[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33852 (R 2023) Adv RvSt inzake Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen

Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2014D02957, datum: 2014-01-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z00988:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no. 1 3.001547, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van
de Rijkswet op het Nederlanderschap, houdende verlenging van de
termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere
wijzigingen, met memorie van toelichting.

Voor de verlening van het Nederlanderschap geldt in beginsel de eis dat
de verzoeker onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek tenminste vijf
jaartoelating en hoofdverblijf heeft. Deze eis wordt in het voorstel
verlengd tot zeven jaar, tevens wordt een aantal uitzonderingen op deze
termijn geschrapt. De Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk maakt naar aanleiding van het voorstel van rijkswet
opmerkingen over de noodzaak van de

verlenging van deze termijn alsmede over de redengeving voor het
schrappen van een aantal van de uitzonderingen. Zij is van oordeel dat
in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Verlenging van de termijn van toegang en hoofdverblijf

De memorie van toelichting biedt slechts een summiere motivering voor
het verlengen van de termijn dat een naturalisandus toegang en
hoofdverblijf moet hebben gehad in Nederland voorafgaand aan de aanvraag
van het Nederlanderschap van vijf tot zeven jaar. De toelichting merkt
op dat een termijn altijd in zekere zin arbitrair is. Dat laat echter
onverlet dat een wijziging van die termijn wel een overtuigende
motivering behoeft. Ook de overweging dat de termijnen dienen te
garanderen dat het Nederlanderschap kan worden verkregen wanneer
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er voldoendetijd is geweest om
in de Nederlandse samenleving of een samenleving van een van de andere
landen van het Koninkrijk te integreren vormt geen motivering, maar
enkel een uitgangspunt voor het stellen van een termijn. Dat de huidige
vijf jaar niet aan dit uitgangspunt voldoet staat met die opmerking dan
ook niet vast.

De VNG en de ACVZ reageerden in de consultatiefase reeds kritisch op de
verlenging van de termijn van toegang en hoofdverblijf. De VNG stelt de
noodzaak hiervan niet te zien en een onderbouwing te missen. Zij acht de
huidige drempels om te naturaliseren al hoog genoeg. Een vergroting van
de groep niet-Nederlanders die niet volwaardig kunnen deelnemen aan de
maatschappij acht zij onwenselijk.

De ACVZ merkt op dat niet wordt aangetoond dat de integratie van
naturalisandi in de Nederlandse samenleving na 5 jaar onvoldoende zou
zijn. Zij merkt daarbij op dat voor vreemdelingen in het algemeen geldt
dat zij na drie jaar aan het inburgeringsvereiste moeten voldoen. In het
algemeen heeft het verlengen van de termijn van toegang en hoofdverblijf
dan ook geen betekenis voorde inburgering van deze groep. Voor
unieburgers en andere personen waarvoor geen inburgeringseisgeldtop
grond van de Wet inburgering betekent het verlengen van de termijn zelfs
uitstel van het moment waarop een inburgeringseis kan worden

gesteld. De ACVZ stelt daarbij dat dit uit het oogpunt van
integratiebevordering niet zinvol is.

De toelichting beperkt zich in haar reactie hierop tot de opmerking dat
de verlenging van de termijnen noodzakelijk wordt geacht teneinde nog
beter te borgen dat iemand daadwerkelijke binding heeft met de
samenleving van de landen van het Koninkrijk. Naar het oordeel van de
Afdeling wordt hiermee niet gemotiveerd waarom een nog betere borging
noodzakelijk moet worden geacht. Evenmin wordt hiermee ingegaan op de
observatie van de ACVZ dat een verlenging van de termijn voor bepaalde
groepen de mogelijkheid tot het stellen van integratie-eisen juist
vertraagt. 

Voor een draagkrachtige motivering zou de toelichting ten minste in
moeten gaan op het bestaande kader van inburgeringseisen voor
ingezetenen in relatie tot de termijn van naturalisatie. Tevens zou de
toelichting aandacht moeten besteden aan eventueel bestaande problemen
ten aanzien van de inburgering van de verschillende groepen die op grond
van artikel 8 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) een verzoek tot
naturalisatie indienen en de aanleiding die de regering heeft om aan te
nemen dat een verlenging van de in artikel 8 RWN opgenomen termijn zal
bijdragen aan de oplossing van deze eventuele problemen.

