[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33840, bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 3 april 2014)

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een aantal redactionele verbeteringen en technische wijzigingen alsmede tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met enkele samenhangende technische aanpassingen (technische verbeteringen WHW)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2014D03903, datum: 2014-02-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z00385:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8(TweedeNvW d.d. 3/4/2014)



	33 840	Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek in verband met een aantal redactionele verbeteringen en
technische wijzigingen alsmede tot wijziging van de Wet
inkomstenbelasting 2001 in verband met enkele samenhangende technische
aanpassingen (technische verbeteringen WHW)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal
artikelen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
uit een oogpunt van redactionele juistheid, leesbaarheid, wettelijke
systematiek en wetgevingstechniek te verbeteren en in verband daarmee
die wet en, in samenhang daarmee, de Wet inkomstenbelasting 2001 te
wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.12 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Onder de nodige inlichtingen, bedoeld in het derde lid, eerste
volzin, worden in

ieder geval begrepen informatie over wijzigingen in de
eigendomsverhoudingen, de financiële soliditeit of de bestuursstructuur
van de rechtspersoon alsmede alle wijzigingen van de gegevens
betreffende de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel.

B

In artikel 1.12a, tweede volzin, wordt “tweede en derde lid”
vervangen door: tweede, derde en vierde lid.

C

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “artikel 2.5, lid 1a” vervangen door:
artikel 2.5, eerste lid.

2. In het vijfde lid wordt “dertig dagen” vervangen door: vier
weken.

D

	Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

	1.	In het eerste lid, vierde volzin, wordt na “verworven
competenties” het woord “of” ingevoegd, wordt “het
instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46, tweede lid,”
vervangen door “de financiële ondersteuning , bedoeld in artikel
7.50, derde lid,” en wordt “of artikel 7.51” vervangen door: of de
artikelen 7.51 tot en met 7.51k.

	2.	In het derde lid vervalt de laatste volzin.

E

Artikel 5a.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt “toets nieuwe opleiding” vervangen door:
de toets nieuwe opleiding.

2. In lid 2a vervalt “van een opleiding in het hoger
beroepsonderwijs”.

E1

	Artikel 5a.9 wordt als volgt gewijzigd:

	1.	Het achtste lid komt te luiden:

	8. Indien een instellingsbestuur voor de datum, bedoeld in het tweede
lid, een aanvraag om accreditatie heeft ingediend, is, in afwijking van
het zevende lid, de periode van de accreditatie verlengd tot het moment
dat op de aanvraag om accreditatie is beslist indien het
accreditatieorgaan niet voor afloop van de periode, bedoeld in het
zevende lid, een besluit heeft genomen. In dat geval wordt de periode
van de accreditatie verlengd tot aan het einde van het studiejaar of,
indien nodig, tot aan het einde van het daaropvolgende studiejaar.

	2.	Het negende lid komt te luiden:

	9. De instelling is het accreditatieorgaan een vergoeding verschuldigd
van de kosten van de aanvraag om accreditatie en visitatie
overeenkomstig een door Onze minister, na overleg met het
accreditatieorgaan, vast te stellen tarief.

F

In artikel 5a.11, vierde lid, laatste volzin, wordt “dertig dagen”
vervangen door: vier weken.

G

In artikel 5a.12, eerste lid, onderdeel b, wordt “aan de studielast
gerelateerde duur” vervangen door: aan de studielast van de opleiding
of van het gevolgde Ad-programma gerelateerde duur.

H

In artikel 5a.13d, zesde lid, wordt “dertig dagen” vervangen door:
vier weken.

I

Artikel 6.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1.	De tweede volzin vervalt.

	2.	In de derde volzin wordt “vierde lid” vervangen door: derde lid.

I1

	Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij een besluit als bedoeld in het eerste lid bepaalt Onze minister
het tijdstip waarop dat besluit van kracht wordt. 

	2. Na het tweede lid worden een derde lid toegevoegd, luidende:

	3. Artikel 5a.12, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de
opleiding, onderscheidenlijk het Ad-programma, waaraan de rechten,
genoemd in artikel 1.9, eerste en tweede lid, zijn ontnomen.

J

Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd::

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die de bevoegdheid
wenst te verkrijgen om graden te verlenen, dient daartoe een verzoek in
bij Onze minister onder overlegging van een toets nieuwe opleiding.

