[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33615, bijgewerkt t/m nr. 6 (NvW d.d. 22 november 2013)

Goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2012, 123)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2013D47705, datum: 2013-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z08226:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt tot en met nr. 6 (Nota van Wijziging d.d. 22 november 2013)

TWEEDE  KAMER  DER STATEN-GENERAAL	2

Vergaderjaar 2012-2013







	33 615	Goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand
gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het
voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen
naar het inkomen (Trb. 2012, 123)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 12 april 2012 te
Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting
en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot
belastingen naar het inkomen, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de
Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het
Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het
vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van
belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, waarvan de
Nederlandse en Duitse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2012, 123,
wordt goedgekeurd voor het Europese deel van Nederland.

Artikel 2

	1. Indien uit Nederland afkomstige inkomensbestanddelen, bedoeld in het
tweede lid, worden betaald aan een natuurlijke persoon die vanaf 12
april 2012 onafgebroken inwoner van Duitsland is, wordt de door die
persoon volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 verschuldigde belasting
vanaf het eerste kalenderjaar tot en met het zesde kalenderjaar volgend
op het kalenderjaar waarin het verdrag, bedoeld in artikel 1, in werking
is getreden, verminderd op de voet van het derde en vierde lid.

	2. Onder een inkomensbestanddeel als bedoeld in dit artikel wordt
verstaan een pensioen of andere soortgelijke beloning, een lijfrente of
een pensioen of andere uitkering betaald krachtens de bepalingen van het
socialezekerheidsstelsel van Nederland, mits reeds voor de datum van
inwerkingtreding van het Verdrag, bedoeld in artikel 1, een betaling van
een zodanig inkomensbestanddeel heeft plaats gevonden en mits dit
inkomensbestanddeel:

	a. volgens artikel 17, tweede lid, van het verdrag, bedoeld in artikel
1, in Nederland mag worden belast;

	b. volgens de op 16 juni 1959 te ā€˜s-Gravenhage tot stand gekomen
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek
Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van
belastingen naar het inkomen en van het vermogen alsmede van
verscheidende andere belastingen en tot het regelen van andere
aangelegenheden op belastinggebied (Trb. 1959, 85) en de wijzigingen en
aanvullingen daarop van 13 maart 1980 (Trb. 1980, 61), 21 mei 1992 (Trb.
1991, 95) en 4 juni 2006 (Trb. 2004, 185) uitsluitend ter heffing aan
Duitsland was toegewezen.

	3. De verschuldigde inkomstenbelasting van een belastingplichtige in
een kalenderjaar wordt verminderd met het verschil tussen het bedrag aan
inkomstenbelasting uit werk en woning, bedoeld in afdeling 7.2 van de
Wet inkomstenbelasting 2001, over het door de belastingplichtige in een
kalenderjaar genoten belastbare inkomen, dat verschuldigd zou zijn
zonder toepassing van dit artikel, in dezelfde verhouding staat als het
bedrag aan inkomensbestanddelen bedoeld in het tweede lid staat tot de
in dat jaar genoten positieve inkomsten uit werk en woning, en de
volgens het vierde lid berekende inkomstenbelasting. De verschuldigde
inkomstenbelasting van een belastingplichtige in een kalenderjaar uit
hoofde van dit artikel bedraagt nooit meer dan de uit hoofde van de Wet
inkomstenbelasting 2001 verschuldigde inkomstenbelasting.

	4. In afwijking van de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet
inkomstenbelasting 2001 wordt in het eerste kalenderjaar tot en met het
zesde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het verdrag,
bedoeld in artikel 1, in werking is getreden, de in Nederland
verschuldigde inkomstenbelasting over de inkomensbestanddelen, bedoeld
in het tweede lid, bepaald aan de hand van de volgende tabel:

Bij een inkomensbestanddeel, als bedoeld in het tweede lid, in het:
bedraagt de belasting over het gezamenlijke bedrag van deze
inkomensbestanddelen ten hoogste:

I	II

eerste kalenderjaar 	10%

tweede kalenderjaar	10%

derde kalenderjaar	15%

vierde kalenderjaar	20%

vijfde kalenderjaar	25%

zesde kalenderjaar	30%



	5. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen toepassing in het
kalenderjaar waarin de bepalingen van het verdrag, bedoeld in artikel 1,
niet van toepassing zijn volgens artikel 33, zesde lid, van dat verdrag.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiƫn

De Minister van Buitenlandse Zaken

 

 

 PAGE    

 PAGE   1