[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33866 Adv RvSt inzake Uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Tr.2011, 73)

Uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Tr.2011, 73)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2014D05530, datum: 2014-02-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z02667:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.13.0164/II	's-Gravenhage, 17 juli 2013

Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2013, no. 13.001149, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en
Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister
van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de
op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut
van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie
van toelichting.

De bevoegdheid van het Internationaal Strafhof wordt uitgebreid met het
misdrijf van agressie. Voorts wordt het begrip oorlogsmisdrijven op
enkele punten aangevuld. Het wetsvoorstel strekt ertoe deze
strafbaarstelling ook te laten gelden voor de Nederlandse rechter.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de reikwijdte van het
volkenrechtelijke verbod van agressie, de omschrijving van de
Nederlandse strafrechtsmacht en mogelijke uitzonderingen op het verbod
op dumdumkogels, die voor een deel overeenkomen met opmerkingen in het
advies over het voorstel van rijkswet dat strekt tot goedkeuring van het
verdrag. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het
wetsvoorstel wenselijk is.

1.	Het misdrijf van agressie

Het Internationaal Strafhof kan kennisnemen van genocide, misdrijven
tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven; de bevoegdheid wordt nu
uitgebreid tot het misdrijf van agressie, gepleegd door een politiek of
militair leider. Er kan alleen sprake zijn van individuele
strafrechtelijke aansprakelijkheid als een staat een daad van agressie
pleegt tegen een andere staat.

Agressie is sinds 1928 verboden in het volkenrecht. In het Handvest van
de Verenigde Naties wordt bepaald dat de leden van de Verenigde Naties
zich in hun internationale betrekkingen onthouden van bedreiging of
gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke
onafhankelijkheid van een staat. Dit verbod van agressie richt zich tot
staten.

Daarnaast werden de politieke en militaire leiders van Duitsland en
Japan in de Tweede Wereldoorlog door de Tribunalen van Neurenberg en
Tokio berecht onder andere wegens misdrijven tegen de vrede, dat wil
zeggen: voor hun aandeel in de door Duitsland en Japan gepleegde
agressie.

Bij de totstandkoming van het Internationaal Strafhof werd bepaald dat
het Strafhof mede bevoegd zou zijn kennis te nemen van het misdrijf
agressie, maar omdat de oprichtende staten het niet eens konden worden
over een definitie van agressie, werd dit onderdeel van de rechtsmacht
uitgesteld tot die overeenstemming zou zijn gevonden.

Die overeenstemming is nu bereikt. Daarbij is gebruik gemaakt van de
(niet bindende) definitie van agressie die al in 1974 was neergelegd in
een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

In de jaren na 1945 is discussie gevoerd over de vraag of, naast het
recht op individuele en collectieve zelfverdediging van staten en de
bevoegdheid van de Veiligheidsraad om in uiterste instantie geweld te
gebruiken ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid, het
volkenrecht nog meer ruimte laat voor uitzonderingen op het verbod van
agressie:

humanitaire interventie, dat kan worden omschreven als: het gebruik van
geweld door een of meer staten (of een internationale organisatie) tegen
een andere staat, zonder toestemming van diens regering, ter voorkoming
of beëindiging van ernstige en grootschalige schendingen van
fundamentele mensenrechten, al dan niet met machtiging van de
Veiligheidsraad,

het concept van ‘responsibility to protect’, dat uitgaat van de
verantwoordelijkheid van iedere staat om zijn eigen bevolking te
beschermen tegen genocide, oorlogsmisdrijven, etnische zuivering en
misdrijven tegen de menselijkheid, maar dat veronderstelt dat de
internationale gemeenschap de verantwoordelijkheid heeft om daarbij hulp
te bieden, in uiterste instantie ook met gewapend geweld. Dat laatste is
echter alleen mogelijk met machtiging van de Veiligheidsraad,

uitoefening van het recht op zelfverdediging nog voor er sprake is van
agressie vanuit een andere staat, in de vorm van preëmptief optreden
(militaire actie tegen een op handen zijnde aanval), of ook wel van
preventief optreden (militaire actie om te voorkomen dat het
veronderstelde gevaar in het stadium van een dreigende aanval komt).

