Lijst van vragen inzake kwaliteitsafspraken mbo (Kamerstuk 31 524, nr. 189)
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Lijst van vragen
Nummer: 2014D01041, datum: 2014-01-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.G. Wolbert, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2013Z24771:
- Indiener: M. Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2013-12-19 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-01-14 14:00: Kwaliteitsafspraken mbo (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-01-14 14:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-02-06 11:00: Macrodoelmatigheid in het mbo (Geannuleerd; is samengevoegd met het AO Mbo kwalificatiedossiers d.d. 12 maart 2014). (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-03-12 10:00: Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-03-13 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-03-25 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-06-04 10:00: Kwaliteitsafspraken mbo (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie Nr. Lijst van vragen Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn) De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 december 2013 inzake kwaliteitsafspraken mbo (Kamerstuk 31 524, nr. 189). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van… De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt. Voorzitter van de commissie, Wolbert Adjunct-griffier van de commissie, Arends Nr Vraag Blz van tot 1 Hoe wordt er rekening gehouden met het behalen van de norm in kleine instellingen, waar het gedrag van één leerling al een daling van resultaten kan betekenen? Hoe is dat verdisconteerd bij het opstellen van de normen? 0 2 Is er een overzicht van alle te behalen doelstellingen op alle genoemde indicatoren? Is er op alle indicatoren een correcte nulmeting? Zo nee, op welke niet? Hoe wordt daarmee omgegaan bij de eerste resultaatmetingen? 0 3 Is het voorstel om binnen het mbo tot prestatieafspraken te komen in samenspraak met de mbo-instellingen en overige betrokkenen tot stand gekomen? 0 4 Met wie en op welke wijze overlegt u verder over de verdere invulling van de prestatieafspraken? 0 5 Zijn de zorgen van direct betrokkenen (zoals onder andere geuit door de Besturenraad) over mogelijke risico’s van het maken van prestatieafspraken meegenomen in het voorstel om tot deze afspraken te komen? 0 6 Kunt u in een tabel een overzicht geven van alle gerealiseerde en voorgenomen investeringen én alle gerealiseerde en voorgenomen bezuinigingen en ombuigingen in het mbo, inclusief het groenonderwijs, die voortvloeien uit de maatregelen uit het regeerakkoord én de begrotingsafspraken 2014, per jaar, voor de jaren 2013 tot en met 2020, inclusief het netto resultaat (dus de gerealiseerde en voorgenomen investeringen verrekend met de gerealiseerde en voorgenomen bezuinigingen)? 0 7 Is er binnen de €250 miljoen die beschikbaar wordt gesteld ook specifiek aandacht voor de bekostiging van kleinschalige unieke opleidingen? 0 8 Wat zijn de consequenties van de kwaliteitsafspraken in het mbo voor kleinschalige, unieke opleidingen? 0 9 Op welke plaats staat het Nederlandse mbo nu wereldwijd? 1 10 Hoeveel euro heeft de Mbo Tour gekost, uit welke middelen is deze bekostigd en wat zijn de kwantificeerbare resultaten van de Mbo Tour? 1 11 Is de investering die u van mbo-scholen verwacht om de ambities van het actieplan Focus op Vakmanschap 2011-2015 waar te maken, iets dat zij moeten kunnen doen van de €250 miljoen die het kabinet in het regeerakkoord extra beschikbaar heeft gesteld? Of vereist het dat er ook binnen de mbo-scholen gerichte budgetverschuivingen plaatsvinden? 1 2 12 Hoe verhoudt uw voorkeur om te spreken over kwaliteitsafspraken dan van prestatieafspraken zich tegenover het onderscheid dat bij het inspectietoezicht geldt tussen kwaliteitsaspecten en deugdelijkheidseisen? Bestaat er in dezen een risico van fantoomwetgeving, zoals de commissie Dijsselbloem signaleerde in zijn rapport "Tijd voor onderwijs"? 2 13 Behelsde de afstemming met het ministerie van Economische Zaken (EZ) méér dan alleen het uitwerken van de consequenties voor het groen mbo van de aoc's? Zo ja, welke andere kwesties van economische aard zijn dan aan bod gekomen? 