

10. Komen laboratoriumstallen in aanmerking voor Regeling Integraal
Duurzame Stallen? Of zijn ze hier in verleden al in aanmerking voor
gekomen?

In de Regeling Integraal Duurzame Stallen is dierenwelzijn het
belangrijkste onderdeel bij de beoordeling van een subsidie aanvraag.
Daarnaast moeten subsidie aanvragen goed scoren op milieu,
diergezondheid, energie en economische haalbaarheid. Als aan al deze
criteria wordt voldaan, kunnen stallen met een hoge diergezondheid voor
een bijdrage in aanmerking komen.  

11. Waarom gaat staatsecretaris de motie over het verkorten van de duur
van diertransporten niet alsnog uitvoeren, nu ze ervaren heeft dat dit
dossier in Brussel nauwelijks voortgang kent?

De Transportverordening maakt vervoer van dieren mogelijk, onder het
stellen van waarborgen voor het welzijn van de dieren.

Op grond van Transportverordening is het mogelijk om de duur van het
transport van voor de slacht bestemde dieren dat uitsluitend binnen de
lidstaat plaatsvindt, te beperken tot 8 uur (bijlage I, hoofdstuk 5,
artikel 1.9). Aangezien alle transporten in Nederland binnen deze duur
te realiseren zijn, is extra regelgeving op dit punt niet zinvol. Om die
reden blijf ik inzetten op stringentere regelgeving in EU-kader.



12. Het aantal controles op diertransporten neemt af terwijl
overtredingen toenemen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

In 2012 zijn er minder wegcontroles uitgevoerd maar juist meer controles
vóór het vertrek en administratieve controles na het transport
uitgevoerd. 

Aanvullend is er in 2012 meer projectmatig en risicogericht
gecontroleerd ten opzichte van 2011. Dit verklaart de toename van het
aantal overtredingen. 

13. Voedsel: VN pleit voor consumptie van minder vlees, maar de
staatssecretaris zet niet door met beleid op dit gebied. Transitie naar
minder vlees is net zo belangrijk als transitie naar duurzame energie.
De staatssecretaris legt de keuze primair bij de consument. De overheid
kan blijkbaar wel een consument verbieden om gloeilampen en loodhoudende
benzine te kopen, maar bij vlees gaat dit blijkbaar te ver. De consument
wordt zelfs ontmoedigd om duurzame keuzes te maken (bijvoorbeeld door
kiloknaller). De staatssecretaris moet gedrag van de consument juist wel
sturen. Er kan geen sprake zijn van marktwerking of vrije keuze bij
onethische, lage prijzen en perverse prikkels. In 2020 zou al het vlees
in de schappen duurzaam moeten zijn. Graag een reactie van de
staatssecretaris. Staat de staatssecretaris nog steeds achter standpunt
dat vlees meest milieubelastende voedsel is uit het voedselpakket?

Het kiezen voor duurzamer eten is primair een zaak van de consument.
Kiezen voor gezond blijkt ook vaak kiezen voor duurzaam. Het bieden van
objectieve informatie aan de consument is daarbij belangrijk. 

Het Voedingscentrum Nederland (VCN) houdt zich in opdracht van het
ministerie van EZ bezig met de verhoging van de bewustwording van
consumenten over onderwerpen die samenhangen met voedselkwaliteit- en
-veiligheid. Voorlichting over de effecten van het eten van vlees op
milieu en gezondheid kunnen consumenten vinden op de website van het
VCN. Consumenten kunnen op deze website zelf nagaan hoe groot hun
voedselafdruk (milieu-impact van voedselkeuze) is bij de consumptie van
bepaald voedsel, waaronder vlees en zuivel. 

Daarnaast zal ik volgend jaar een campagne starten gericht op duurzamer
consumeren, in samenwerking met het bedrijfsleven, met bijzondere
aandacht voor voedselverspilling.

Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) heeft vorig jaar - naar
aanleiding van het Verbond van Den Bosch - aangekondigd dat supermarkten
in 2020 alleen nog maar duurzaam vlees zullen verkopen. Het
bedrijfsleven onderneemt hiermee zelf actie om de bodem in de markt
omhoog te krijgen. Bovendien heb ik samen met de Alliantie Verduurzaming
Voedsel (CBL, LTO, Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties,
Koninklijke Horeca Nederland en Federatie Nederlandse
Levensmiddelenindustrie) deze zomer een agenda voor de verdere
verduurzaming van voedsel – waaronder vlees- opgesteld. De agenda
formuleert een aantal actielijnen voor 2013 tot 2016 en vormt de basis
voor de periode tot 2020. 

14. De Commissie Van Doorn heeft aangegeven dat als het Nederlandse
consumptiepatroon wereldwijd gevolgd wordt, er vier aardbollen nodig
zijn. Deelt de staatssecretaris deze visie? En hoe ziet ze in dit licht
de export van kalfsvlees naar Japan, de bouw megastallen in Oekraïne en
China e.d.

De wereld staat voor de opgave om in 2050 negen miljard mensen te
voeden. Tegelijkertijd zal dit moeten gebeuren met minder input en een
grotere bescherming van het milieu en biodiversiteit (meer met minder).
De toegang van Nederlands kalfsvlees tot de Japanse markt is een
belangrijke doorbraak. Japan geeft hiermee aan vertrouwen te hebben in
onze voedselveiligheid. Ook zal de Verenigde Staten weer Nederlands
kalfvlees toelaten. De overheid ondersteunt Nederlandse bedrijven die
internationaal willen ondernemen. Dit is generiek ondersteuningsbeleid.
Met het instrumentarium worden projecten en bedrijven in de veehouderij
en aanverwante sectoren ondersteund, vooral in landen in Oost Europa,
zoals in de Oekraïne, maar ook in landen als Kenia, China en Vietnam.
De overheid voert voor alle vormen ondersteuning maatwerkbeoordelingen
uit op basis van IMVO kaders. Daarnaast wordt indien relevant aanvullend
gekeken naar andere standaarden, zoals Europese normen voor
dierenwelzijn en milieu. 

15. Verzoek aan de staatssecretaris om maatschappelijk debat te
organiseren aan de hand van het PBL-rapport Vergroenen en Verdienen.
Graag een reactie. 

U ontvangt nog een uitgebreide reactie op het PBL rapport Vergroenen en
Verdienen. Daarin zal ik aandacht besteden aan uw verzoek omtrent het
organiseren van een maatschappelijk debat.

16. Voedselveiligheid: De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven dat de
daling van het budget van NVWA onwerkbaar is. Hoe ziet de
staatssecretaris dit? Welke handhavingstaken van NVWA lijden onder deze
daling van het budget?

Zoals ik u heb toegezegd zal ik in december samen met de minister van
VWS een plan van aanpak NVWA aan uw Kamer sturen. Daarin zal ik ook
ingaan op de prioriteiten en middelen voor de NVWA.

17. Tegen de achtergrond van fraude met voedsel: waarom kunnen we in
Nederland niet beginnen met het ‘namen en shamen’ van bedrijven nu
dit op EU-niveau niet van de grond komt. 

In Nederland wordt reeds gewerkt aan de openbaarmaking van
controlegegevens van bedrijven.

Zo is het opvragen van de controleresultaten van de NVWA bij
slachterijen reeds mogelijk.

De NVWA werkt op dit moment aan de uitwerking van een nieuwe wijze van
actieve openbaarmaking van controlegegevens. Dit instrument zal worden
ingezet voor het risicogebaseerde toezicht. Ook is het uitwisselen van
controlegegevens tussen private kwaliteitssystemen en overheid een
belangrijk onderdeel van de Taskforce voedselvertrouwen. Ook hier kan
“naming en shaming” in de keten verder vorm krijgen. Tenslotte
blijft ook het Europees niveau van belang. Ik zet me in voor een
Europees register voor fraudeurs, zodat alle lidstaten op de hoogte zijn
van frauduleuze activiteiten. Deze activiteiten zullen bijdragen aan een
transparantere, betrouwbare productieketen, waarbij fraudeurs en slecht
presterende bedrijven zoveel mogelijk geweerd worden. 

18 Plezierjacht: afschot schiet natuurlijke populatie aan flarden.
Afschaffing van de plezierjacht heeft meerderheid in de Kamer, waar
wacht de staatssecretaris nog op? 