2. In het vijfde lid wordt na “verzorgd” het volgende zinsdeel
ingevoegd: dan wel door de rechtspersoon uitsluitend een opleiding in
afbouw als bedoeld in artikel 5a.12 wordt verzorgd.

J1

	In artikel 6.10, derde lid, wordt “tweede lid” vervangen door:
tweede en derde lid.

J2

	Aan artikel 7.3 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

	6. Indien het instellingsbestuur besluit een opleiding of een
Ad-programma binnen een opleiding, te beëindigen, worden de aan die
opleiding of dat Ad-programma ingeschreven studenten in de gelegenheid
gesteld hun opleiding, onderscheidenlijk het Ad-programma zonder
onderbreking bij die instelling te vervolgen. Daarbij wordt een termijn
in acht genomen die ten hoogste de voor de betrokken studenten
resterende, aan de studielast van de opleiding, onderscheidenlijk van
het gevolgde Ad-programma, gerelateerde studieduur vermeerderd met een
jaar bedraagt.

K

Onder vervanging van een punt door een komma wordt aan artikel 7.8,
tweede lid, het volgende zinsdeel toegevoegd: die voor studenten als
bedoeld in artikel 7.9a, eerste en tweede lid, een afwijkende inhoud kan
hebben.

L

In artikel 7.8b, eerste lid, wordt “van een bekostigde universiteit of
hogeschool” vervangen door: van een bekostigde universiteit,
hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit.

M

	In artikel 7.10b, tweede lid, wordt “tweede en derde lid” vervangen
door: tweede, derde en vierde lid.

N

Na artikel 7.12, tweede lid, wordt een nieuw derde lid toegevoegd,
luidende:

3. De examencommissie is verantwoordelijk voor de organisatie van en de
procedures voor het afnemen van tentamens en examens.

O

Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde tot het derde en vierde
lid vervalt het derde lid.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. De instemming van Onze minister vervalt, indien de opleiding niet
binnen zes maanden nadat de instemming is verleend, is geregistreerd in
het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel
6.13.

P

Artikel 7.26a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen op het gebied van de
kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst worden aangewezen
die in verband met de organisatie en inrichting van het onderwijs dan
wel de kennis of vaardigheden van de aanstaande studenten en extraneï
specifieke eisen kunnen stellen in aanvulling op de eisen, bedoeld in  
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0005682/volledig/geldigheidsdatum_24-10-2
013" \l "Hoofdstuk7_Titel2_Paragraaf1_Artikel724"  artikel 7.24 . Voor
de inschrijving voor deze opleidingen geldt als eis het bezit van een
bewijs van toelating als bedoeld in het vierde lid.

2. Na het vierde lid wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen
tevens voorschriften van procedurele aard worden vastgesteld.

Q

In artikel 7.28, lid 1a, wordt “hogeschool” vervangen door:
instelling voor hoger onderwijs.

R

In artikel 7.31d, derde lid, wordt “Dit artikel” vervangen door: Het
eerste lid, aanhef en onderdeel a,.

S

	In artikel 7.42, vijfde lid, wordt “de Informatie Beheer Groep”
vervangen door: Onze minister.

T

Artikel 7.47 komt te luiden:

Artikel 7.47. Voldoening collegegeld

1. Het collegegeld wordt door of namens de student voldaan door:

a. betaling ineens,

b. betaling in vijf termijnen, op verzoek van degene die zich tot
betaling heeft verbonden, dan wel

c. betaling in een ander aantal termijnen overeenkomstig een door het
instellingsbestuur en degene die zich tot betaling heeft verbonden te
treffen betalingsregeling.

2. Indien er sprake is van betaling in termijnen kunnen door het
instellingsbestuur administratiekosten in rekening worden gebracht tot
een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld bedrag.

U

Artikel 7.51 wordt vervangen door twee nieuwe paragrafen, luidende:

Paragraaf 2a Profileringsfonds

Artikel 7.51. Financiële ondersteuning in verband met bijzondere
omstandigheden

1. Het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs treft
voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een bij die
instelling ingeschreven student die in verband met de aanwezigheid van
een bijzondere omstandigheid studievertraging heeft opgelopen of naar
verwachting zal oplopen.