2 14 Wat klopt er van de bewering van de Besturenraad in hun brief van 9 januari 2014. dat de aanpak met prestatieafspraken perverse prikkels met zich meebrengt en risico’s op verschraling van het onderwijsaanbod en ongewenste selectie aan de poort? 2 15 Waaruit blijkt dat het koppelen van financiering aan prestatieafspraken tot een hogere kwaliteit van onderwijs leidt? Zijn er andere financieringswijzen die de kwaliteit kunnen verbeteren, zoals de betrouwbaarheid van een constante financiering die voldoende is om goed onderwijs te kunnen bieden? 2 16 Op welke wijze gaan de cao-afspraken de kwaliteit van onderwijs stimuleren? 2 17 Op welke wijze kunnen mbo-opleidingen selecteren op het gewenste niveau van de leerlingen? 2 18 Op welke manier wil u staven dat het mbo ‘kwalitatief goed en uitdagend onderwijs’ realiseert? 2 19 Kan het afrekenen op doorstroom en studiesucces ertoe gaan leiden dat er een ‘voorselectie’ wordt gemaakt om alleen de meest kansrijke studenten toe te laten, om de risico’s op uitval en tegenvallend studiesucces te verkleinen? Hoe wordt voorkomen dat op deze wijze geselecteerd gaat worden? 2 4 20 Welke rol staat u voor ogen voor de Beroepsvereniging docenten MBO (BVMBO) bij het formuleren van de bekwaamheidseisen van de docenten in deze sector? In hoeverre worden er waarborgen ingebouwd dat docenten in het mbo het lerarenregister ook voor de bve-sector gaan ervaren als een indicator voor en door de beroepsgroep zelf? 3 21 Hoe wordt gewaarborgd dat (financiële) consequenties voor mbo-scholen enkel worden verbonden aan zaken waar een aoc of roc in belangrijke mate invloed op kan uitoefenen? 3 22 Op welke wijze vergroot ‘focus’ effectiviteit? 3 23 Op welke wijze toont de loopbaan van een afgestudeerde aan, of een docent aan de voormalige opleiding van de afgestudeerde wel of niet voldoende heeft gefunctioneerd? Kan het succes van een loopbaan los van overige factoren (zoals werkgelegenheid, werkloosheidscijfers en persoonlijke levensloop) gemeten worden, zodat er conclusies met betrekking tot de kwaliteit van onderwijs te trekken zijn? Op welke wijze worden de overige factoren ‘eruit gefilterd’? 3 24 Op welke wijze kan de doorstroom indicatief zijn voor de kwaliteit van de gevolgde opleiding? In hoeverre hangt de doorstroom van mbo naar hbo af van de persoonlijke situatie van een student, van zijn capaciteiten, van de financiële situatie van een student, van de kansen op de arbeidsmarkt, en in hoeverre van de kwaliteit van de mbo-opleiding? 3 25 Hoe verhoudt zich het predicaat excellent tot de kwaliteitsafspraken? Is het een onderdeel of is bij het behalen van de afspraken een school excellent? Wat zijn hiervan de consequenties voor de bekostiging, nu en in de toekomst? 4 26 Is het waar dat er geen nieuwe doelstelling/aanscherping wordt gesteld voor 2016, maar dat deze doelstelling halen wel beloond wordt met deze kwaliteitsafspraken en beloning? Wat is daar de ratio achter? 4 27 Is de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) eindverantwoordelijk voor de beschikbaarheid van voldoende stageplaatsen? Waarom zijn de scholen hier niet zelf voor verantwoordelijk? 4 28 Welke mogelijkheden ziet u om het studiesucces te meten door te kijken naar de vooropleiding waarmee jongeren de school binnenkomen en het diploma waarmee ze de opleiding verlaten, zonder dat dit leidt tot een perverse prikkel zoals diploma-inflatie? In hoeverre heeft het zin om studiesucces geheel onafhankelijk te beoordelen van arbeidsmarktsucces? 4 29 Onder welke voorwaarden (op opleidingsniveau) is het redelijk om ervan uit te gaan dat de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen niet hoeft te leiden tot een tegenvaller bij het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv'ers ten opzichte van de aangescherpte vsv-doelstelling van het kabinet van maximaal 25.000 nieuwe vsv'ers in 2016)? 4 30 In hoeverre vormen de exameneisen met betrekking tot het Nederlands een oneigenlijke belemmering voor internationalisering in het mbo terwijl bijvoorbeeld alle hogere hotelscholen nu al Engelstalig zijn? Heeft u zich beraden over de wenselijkheid om de exameneis Nederlands te laten vervallen voor Engelstalige opleidingen in het mbo? Zo ja, tot welk oordeel bent u dan gekomen? 