Indien de noodzaak van de verlenging van de termijn van toegang en
hoofdverblijf niet dragend kan worden gemotiveerd, adviseert de Afdeling
van de verlenging af te zien.

2. Schrappen uitzonderingen voor de erkende meerderjarige vreemdeling en
de meerderjarig geadopteerde.

Het voorstel schrapt onder meer de verkorte termijn van toelating en
hoofdverblijf voor de meerderjarige vreemdeling die is erkend door een
Nederlander, of is gewettigd dooreen Nederland er zond er erkenning. De
toelichting stelt dat deze uitzondering slechts van belang is voor
diegenen die na hun vijftiende, maar voor hun meerderjarigheid zijn
erkend door een niet-biologische vader. De Afdeling is hiervan niet
overtuigd. Zij merkt in dit verband op dat de bekorting in beginsel
geldt voor alle meerderjarige personen die door erkenning of wettiging
zonder erkenning het kind van een Nederlander zijn geworden. Deze
uitzondering kan daarmee ook relevant zijn voor personen die
meerderjarig waren ten tijde van de erkenning en personen waarvoor
tijdens de minderjarigheid niet is voldaan aan de

voorwaarden voor het van rechtswege verkrijgen dan wel het kunnen
opteren voor het Nederlanderschap. De toelichting gaat op beide aspecten
niet in.

Daarnaast merkt de toelichting over de groep erkende kinderen alsmede de
adoptiekinderen op dat het hierbij gaat om kleine groepen. Naar het
oordeel van de Afdeling is dit op zich geen argument om de
uitzonderingen te schrappen. Gemotiveerd zou moeten worden waarom de
argumentatie die aan deze uitzonderingen ten grondslag heeft gelegen
niet langer relevant is, ook voorde kleine groep die van deze
uitzonderingen gebruik kan maken.

Indien voor de schrapping van deze uitzondering geen toereikende
motivering kan worden gegeven, adviseert de Afdeling van de voorgestelde
schrapping af te zien.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U
in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en
aan die van Sint Maarten, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn
gehouden. 

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

J.P.H. Donner

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State van het Koninkrijk betreffende no.W03.13.0236/II

In artikel I, onder B, tevens de verwijzing in artikel 5b van de
Rijkswet op het Nederlanderschap naar artikel 9 van de Wet
conflictenrecht adoptie vervangen door een verwijzing naar artikel 111
van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.

In de artikelen 6, achtste lid, 16, eerste en tweede lid, artikel 26,
derde lid en artikel 28, derde lid van de Rijkswet op het
Nederlanderschap, 'artikel 11, achtste lid, vervangen door: artikel 11,
zevende lid. 

In de artikelen II en III eenduidig tot uitdrukking brengen of het de
bedoeling is de mogelijkheid open te houden de verschillende onderdelen
op verschillende momenten in werking te laten treden, voor artikel III
overeenkomstig de modellen opgenomen in aanwijzing 180 Ar.

Hetgeen wordt bevestigd door het gegeven dat dit deel van de toelichting
overeenkomt met het inmiddels ingetrokken voorstel onder Kamerstuknummer
33 201 (R 1 977), nr. 3 blz. 5, waarin aan de hand van dit uitgangspunt
de reeds geldende vijf jaar juist werd bevestigd

VNG, Brief van 30 mei 201 3 betreffende de consultatie voorstel van
Rijkswet inzake de verlenging van de naturalisatietermijn, kenmerk
BAWI/U2O13OO758

ACVZ, Brief van 23 mei 2013 betreffende Advies voorstel van Rijkswet
inzake de verlenging van naturalisatietermijnen en de uitbreiding van de
openbare ordetoets voor minderjarigen, kenmerk ACVZ/ADV/2013/010.

Ingevolge artikel 7 Wet inburgering

Zie met name artikel 5, tweede lid, Wet inburgering

Memorie van Toelichting, algemeen deel, § Consultatie

Artikel 8, vijfde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap 

Voor minderjarigen ouder dan 7 geldt op grond van artikel 4, vierde lid,
Rijkswet op het Nederlanderschap de eis dat binnen één jaar na
erkenning het biologisch vaderschap is aangetoond

Artikel 6, eerste lid, onder c, Rijkswet op het Nederlanderschap stelt
hiervoor de eis dat onmiddellijk voorafgaand aan de verklaring gedurende
een onafgebroken periode van ten minste drie jaren verzorging en
opvoeding is genoten van de Nederlander door wie hij is erkend