Wet natuur: provincies zijn de regisseurs van de natuur. Waarom wordt de
landelijke vrijstellingslijst dan niet afgeschaft? Provincies hebben
immers geen invloed op deze landelijke lijst. 

De regeling van de jacht en van de bestrijding van schade door dieren
van beschermde soorten zijn onderwerp van het wetsvoorstel
natuurbescherming, dat bij uw Kamer aanhangig is (TK 33348). Voor de
behandeling van vragen over de invulling ervan verwijs ik naar de
komende parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. 

19 Het Ganzenakkoord is geen structurele oplossing. De kosten zijn hoog
en de baten zijn onzeker. De PvdD verzoekt een budget te reserveren voor
praktische pilots om te zoeken naar alternatieven samen met boeren. 

Het Rijk is geen partij bij het ganzenakkoord. De provincies zijn
verantwoordelijk voor het beheer van ganzenpopulaties en
schadebestrijding. In het Ganzenakkoord hebben betrokken
maatschappelijke organisaties (inclusief de LTO) afspraken gemaakt over
de bestrijding van ganzenoverlast. Het doden van grote aantallen ganzen
is daar onderdeel van. Het G7-akkoord wordt vanaf 1 januari 2014
uitgevoerd. Het resultaat daarvan wil ik afwachten.



20. Er komt momenteel te makkelijk toestemming voor het afschieten van
dieren. Zowel voor dieren in het wild als voor zwerfkatten. Waarom
treedt staatssecretaris hier niet tegen op? 

Ten aanzien van het afschieten van dieren in het wild en zwerfkatten
(verwilderde huiskatten) biedt de Flora- en faunawet een evenwichtig
afwegingskader. Afschot dient hierbij als sluitstuk, ik zet ook in op
bewustwording. De uitvoering van dit faunabeheer is de
verantwoordelijkheid van de provincies. 

21. De Staatssecretaris zet niet in op verduurzaming, terwijl
mogelijkheden daartoe er wel zijn. Er is genoeg beleidsvrijheid voor
staatssecretaris. Wat is de inzet van de staatssecretaris?  

Verduurzaming van de veehouderij is een belangrijk speerpunt van mijn
beleid, ook als onderdeel van het brede kabinetsbeleid gericht op
verduurzaming.  

22. Waarom voert de staatssecretaris het Regeerakkoord rondom EHS en
verbindingszones niet uit?  

Het doel van de oorspronkelijke EHS is niet veranderd. Met de afspraken
in het Natuurpact geef ik op realistische wijze invulling aan dit doel
in de periode 2011-2027. Het gaat om het realiseren een duurzame
kwalitatief natuurnetwerk met natuurlijke verbindingen. De kwaliteit van
de natuur staat centraal, niet de hectares.

23. Gaat de staatssecretaris toestaan dat de Groene Ruggengraat in
Noord-Holland tot stand gebracht wordt, en in Zuid-Holland en Utrecht
(ook planologisch) niet wordt gerealiseerd?

Het is nu aan de provincies om te bepalen welke natuurlijke verbindingen
onderdeel gaan uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. Ik vertrouw
erop dat provincies daarbij de juiste keuzes maken in de bijdragen van
natuurontwikkelingen aan de ambities uit het Natuurpact.

24. Waar zit het vervuiler-betaalt-principe in de PAS? 

Dit principe geldt impliciet voor de sectoren industrie, verkeer en
landbouw voor wat betreft het doen van uitgaven en investeringen om te
kunnen voldoen aan de generieke emissiereducerende maatregelen als NEC
richtlijn en Euro 5.

Expliciet worden er kosten gemaakt door de sector landbouw om een
aanvullend pakket generieke maatregelen uit te voeren dat een extra
ammoniakreductie van 10 kton gaat opleveren. Hiermee daalt de
ammoniakuitstoot in de landbouw in de periode 2014 -2030 met 12%. Voor
de overige sectoren zorgt het vaststaande beleid al voor vergaande
emissiereducerende maatregelen, zo daalt de NOx uitstoot van het
wegverkeer in deze periode met ca. 40%. 

25. Wat gaat het kosten als de ontwikkelingsruimte tegenvalt en
bedrijven moeten worden uitgekocht?

Uit de gebiedsanalyses is tot heden niet gebleken dat er door tekort aan
ontwikkelingsruimte extra bedrijven moeten worden uitgekocht.

26. Hoe staat het met de toezegging van de staatssecretaris om zich in
te zetten voor vissenwelzijn?  

In 2003 heeft het voormalige expertisecentrum LNV het rapport
“Viswelzijn in beeld” opgesteld. 

In 2007 zijn in de nota dierenwelzijn van toenmalig minister Verburg
acties opgenomen ter verbetering van het welzijn van vissen. Veel van
deze acties zijn opgepakt en afgerond of lopen nog. Voor de meeste
gekweekte vissoorten in Nederland zijn inmiddels ontwerpeisen voor
bedwelmingsapparaten ontwikkeld. Vanaf 1 januari 2015 moeten, conform
het verzoek van uw Kamer, kweekpaling en paling gevangen in het wild
verplicht worden bedwelmd voor het doden.

In de beleidsbrief Dierenwelzijn van 4 oktober 2013 (TK 28286, nr. 651)
heb ik aangeven dat het bedwelmen en doden van vissen verdere aandacht
behoeft. Hierin heb ik ook aangekondigd dat ik de komende drie jaar het
onderzoek naar het bedwelmen van vis aan boord van vaartuigen zal
voortzetten. 

27. Op welke aantallen proefdieren zet de staatssecretaris zich in voor
het einde van deze kabinetsperiode? Wat is haar concrete ambitie?

In het AO van 15 mei jl heb ik aangegeven dat ik nadere onderbouwing wil
van de Businesscase alternatieven voor dierproeven (ZonMW 2010).
Onderdeel van de businesscase zijn scenario’s waarin prognoses worden
gedaan over de reductie van het aantal dierproeven bij substantieel
hogere financiering van alternatieven voor dierproeven. Deze
onderbouwing moet hard maken dat de businesscase (mede) kan dienen als
fundament voor toekomstige beleidsmaatregelen.  Daarnaast heb ik
toegezegd mogelijkheden van aanvullende financiering te zullen
onderzoeken. Deze beide verkenningen zijn cruciale elementen voor
toekomstige mogelijkheden voor de stimulering van de 3 V’s
(vermindering, vervanging en verfijning). Ik wacht de resultaten van
deze trajecten af. Ik heb uw Kamer toegezegd in december te komen met
een plan van aanpak dierproeven.   

28. Kunt u de beantwoording van de Kamervragen over genetisch
gemodificeerd maïs nog voor de Tweede Termijn aan de Kamer doen
toekomen? 

De Kamervragen van het lid Ouwehand zullen door de staatssecretaris van
IenM, mede namens mij, spoedig aan uw Kamer worden gestuurd. 

29. De PvdD-fractie vraagt de staatssecretaris om haar zorgen over
bijensterfte in meer daden om te zetten en verzoekt een verbod op alle
neonicotinoïden en opnieuw inzet hiervoor in Europees verband.

Ik heb me de afgelopen tijd intensief ingezet in Europees verband voor
een verbod van de neonicotinoïden op EU-niveau, daar waar grote
risico’s voor bijen zijn vastgesteld door de Europese
Voedselveiligheidsautoriteit EFSA. Dat heeft geleid tot EU-besluiten
over 4 werkzame stoffen die in alle 28 lidstaten worden uitgevoerd. 

De stoffen acetamiprid en thiacloprid uit de neonicotinoïdengroep zijn
tot op heden nog niet door EFSA herbeoordeeld op het risico voor bijen.
Ik heb hierop aangedrongen per brief aan de Europese Commissie en
tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2013. 

Over mijn inzet t.a.v. deze stoffen heb ik uw Kamer op 8 oktober jl.
geïnformeerd (TK 27 858 nr. 216). Als de EFSA-herbeoordeling daartoe
aanleiding geeft en de EC een voorstel indient voor een verbod op
middelen met acetamiprid en thiacloprid, dan zal ik de EC daarin steunen
en het EU-verbod zo spoedig mogelijk daarna in Nederland implementeren.
Zoals ik u eerder heb aangegeven, vind ik het wenselijk om het Europese
spoor te volgen en mijn inzet in de EU van de afgelopen periode heeft
tot resultaat geleid.