4 31 Op welke wijze is de opzet en programmering van het huidige voortijdig schoolverlaten-arrangement geborgd na 2015? Blijven inspanningen en/of doelstellingen gehandhaafd? 4 32 Is er een simpele maatregel overwogen waarbij voor doorstromers binnen de beroepskolom met vmbo bbl de mindering op diplomabekostiging wordt opgeheven, aangezien dit geen extra administratieve lasten betekent en dit bovendien in de macro-budgetering geen gevolgen heeft? Is ook overwogen voor deze doelgroep de factor voor diplomabekostiging vanuit de kwaliteitscriteriagelden te verhogen? 4 33 Hoe wordt bij de invoering van resultaatgerichte prestatieafspraken voorkomen dat bij kleine instellingen een minimaal slechter resultaat, dat neerkomt op één enkele voortijdig schoolverlater extra, meteen leidt tot een korting op de lumpsum? Met andere woorden: hoe groot wordt de bandbreedte bij deze prestatieafspraken? 4 34 Hoe worden de resultaten van en de ervaringen met de prestatieafspraken in het hoger onderwijs gebruikt om de prestatieafspraken in het mbo vorm te geven? 4 35 Hoe wordt voorkomen dat afrekenen op studiesucces gaat leiden tot een versmalling van de onderwijstaak? 4 36 Op welke wijze kan een mbo-toptalent beter tot zijn recht komen binnen een apart op te zetten traject in het mbo, in plaats van (eventueel halverwege de opleiding) de overstap te maken naar het hbo? 4 37 Op welke wijze gaat de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven er zorg voor dragen dat er voldoende goede stageplekken zijn? Hoeveel mbo-studenten lopen op dit moment studievertraging op (of dreigen deze op te lopen) omdat zij geen stageplek kunnen vinden? 4 38 Welke kwantificeerbare aspecten worden er gemeten met de indicator ‘toegevoegde waarde’? 4 39 Wanneer verwacht u duidelijkheid te scheppen en de Kamer te informeren over de vraag of het predicaat ‘excellent’ in het mbo (op opleidings- of domeinniveau) kan worden ingevoerd? 4 40 Kunt u toelichten welke kwantificeerbare aspecten worden gemeten bij beoordeling van een mbo op opleidings- of domeinniveau voor het predicaat ‘excellent’? 4 41 Wanneer verwacht u duidelijkheid te scheppen, en de Kamer te informeren, over de vraag of het Sirius-programma kan worden uitgebreid naar het mbo? 4 42 Heeft de blijvende ontevredenheid van mbo'ers over de de begeleiding die zij vanuit hun opleiding krijgen bij hun beroepspraktijkvorming (bpv) te maken met onwil, onkunde, onvermogen of overmacht bij het onderwijspersoneel dat deze begeleiding had moeten waarmaken? Hoe heeft u dit onderzocht? 4 5 43 Welke consequentie heeft het niet kunnen vinden van een goede stageplek voor de factor bpv binnen de kwaliteitsafspraken? 5 44 Heeft u nog andere mogelijkheden overwogen dan de JOB-monitor of de onderzoeken van het Researchcentrum Onderzoek Arbeidsmarkt om studenttevredenheid een plaats te geven in de kwaliteitsafspraken? Zo ja, welke en waarom hebt u ook deze dan afgewezen? 5 45 Kan van een student altijd worden verwacht dat hij de evaluatie kwaliteitscriteria vanuit het bedrijf en vanuit de school helder kan scheiden? 5 46 Waarom is met betrekking tot het terugdringen van overhead gekozen voor een bestuursakkoord in plaats van opname in de prestatieafspraken, zoals bij het hbo wel het geval is? Waaruit bestaat het bestuursakkoord en hoe wordt ervoor gezorgd dat de afspraken uit het akkoord ook worden nageleefd? 5 47 Wanneer zal de mbo-benchmark ook inzicht opleveren per school? 5 48 Hoe en in hoeverre wordt bij de eigen doelstellingen waarmee mbo-scholen in hun aanpak van voortijdig schoolverlaten recht mogen doen aan hun specifieke situatie de soms tegenvallende behoefte van de arbeidsmarkt verdisconteerd? 6 49 Hoe wilt u recht doen aan mbo-opleidingen, die mogelijk een uitzondering vormen, doordat het onderwijs er niet specifiek gericht is op de regio en mobiliteit wel in belangrijke mate over de regio's heen plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld geschiedt in het hotelonderwijs waar deelnemers met succes stage lopen in het buitenland (Frankrijk, Monaco, Spanje, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten)? 6 50 Door wie wordt de norm per mbo-school specifiek bepaald? Is er, analoog aan het hoger onderwijs, een reviewcommissie? 