2. De bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, zijn:

a. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van
enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie,
het bestuur van een opleiding als bedoeld in artikel 9.17, de
universiteitsraad, de faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op
grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde
lid, of 10.16a, derde lid, de medezeggenschapsraad, de deelraad of de
studentenraad,

b. activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het
oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van de
instelling of van het onderwijs dat de student volgt,

c. ziekte of zwangerschap en bevalling,

d. een handicap of chronische ziekte,

e. bijzondere familieomstandigheden,

f. een onvoldoende studeerbare opleiding,

g. overige door het instellingsbestuur vastgestelde bijzondere
omstandigheden waarin een student verkeert,

h. andere dan de in de onderdelen a tot en met g bedoelde omstandigheden
die, indien een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning
door het instellingsbestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden
tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 7.51a. Financiële ondersteuning in verband met een grotere
studielast

1. Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële
ondersteuning van een student die aan de desbetreffende instelling is
ingeschreven voor een opleiding waarop het instellingsbestuur artikel
7.4a, achtste lid, heeft toegepast.

2. De duur van de financiële ondersteuning bedraagt de periode die
overeenstemt met de studielast die uitgaat boven 60 studiepunten.

Artikel 7.51b. Financiële ondersteuning in verband met niet opnieuw
verlenen accreditatie

Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële
ondersteuning van een student die aan de desbetreffende instelling is
ingeschreven voor een opleiding waaraan niet opnieuw accreditatie is
verleend waardoor de student niet langer aanspraak op studiefinanciering
maakt.

Artikel 7.51c. Voorwaarden voor financiële ondersteuning

Een student komt voor de financiële ondersteuning, bedoeld in de
artikelen 7.51 tot en met 7.51b, uitsluitend in aanmerking, indien:

a. de student voor de desbetreffende opleiding wettelijk collegegeld is
verschuldigd; en 

b. de student voor die opleiding aanspraak heeft of aanspraak heeft
gehad op de prestatiebeurs als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet
studiefinanciering 2000.

Artikel 7.51d. Financiële ondersteuning in verband met niet voldoen aan
nationaliteitsvereiste

Het instellingsbestuur kan voorzieningen treffen voor de financiële
ondersteuning van een student die aan de desbetreffende instelling is
ingeschreven voor een opleiding waarvoor aan hem nog geen graad is
verleend, en noch tot een van de groepen van personen, bedoeld in
artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 behoort, noch de
Surinaamse nationaliteit bezit.

Artikel 7.51e. Financiële ondersteuning voor niet-ingeschreven
studenten

1. Het instellingsbestuur kan voorzieningen treffen voor de financiële
ondersteuning van een persoon die niet aan de desbetreffende instelling
is ingeschreven, maar die, indien hij ingeschreven zou staan aan een
instelling, aanspraak zou hebben op een vorm van studiefinanciering als
bedoeld in artikel 5.2 van de Wet studiefinanciering 2000.

2. De financiële ondersteuning, bedoeld in het eerste lid

a. heeft de vorm van een overeenkomst,

b. wordt slechts getroffen voor de periode van een jaar,

c. wordt slechts getroffen voor een persoon die naar het oordeel van het
instellingsbestuur activiteiten uitvoert op bestuurlijk of
maatschappelijk gebied die mede in het belang zijn van de instelling en
niet commercieel van aard zijn, en

d. bevat in elk geval een regeling op grond waarvan de persoon voor wie
de voorziening wordt getroffen toegang heeft tot de voorzieningen van de
instelling, niet zijnde het onderwijs.

Artikel 7.51f. Hoogte van de financiële ondersteuning

De financiële ondersteuning, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met
7.51e, is niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit
hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou
hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben
mogen maken.

Artikel 7.51g. Voorziening voor aanvullende ondersteuning

In aanvulling op de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en
met 7.51e, kan een voorziening voor financiële ondersteuning worden
getroffen, die samen met de financiële ondersteuning ingevolge de
voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51e, hoger is
dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk
3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien
hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Deze
aanvulling wordt verstrekt onder de benaming: voorziening voor
aanvullende ondersteuning.

Artikel 7.51h. Instellingsregels

1. Het instellingsbestuur stelt regels van procedurele aard vast met
betrekking tot de toepassing van de artikelen 7.51 tot en met 7.51d,
waartoe in ieder geval behoren regels over de aanvang, de duur en de
hoogte van de financiële ondersteuning.

2. Het instellingsbestuur kan aan de toekenning van financiële
ondersteuning de verplichting verbinden dat de student feitelijk
studerend is.