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de huidige stand
van het volkenrecht met betrekking tot mogelijke uitzonderingen op het
verbod van agressie en op de vraag of er aanleiding is dit te
verdisconteren in de delictsomschrijving van het misdrijf agressie.

2.	Nederlandse strafrechtsmacht

De Wet internationale misdrijven bepaalt dat de Nederlandse strafwet
toepasselijk is op internationale misdrijven, indien de verdachte zich
in Nederland bevindt of indien het misdrijf is gepleegd door of tegen
een Nederlander. Het criterium dat het feit is gepleegd tegen een
Nederlander (het passief personaliteitsbeginsel) is voor de nu strafbaar
gestelde internationale misdrijven adequaat, omdat zulke misdrijven
vrijwel altijd gericht zijn tegen individuele slachtoffers en de
strafwaardigheid ook is gelegen in het leed dat de slachtoffers is
aangedaan.

Voor het misdrijf agressie kan dat anders liggen. Het gaat bij agressie
veelal om vormen van gewapend geweld, gericht tegen het grondgebied, de
havens, de kusten of de strijdkrachten van een andere staat, zoals uit
de delictsomschrijving blijkt. Agressie is dan ook niet altijd
rechtstreeks gericht tegen individuen en hoeft niet onmiddellijk tot
doden of gewonden te leiden. Gelet hierop rijst de vraag of de
gerichtheid tegen Nederland, als voorwaarde van strafbaarheid, voldoende
nauwkeurig is uitgedrukt met het criterium dat het feit is gepleegd
tegen een Nederlander.

De Afdeling adviseert nader te bezien of Nederland tevens
strafrechtsmacht zou moeten hebben voor het misdrijf agressie indien het
misdrijf is gericht tegen het grondgebied, de havens, de kusten of de
strijdkrachten van Nederland.

3.	Dumdumkogels

Het Internationaal Strafhof kan iemand berechten voor het gebruik van
“kogels die in het menselijk lichaam gemakkelijk in omvang toenemen of
platter worden” tijdens internationale gewapende conflicten; voortaan
is berechting ook mogelijk bij gebruik van zulke kogels in
niet-internationale gewapende conflicten. Het gaat meestal om kogels met
een holle of zachte punt, die zich sterk uitbreiden bij inslag en
daardoor veel grotere verwondingen aanrichten dan andere kogels. Dit
type kogel is al in 1899 op de Haagse Vredesconferentie volgens een
niet-bindende afspraak verboden.

a.	Bij aanvaarding van de wijziging van het Statuut van het Strafhof is
een resolutie aanvaard waarbij de “Elementen van misdrijven” zijn
aangevuld. De “Elementen van misdrijven” zijn hulpmiddelen voor het
Internationaal Strafhof bij de interpretatie van het Statuut; zij zijn
niet bindend. In deze aanvulling wordt onderstreept dat van een
oorlogsmisdrijf slechts sprake is indien de pleger zich ervan bewust was
dat de aard van de kogels zodanig was dat het gebruik ervan het lijden
of het verwondend effect onnodig verergerde (“The perpetrator was
aware that the nature of the bullets was such that their employment
would uselessly aggravate suffering or the wounding effect”).

De toevoeging aan de “Elementen van misdrijven” vloeit volgens de
toelichting voort uit de zorg van enkele landen dat tijdens bepaalde
politieoperaties (bijvoorbeeld gijzelingontzetting in een vliegtuig)
gebruik kan blijven worden gemaakt van desbetreffende kogels. De
omschrijving in de “Elementen van misdrijven” is niet terug te
voeren op de tekst van het Statuut van het Strafhof en is evenmin
overgenomen in de delictsomschrijving in het wetsvoorstel.

De Afdeling neemt aan dat de Nederlandse strafrechter in het concrete
geval uitsluitend zal toetsen aan de delictsomschrijving zelf. Zij
adviseert dit voor de goede orde in de toelichting te verduidelijken.

b.	Uit de toelichting blijkt niet met zoveel woorden of de regering het
standpunt van sommige landen deelt dat het gebruik van dumdumkogels bij
bepaalde politieoperaties mogelijk moet blijven. De Afdeling adviseert
hier in de toelichting op in te gaan en tevens aan te geven of dit type
kogels in gebruik is bij de Nederlandse krijgsmacht of de nationale
politie.