7 51 Door wie wordt het plan van aanpak ten aanzien van professionalisering beoordeeld en beloond met een financiële bijdrage? Wie beoordeelt of de kwalitatieve doelstellingen ten aanzien van professionalisering per instelling gehaald worden en het vaste bedrag wordt toegekend? 7 8 52 Welke indicatoren hanteert u voor de transparantie en de dialoog met betrokken mbo'ers en ouders over de geboekte resultaten? In welke mate moeten bij deze dialoog betrokken mbo'ers en ouders worden bereikt? 7 53 Kan worden toegelicht waarom koppeling aan financiering wel zinvol wordt geacht als het gaat om studiesucces en professionalisering, maar niet zinvol als het gaat om het terugdringen van overhead? 7 54 Is het de bedoeling arbeidsmarkttevredenheid op te nemen in de kwaliteitsafspraken? Waar is dat van afhankelijk? 8 55 Wordt bij de beoordeling van het arbeidsmarktsucces van mbo-gediplomeerden tevens op enige wijze verdisconteerd of deze een baan vinden op het niveau waarvoor zij zijn opgeleid? Of wordt iemand die de mbo-opleiding sport en bewegen heeft afgerond en een baan heeft moeten accepteren achter de kassa bij een supermarkt ook al beoordeeld als een volledig arbeidsmarktsucces? 8 56 Waarom is gekozen voor ‘uittesten’ van de indicatoren tot 2016, en niet voor een langere termijn (die meer zekerheid kan bieden over de resultaten)? 8 57 Kunt u berekenen hoeveel aanvullende bekostiging een school kan krijgen wanneer deze voldoet aan de kwaliteitsafspraken ten opzichte van een school die niet voldoet aan deze kwaliteitsafspraken? 8 58 Kunt u toelichten hoe groot het variabele deel van de bekostiging voor mbo-scholen maximaal is? 8 59 Hoeveel extra bekostiging kan een school ontvangen wanneer deze voldoet aan de kwaliteitsafspraken over professionalisering? 8 60 Hoeveel extra bekostiging kan een school ontvangen wanneer deze voldoet aan de kwaliteitsafspraken over studiesucces? 8 61 Hoeveel extra bekostiging kan een school ontvangen wanneer deze voldoet aan de kwaliteitsafspraken over voortijdig schoolverlaten? 8 62 Hoeveel extra bekostiging kan een school ontvangen wanneer deze voldoet aan de kwaliteitsafspraken over beroepspraktijkvorming? 8 63 Welke ‘achtergrondkenmerken’ worden precies bekeken en meegenomen bij bepaling van de mate van studiesucces? 8 64 Kunt u uitsluiten dat in de regeerperiode van het huidige kabinet arbeidsmarktsucces alsnog onderdeel wordt van de prestatiebekostiging in het mbo? 8 65 Hoe gaan we de aansluiting tussen arbeidsmarkt, onderwijsaanbod en de samenwerking tussen scholen en het bedrijfsleven meten? 9 66 Wat is de stand van zaken van de studiebijsluiter die de stichting SBB ontwikkelt? Voor welk gedeelte van de mbo-opleidingen staat u voor ogen dat in 2016 een studiebijsluiter beschikbaar zal zijn? 9 67 Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat u pas vanaf 2016 van de €250 miljoen die u extra beschikbaar stelt voor de kwaliteitsafspraken, € 20 miljoen wilt bestemmen om de beschikbaarheid van kwalitatief goede stages te borgen? Heeft u redenen om de problematiek in 2014 en 2015 nog niet deze prioriteit te geven? 9 68 Wanneer verwacht u de studiebijsluiter te kunnen introduceren? 9 69 Is de €20 miljoen die per 2016 beschikbaar is voor stichting SBB om de beschikbaarheid van kwalitatief goede stages te borgen cumulatief aan de eerder aangekondigde €20 miljoen die wordt toegekend aan de SBB als gevolg de maatregel om te bezuinigen op de kenniscentra, waarbij €80 miljoen wordt bezuinigd op het totale bedrag van €100 miljoen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord? 9 70 Is het waar dat de SBB per 2016 in totaal €40 miljoen krijgt voor de borging van kwalitatief goede stages, namelijk €20 miljoen zoals hier aangekondigd, en €20 miljoen die overblijft na de bezuiniging van €80 miljoen op een bedrag van €100 miljoen als gevolg het samenvoegen van kenniscentra? 9 mbo: middelbaar beroepsonderwijs Zie brief d.d. 9 januari 2014 (Parlisnr. 2014Z00234) Kamerstuk 31 007, nr. 6 aoc: agrarisch opleidingscentrum Zie brief d.d. 9 januari 2014 (Parlisnr. 2014Z00234) bve: beroepsonderwijs en volwasseneneducatie roc: regionaal opleidingencentrum hbo: hoger beroepsonderwijs vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs bbl: beroepsbegeleidende leerweg JOB: Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs FILENAME GRT_RGR_OCW_2013Z24771 (2) PAGE 1 / NUMPAGES 5