Artikel 7.51i. Informatieplicht en administratieve vastlegging

Het instellingsbestuur stelt de student schriftelijk op de hoogte van de
financiële ondersteuning, bedoeld in deze paragraaf, waarbij het bedrag
van de aanvullende ondersteuning afzonderlijk wordt vermeld. Voorts legt
het instellingsbestuur de aan de student verstrekte financiële
ondersteuning vast in zijn administratie, onder vermelding van het
burgerservicenummer van de student en de hoogte van het toegekende
bedrag, waarbij de hoogte van de aanvullende ondersteuning afzonderlijk
wordt vermeld.

Artikel 7.51j. Open Universiteit

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op een student die aan
de Open Universiteit is ingeschreven voor een onderwijseenheid.

Paragraaf 2b. Financiële ondersteuning door Onze minister

Artikel 7.51k. Financiële ondersteuning bijzondere activiteiten door
Onze minister

1. Onze minister treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning
van een student die bestuurslid is van een van een rechtspersoon met
volledige rechtsbevoegdheid uitgaande politieke jongerenorganisatie van
enige omvang of van een landelijke organisatie van enige omvang die voor
het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooit en die daartoe
daadwerkelijke activiteiten ontplooit.

2. Bij ministeriële regeling worden de voorwaarden gesteld waaronder
deze financiële ondersteuning plaatsvindt.

3. De artikelen 7.51g en 7.51i zijn van overeenkomstige toepassing.

V

In artikel 8.1, eerste lid, wordt “onder a tot en met h” vervangen
door: in onderdeel a tot en met i.

W

	Artikel 9.6 komt als volgt te luiden:

Artikel 9.6 Verantwoordings- en inlichtingenplicht college van bestuur

	1. Het college van bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad
van toezicht.

	2. Het college van bestuur verstrekt de raad van toezicht de gevraagde
inlichtingen betreffende zijn besluiten en andere handelingen.

	3. Het college van bestuur verstrekt Onze minister de gevraagde
inlichtingen omtrent de universiteit.

X

In artikel 9.38, onderdeel b, vervalt: alsmede het vierde lid,.

Y

In artikel 9.53 wordt “bijzondere hoogleraar” vervangen door:
bijzonder hoogleraar.

Z

	Na artikel 11.11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.12  Bijzondere leerstoel Open Universiteit

	De artikelen 9.53 tot en met 9.58 zijn van overeenkomstige toepassing
op de Open Universiteit.

Aa

De aanduiding van Hoofdstuk 16 komt te luiden:

Hoofdstuk 16. Overgangsvoorzieningen onder meer in verband met de
invoering van de wet en voorschriften in verband met fusie, omzetting,
splitsing, verplaatsing en bestuursoverdracht.

Bb

In artikel 18.63 vervallen het eerste en het tweede lid en het cijfer
“3.” voor het derde lid.

Cc

In artikel 18.75 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid
tot het vijfde en zesde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Onze minister trekt de aanwijzing bedoeld in het derde lid in, indien
de instelling geen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs
geregistreerde opleiding verzorgt of niet wordt voldaan aan artikel
1.12, tweede, derde of vierde lid. Artikel 6.10, vierde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

	Artikel 2.5.9, tweede lid, komt te luiden:

	2. Indien uit de jaarrekening, uit de verklaring van de accountant,
bedoeld in artikel 2.5.3, vierde lid, of uit de resultaten van het
onderzoek, bedoeld in artikel 2.5.6, blijkt dat de rijksbijdrage op
onjuiste gronden is vastgesteld dan wel de besteding daarvan niet
rechtmatig of niet doelmatig was, kan Onze Minister correcties
aanbrengen op de rijksbijdrage. Onze Minister verrekent een correctie
met de rijksbijdrage voor het eerstvolgende jaar na het besluit tot
correctie, of betaalt uit in dat jaar.

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.104, onderdeel e, wordt “de artikelen 7.51, eerste tot en
met zesde lid, ” vervangen door: de artikelen 7.51 tot en met 7.51k,
tenzij het een voorziening voor aanvullende ondersteuning betreft als
bedoeld in artikel 7.51g,.

B

In artikel 6.14, eerste lid, onderdeel c, wordt “de artikelen 7.51,
eerste tot en met zesde lid,” vervangen door: de artikelen 7.51 tot en
met 7.51k,.

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING

	1.	Met uitzondering van artikel I, onderdeel E1, onder 2, treedt deze
wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 

	2.	Artikel I, onderdeel E1, onder 2, treedt in werking met ingang van
de eerste dag na plaatsing in het Staatsblad van deze wet en werkt terug
tot en met 1 januari 2014.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de 

hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1