Overigens zet ik mij, samen met alle betrokkenen, ook in de breedte zeer
in voor het bevorderen van de bijengezondheid via de totstandkoming van
het Actieprogramma Bijengezondheid.

30. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer het wetsvoorstel over het
verbod op wilde dieren in circussen aan de Tweede Kamer wordt gezonden?

Zie mijn antwoord op vraag 8 van D66-fractie.

31. Kan de staatssecretaris aangeven wat ze tot nu toe heeft gedaan ter
voorkoming van het aangaan van nieuwe contracten met circussen? En wat
ze hieraan nog gaat doen zodat voor 2014 geen nieuwe contracten worden
aangegaan? 

Het is niet mogelijk om te verhinderen dat circussen die gebruik maken
van wilde dieren naar Nederland komen of ingehuurd worden om volgend
jaar op te treden. Dat kan alleen als een verbod op het gebruik van
wilde dieren in het circus in werking is getreden. Ik verwijs u hiervoor
naar het antwoord op vraag 8 van de D66-fractie.

32. PvdD verzoekt de staatssecretaris om een registratie van katten in
te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat zwerfkatten moeten worden
afgeschoten.

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 22 januari 2013 (TK 28 286,
nr. 613) verwacht ik niet dat een verplichte identificatie en
registratie (I&R) van katten een substantiële bijdrage kan leveren aan
het verminderen van zwerfkatten. Een populatie zwerfkatten neemt toe
door combinatie van natuurlijke aangroei en het gegeven dat er vaak
voldoende voer aanwezig is. In tegenstelling tot de problematiek bij
honden, waarvoor I&R is ingesteld teneinde het toezicht op de handel te
kunnen verbeteren, zal een I&R-systeem voor katten naar verwachting
slechts een hulpmiddel bieden om verloren katten terug te brengen bij de
eigenaar. I&R voor katten biedt daarom naar verwachting geen oplossing
voor het verminderen van de zwerfkattenpopulatie. De naleving van een
I&R plicht voor katten is voorts ook moeilijker te controleren dan bij
honden. Tot slot leidt een verplichte I&R voor katten tot een
lastenverzwaring voor burgers en kosten voor de overheid.

33. Denkt de staatssecretaris dat ze met de huidige twee maatregelen om
impulsaankopen tegen te gaan voldoende effect realiseert? Dit mede
gegeven de actieve verkoopstrategie in dierenwinkels.

De verantwoordelijkheid voor een goed dierenwelzijn ligt primair bij de
houder van

het dier. Daar hoort ook bij dat houders komen tot een meer zorgvuldige
en bewuste aankoop van een huisdier.

In de beleidsbrief dierenwelzijn (TK 28286, nr. 651, d.d. 4 oktober jl.)
ben ik ingegaan op de diverse maatregelen die ik wil treffen om houders
van dieren daarbij te ondersteunen. Een daarvan is het stellen van
randvoorwaarden en kaders middels regelgeving, waarin de twee genoemde
maatregelen zijn opgenomen. 

Ik verwijs u naar de beleidsbrief dierenwelzijn voor de andere
maatregelen die ik zal nemen, zoals verstrekken van voorlichting en
creëren van bewustwording, de afspraken met grote Nederlandse
advertentiesites en de ondersteuning van de toekomstige pilot van
Dierenbescherming en Dibevo. 

Bureau Bestuursraad







BBR / 13185857







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  40  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT
 40 







> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA  's-GRAVENHAGE





Datum	07 november 2013

Betreft	Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld in de eerste termijn
van de behandeling van de begroting van het ministerie van Economische
Zaken voor het jaar 2014; onderdeel Landbouw en Natuur



Bureau Bestuursraad 

Bezoekadres

Bezuidenhoutseweg 73

2594 AC Den Haag

Postadres

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Factuuradres

Postbus 16180

2500 BD Den Haag

Overheidsidentificatienr

00000001003214369000

T	070 379 8911 (algemeen)

www.rijksoverheid.nl/ez

Ons kenmerk

BBR / 13185857

Bijlage(n)

1



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
40