4.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.   

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W03.13.0164/II

In artikel 8b, tweede lid, onderdeel a, “het gevolg is van deze
invasie of aanval” wijzigen: “het gevolg is van een dergelijke
invasie of aanval” (Engels: “resulting from such invasion or
attack”; Frans: “rĂ©sultant d’une telle invasion ou d’une telle
attaque”).

In artikel 8b, tweede lid, onderdeel a, “enige annexatie” wijzigen
in: “de annexatie” (het Engels geeft “any annexation”, maar het
Frans “l’annexion”; de nuance blijkt uit het vervolg: “annexatie

 van het grondgebied van een andere staat of deel daarvan”).

In artikel 8b, tweede lid, onderdeel e, “de inzet van strijdkrachten
van een staat die met instemming van de ontvangende staat op het
grondgebied van een andere staat aanwezig zijn, ” wijzigen in: de
inzet van strijdkrachten van een staat die met instemming van een andere
staat aanwezig zijn op het grondgebied van die staat, .

In artikel 8b, tweede lid, onderdeel f, “het optreden van een staat
waarbij wordt toegestaan dat” wijzigen in: ”het feit dat een staat
toestaat dat” (vergelijk het Frans: “Le fait pour un État de
permettre que”).

De hiervoor voorgestelde wijzigingen van artikel 8 overnemen in de
officiële (niet-authentieke) Nederlandse vertaling van het verdrag.

 	Voorstel van rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van de op 10 en 11
juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome
inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73) (Zaak no.
W03.13.0155).

 	Algemeen verdrag inzake het afwijzen van oorlog als instrument van
nationaal beleid (Kellogg-Briand-Pact), 27 augustus 1928, League of
Nations Treaty Series 1929, 233.

 	Artikel 2, vierde lid, van het Handvest van de Verenigde Naties.

 	De beginselen van internationaal recht, neergelegd in het Handvest van
het Tribunaal van Neurenberg (United Nations Treaty Series 1951, blz.
284), werden bevestigd in het vonnis van dat Tribunaal en daarna
herbevestigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
(resolutie 95 (I) van 1 december 1945) en geherformuleerd door de
International Law Commission van de Verenigde Naties.

 	Artikel 5, tweede lid, van het Statuut van Rome inzake het
Internationaal Strafhof, Rome, 17 juli 1998, Trb. 2000, 120.

 	Resolutie 3314 (XXIX) van 14 december 1974.

 	Artikel 51 respectievelijk hoofdstuk VII van het Handvest van de
Verenigde Naties.

 	Adviesraad internationale vraagstukken, Nederland en de
‘responsibility to protect’, de verantwoordelijkheid om mensen te
beschermen tegen massale wreedheden, publicatie no. 70, juni 2010, blz.
18.

 	Resolutie van de Algemene Vergadering 60/1 van 24 oktober 2005, §
138-139.

 	Adviesraad internationale vraagstukken, Preëmptief optreden,
publicatie no. 36, juli 2004, blz. 17-19, met als conclusie dat een
ruime interpretatie van het recht op zelfverdediging tot nu toe meestal
niet geaccepteerd.

 	Artikel 2, eerste lid, van de Wet internationale misdrijven.

 	Amendement op artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het
Internationaal Strafhof, overeengekomen op 10 juni 2010 tijdens de
Herzieningsconferentie e Kampala, Trb. 2011, 73 (artikel 8, tweede lid,
onderdeel e, subonderdeel XV).

 	Declaration concerning the Prohibition of the Use of Bullets which can
Easily Expand or Change their Form inside the Human Body such as Bullets
with a Hard Covering which does not Completely Cover the Core, or
containing Indentations.

 	Artikel 9 van het Statuut van Rome.

 	Toelichting, § 2.1 (Wijziging artikel 8).

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING